De Belastingdienst heeft op 25 april 2025 via de Kennisgroep Omzetbelasting een standpunt gepubliceerd over de toepassing van de platformfictie bij dropshipping vanuit derde landen (KG:210:2025:7 Platformfictie). Uit dit standpunt blijkt dat de platformfictie uit artikel 3c, eerste lid, Wet op de omzetbelasting 1968 niet van toepassing is in situaties waarin een Nederlandse ondernemer via een buiten de EU gevestigd platform goederen bestelt die rechtstreeks naar Nederlandse consumenten worden verzonden. De reden: er is geen sprake van een afstandsverkoop aan een particulier, maar van een levering aan een btw-ondernemer.
Wat betekent dit voor webwinkels?
Indien ondernemers goederen inkopen bij een niet-EU leverancier via een platform, en deze goederen rechtstreeks aan consumenten laten verzenden, kan het platform niet automatisch als ‘fictieve leverancier’ worden aangemerkt. Dit betekent dat de btw-verlegging naar de Nederlandse ondernemer geldt, en dat de invoerregeling onterecht is toegepast als het platform zich op basis van gegevens had moeten realiseren dat de afnemer een btw-ondernemer is.
Gevolgen en aandachtspunten:
- Onjuiste toepassing van de invoerregeling kan leiden tot naheffingen van invoer-btw door de douane, gericht aan de vervoerder.
- Nederlandse ondernemers zijn zelf verantwoordelijk voor de aangifte en afdracht van btw op deze leveringen.
- Platformexploitanten moeten zorgvuldig vaststellen of de afnemer een ondernemer is, ook zonder expliciet btw-nummer, op basis van bestelgedrag of gebruikte software.
Let op!
Gebruik je als ondernemer dropshippingsoftware die automatisch orders plaatst via een buitenlands platform, dan kan dit invloed hebben op de btw-behandeling van je leveringen.