Financiële maatregelen zorgaanbieders

Bijgewerkt: 13-07-2020

Zorgverzekeraars en zorgkantoren hebben een pakket maatregelen getroffen zodat de zorgverlening niet onnodig wordt belast met financiële onzekerheden of administratieve beslommeringen.

Doelstelling tijdelijke maatregelen
Het doel is de continuïteit van zorg op de korte termijn te garanderen en op langere termijn te borgen. Daarbij is het uitgangspunt dat een negatief effect van de coronacrisis op de financiële positie van een zorgaanbieder wordt geneutraliseerd. De geboden maatregelen zijn tijdelijk en moeten op korte termijn knelpunten in de uitvoering oplossen.

Basisinfrastructuur en (tijdelijke) verpleeghuiszorg
Voor zorgaanbieders en zorgverleners die direct betrokken zijn bij de hulp aan besmette patiënten (de basisinfrastructuur) en zorg voor kwetsbare mensen geldt het volgende:

  • Zorgaanbieders worden via adequate bevoorschotting door iedere zorgverzekeraar voorzien in de benodigde liquiditeit, passend bij de omvang van de contractueel overeengekomen omzet of, waar die ontbreekt, een zo goed mogelijke raming daarvan (bij een situatie zonder corona-uitbraak). Voor deze zorgaanbieder geldt de continuïteitsbijdrageregeling niet.
  • De extra kosten van de corona-aanpak – na (impliciete) goedkeuring binnen het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) en in afstemming met de meest betrokken zorgverzekeraar(s) – worden door alle zorgverzekeraars vergoed. Dit geldt ook voor kosten die redelijkerwijs in lijn liggen met de binnen het ROAZ gemaakte afspraken.
  • Zorgverzekeraars en zorgkantoren zoeken met de betrokken instellingen naar een passende oplossing voor de gevolgen van onderbenutting van capaciteit of verschuivingen binnen het zorgaanbod en beschikbaar te houden voor (toekomstige) zorgvraag. De inzet daarbij is dat de gevolgen van de coronacrisis voor de financiële positie in 2020 van deze zorgaanbieders geneutraliseerd worden.

Hiermee richten de zorgverzekeraars en zorgkantoren zich in eerste instantie op zorgaanbieders in de basisinfrastructuur en (tijdelijke) verpleeghuiszorg.

Zorgverzekeringswet (Zvw)

Gecontracteerde zorg
Ook alle andere zorgaanbieders die met een zorgverzekeraar een contract hebben afgesloten, worden ondersteund met maatregelen, gericht op de beschikbaarheid en continuïteit van de zorg op korte en langere termijn. De concrete uitwerking van de maatregelen vergt echter de nodige tijd.

Op hoofdlijnen houden de maatregelen het volgende in:

  • Voor de periode 1 maart tot 1 juli 2020 ontvangen zorgaanbieders die in financiële problemen (dreigen te) komen ondersteuning, in de vorm van een continuïteitsbijdrage of vooruitbetaling (zie hierna).
  • Nader te bepalen extra kosten (meerkosten) die zorgaanbieders door de coronacrisis moeten maken, kunnen worden gedeclareerd. Het gaat om meerkosten die een zorgaanbieder maakt voor een individuele verzekerde of voor een groep verzekerden (zoals extra persoonlijke beschermingsmiddelen) of kosten die gemaakt moeten worden om bijvoorbeeld patiëntenstromen goed te scheiden. Ook de kosten van op expliciet verzoek actief leeg en beschikbaar gehouden zorgcapaciteit voor coronapatiënten vallen onder deze meerkosten.
  • Het streven is naar uniforme regelingen voor alle zorgverzekeraars en alle soorten zorgaanbieders.

