Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft recent geoordeeld dat de Stichting Keurmerk Fysiotherapie een onderneming drijft en daarmee deelneemt aan het economische verkeer. Dit in tegenstelling tot een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland.
Sinds 2014 zet de stichting zich in voor het verbeteren van de kwaliteit en doelmatigheid van fysiotherapeutische zorg, onder meer via een kwaliteitsregeling, keurmerk en kwaliteitsregister. In 2018 waren zo’n 3.000 fysiotherapeuten aangesloten, en behaalde de stichting een positief resultaat van € 263.523. De vraag die centraal stond: is de stichting vennootschapsbelasting verschuldigd?
De rechtbank oordeelde eerder van niet, omdat de activiteiten zich volgens haar beperkten tot een besloten kring van deelnemers. De Belastingdienst ging in hoger beroep – met succes.
Het hof stelt nu vast dat het deelnemersbestand van de stichting niet zodanig besloten is dat geen sprake zou zijn van deelname aan het economische verkeer. Sterker nog, het bestand groeit jaarlijks flink, en er is nog veel potentieel. Deelname aan het keurmerk stelt praktijken bovendien in staat om hogere vergoedingen te declareren bij steeds meer zorgverzekeraars. Daarmee vervult de stichting een duidelijke intermediaire rol, waarvoor deelnemers betalen. Ook worden er betaalde cursussen aangeboden en zorgdata gedeeld met externe partijen.
Deze commerciële activiteiten en structurele exploitatie-overschotten wijzen volgens het hof op een winstoogmerk – ongeacht wat daarover in de statuten staat. Het hoger beroep van de inspecteur is dan ook gegrond verklaard. De stichting wordt hiermee volgens het Hof belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
De zaak is hiermee nog niet afgedaan, want de procedure ligt nu voor de Hoge Raad.
