1.1 Wet differentiatie vliegbelasting
Het wetsvoorstel beoogt een differentiatie in te voeren van de vliegbelasting gebaseerd op de eindbestemming van passagiers.
De tariefhoogte wordt bepaald aan de hand van een indeling in drie categorieën:
a) laag tarief: voor eindbestemmingen in staten die zijn opgenomen in bijlage A bij het wetsvoorstel geldt een tarief van € 29,40 per passagier;
b) midden tarief: voor eindbestemmingen in staten die zijn opgenomen in bijlage B bij het wetsvoorstel geldt een tarief van € 47,24 per passagier;
c) hoog tarief: voor eindbestemmingen in staten die niet in bijlage A of bijlage B zijn opgenomen geldt een tarief van € 70,86 per passagier
In de toelichting zit een uitgebreide beschrijving welke bestemmingen in bijlage A of bijlage B zijn opgenomen. In grote lijnen vallen onder bijlage A de eindbestemmingen van staten waarvan de hoofdstad is gelegen op een afstand tot circa 2.000 km van Amsterdam en in categorie B vallen de staten waarvan de hoofdstad doorgaans is gelegen op een afstand tussen circa 2.000 en circa 5.500 kilometer van Amsterdam
1.2 Aanpassing zuiveldefinitie
Nederland kent sinds 1993 een verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Van oudsher zijn deze belastingen niet van toepassing op melk en karnemelk, omdat dit geen zogenoemde “gezoete en aromatische” dranken zijn. Daarnaast zijn van oudsher ook andere uit melk of melkproducten bereide dranken van deze belastingen uitgezonderd, omdat zij “in overwegende mate het karakter van een zuivelproduct hebben”. De uitzondering van laatstgenoemde producten is geregeld via de zogenoemde zuiveluitzondering in de wet. Ook sojadranken die wat betreft vet- en eiwitgehalte overeenkomen met melkproducten vallen onder deze zuiveluitzondering.
In de huidige Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (WVAD) is de zuiveluitzondering gebaseerd op het melkvetgehalte van de alcoholvrije drank. Door het lage percentage melkvet dat in de wettelijke definitie is opgenomen, namelijk minimaal 0,02%mas melkvet, is de uitzondering in de praktijk ook van toepassing op alcoholvrije dranken waaraan een minimale hoeveelheid melkvet is toegevoegd. Dit is te zien in de supermarkten, waar de laatste jaren steeds meer vruchten- en groentesappen en frisdranken worden aangeboden met een vleugje zuivel. Deze dranken hebben echter geenszins “in overwegende mate het karakter van een zuivelproduct”. Daarnaast vallen ook zuiveldranken met toegevoegde ingrediënten, zoals suiker, onder de huidige zuiveluitzondering. Dit betreft bijvoorbeeld chocolade- en frambozenmelk. Ook over dit soort alcoholvrije dranken is op dit moment dus geen verbruiksbelasting verschuldigd. Dit vindt het kabinet niet opportuun. Het kabinet stelt daarom voor de vormgeving van de zuiveluitzondering aan te passen.
Het kabinet stelt voor alleen nog zuiveldranken van de verbruiksbelasting uit te zonderen die niet gezoet en aromatisch zijn en waaraan geen geur- of smaakstoffen zijn toegevoegd. Dit betreft in ieder geval magere, halfvolle en volle melk (hierna melk) en karnemelk. Hiermee sluit het kabinet aan bij de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad (hierna: Richtlijnen goede voeding). In deze richtlijnen wordt onder zuivel verstaan melk, yoghurt en kaas.
De voorgestelde wijziging betekent dat een aantal zuiveldranken dat nu is uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, na de wetswijziging wel met verbruiksbelasting wordt belast. Dit betekent dat sojadranken met een suikergehalte van niet meer dan 5,0 gewichtspercenten en een verzadigd vetgehalte van niet meer dan 1,1 gewichtspercenten van de verbruiksbelasting blijven uitgezonderd. Vanaf het moment dat een sojadrank een suikergehalte van meer dan 5 gewichtspercenten bevat of een verzadigd vetgehalte van meer dan 1,1 gewichtspercenten, of allebei, is over deze drank verbruiksbelasting verschuldigd