Het wetsvoorstel box 3 op basis van werkelijk rendement met beoogde ingangsdatum 1 januari 2028, is bij de Tweede Kamer ingediend.
Werkelijk rendement
Als dit voorstel ongewijzigd en op tijd door de Tweede en Eerste Kamer wordt aangenomen, wordt in box 3 vanaf (beoogd) 2028 het werkelijke rendement op uw vermogen belast. Dit werkelijke rendement omvat alle directe en indirecte rendementen.
Directe rendementen
Directe rendementen zijn bijvoorbeeld ontvangen rente op bank- en spaarrekeningen, ontvangen dividenden op beleggingen en ontvangen huuropbrengsten. Voor onroerende zaken gelden nog de volgende aanvullende bepalingen:
- Wordt een onroerende zaak minstens 90% van het kalenderjaar verhuurd (categorie I), dan wordt de totale huuropbrengst belast; dus inclusief vergoedingen voor nutsvoorzieningen, servicekosten en dergelijke.
- Als een onroerende zaak niet verhuurd wordt (categorie II), dan wordt er een vastgoedbijtelling voorgesteld. De bedoeling is een vastgoedbijtelling ter hoogte van 3,35% van de WOZ-waarde.
- De derde categorie bestaat uit een onroerende zaak die verhuurd wordt, maar minder dan 90% van het jaar. Dan wordt zowel berekend welk bedrag in aanmerking zou moeten worden genomen als sprake zou zijn van categorie I, als van categorie II. Het hoogste van die twee wordt dan in aanmerking genomen voor box 3.
Indirecte rendementen
Bij indirecte rendementen moet u denken aan verkoopwinsten en -verliezen op beleggingen en/of overige bezittingen. Naast deze gerealiseerde rendementen tellen echter ook ongerealiseerde rendementen mee. De jaarlijkse waardeontwikkelingen van uw beleggingen en overige bezittingen behoren dus ook tot uw indirecte rendementen.
Let op!
Voor onroerende zaken omvat het indirecte rendement de winst of het verlies bij verkoop. U hoeft bij onroerende zaken echter niet de jaarlijkse waardeontwikkeling tot uw indirecte rendement te rekenen. Ook bij aandelen in start-ups en scale-ups telt de jaarlijkse waardeontwikkeling niet mee. Bij onroerende zaken, start-ups en scale-ups wordt in de plaats daarvan de winst of het verlies bij verkoop als indirect rendement belast.
Kostenaftrek
Bij het berekenen van uw werkelijke rendement mag u volgens dit wetsvoorstel rekening houden met kosten zoals de betaalde rente, de kosten van een bankrekening, de kosten bij aan- en verkoop van uw beleggingen en overige bezittingen en de onderhoudskosten van uw onroerende zaken.
Tarief
Het voorgestelde tarief in box 3 vanaf 2028 bedraagt 36%. U betaalt dan 36% belasting over uw werkelijke rendement, verminderd met een heffingsvrij inkomen van € 1.800.
Let op!
Heeft u in een jaar een negatief rendement, dan mag u dat in aftrek brengen op positieve rendementen in de volgende kalenderjaren. Er gaat wel een verliesdrempel van € 500 gelden. De eerste € 500 aan negatief rendement is dan dus niet verrekenbaar.
Vanaf 2028?
Het is nog lang niet zeker dat het nieuwe box 3-stelsel per 2028 ingaat. Om de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2028 te kunnen halen, moet de Tweede Kamer uiterlijk op 15 maart 2026 met het wetsvoorstel instemmen. Nu het kabinet demissionair is, is onduidelijk of de huidige plannen doorgaan en zo ja, of de ingangsdatum van 1 januari 2028 wordt gehaald.
Let op!
De wijze waarop het werkelijke rendement vanaf 2028 berekend wordt in dit wetsvoorstel, wijkt af van de wijze waarop het werkelijke rendement in de jaren tot en met 2027 berekend wordt. Deze berekening is opgenomen in het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3, dat op 12 juni 2025 door de Tweede Kamer is aangenomen en nu bij de Eerste Kamer ligt. Beoogde inwerkingtreding van dit laatste wetsvoorstel is 1 juli 2025.