De randvoorwaarden die daarbij gelden zijn op hoofdlijnen:

  • Zorgaanbieders die van deze ondersteuning gebruik gaan maken, zien daarmee af van een beroep op de algemene regelingen van het noodpakket banen en economie voor bedrijven en zelfstandigen. Dit geldt niet voor het deel van de zorgkosten dat niet door de zorgverzekeraar wordt vergoed op basis van de zorgverzekering en/of de aanvullende ziektekostenverzekering. Het geldt ook niet voor het deel van de omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van vergoeding door zorgverzekeraars. Het gebruik maken van fiscale regelingen is wel toegestaan.
  • Zorgaanbieders die van de regeling gebruik maken committeren zich eraan dat zij zoveel mogelijk  – onder inachtneming van de overheidsmaatregelen – de reguliere zorg blijven leveren met aandacht voor doelmatigheid en gepast gebruik en dat zij alle zorg goed blijven registreren. Binnen de bestaande overheidsmaatregelen moet aantoonbaar worden ingezet op maximale inzet van zorg op afstand. Daarnaast moeten zorgaanbieders in de periode van vraaguitval in het reguliere werk, waar nodig beschikbaar zijn voor het bieden van noodzakelijke zorg, zowel door personele inzet als via faciliteiten en hulpmiddelen.
  • Zorgaanbieders die gebruik maken van deze regeling moeten zowel op de korte als op de langere termijn instandhouding van de capaciteit nastreven (personeel en middelen).
  • Uitgangspunt is dat de combinatie van deze maatregelen met het inlopen van wachtlijsten na de coronacrisis voor de betrokken zorgaanbieders niet leidt tot een financieel voordeel.

Continuïteitsbijdrage
De continuïteitsbijdrageregeling staat open voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract) die zorg verlenen die op dit moment valt onder de basisverzekering of de aanvullende zorgverzekering. Inzet van zorgverzekeraars is dat hun verzekerden zowel tijdens als na afloop van de coronacrisis een beroep kunnen blijven doen op de zorg, waarvoor zij verzekerd zijn.

Zorgaanbieders die na de coronacrisis weer hun normale (volledige) omzet hebben, krijgen deze volledig vergoed conform de afspraken die ze daarover hebben gemaakt met de zorgverzekeraars. Zorgaanbieders die niet in staat zijn gemiste omzet in te halen, hebben over het hele jaar door de continuïteitsbijdrage toch een bijna volledige omzet.

De voorwaarden van de continuïteitsbijdrageregeling luiden op hoofdlijnen als volgt:

  • Vanaf 15 mei 2020 kunnen zorgaanbieders een continuïteitsbijdrage aanvragen.
  • De regeling geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020 en loopt tot en met 30 juni 2020. De regeling kan verlengd worden als zorgverzekeraars dat noodzakelijk achten, hetgeen voor hulpmiddelenleveranciers (verlenging tot en met 30 september 2020) is gebeurd. Medio 2021 zal de continuïteitsbijdrage definitief worden vastgesteld en vindt ook de definitieve afrekening plaats.
  • De eerste uitbetaling vindt plaats in de maand mei over de maanden maart en april en vervolgens elke maand zolang de regeling van kracht is.
  • De continuïteitsbijdrage wordt toegekend om gedurende de coronacrisis de capaciteit van het zorgaanbod in stand te houden en beoogt een redelijke tegemoetkoming te geven voor gemiste dekking van doorlopende vaste kosten, zoals loonkosten (ook van de praktijkhouder en structurele inhuur van zelfstandigen), vastgoedkosten en overige vaste kosten. Variabele kosten zijn uitgesloten.
  • De hoogte van de bijdrage is per sector verschillend en is afhankelijk van de vaste lasten van de sector en de mate waarin de sector nog in staat is om zorg te leveren. De bijdrage is gebaseerd op de normale omzet die zorgverzekeraars zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende verzekeringen en varieert van 55% tot 87%.
  • De continuïteitsbijdrage hoeft niet te worden terugbetaald, maar wordt, voor zover billijk en mogelijk, wel verrekend met de productie gedurende de maanden dat deze van toepassing is en met de eventuele hogere productie als gevolg van geleverde inhaalzorg daarna.
  • De zorgaanbieder mag geen aanspraak doen op regelingen uit het noodpakket banen en economie dat het kabinet voor de coronacrisis heeft opgesteld, behalve voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van de vergoeding uit de continuïteitsbijdrageregeling.

Zorg door of via opticiens en niet-gecontracteerde audiciens is uitgesloten van de continuïteitsbijdrageregeling. Voor aanbieders in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) geldt (ten opzichte van andere sectoren) een aangepaste regeling, die rekening houdt met de trajectbekostiging in de ggz.

Daarnaast zijn uitgezonderd zorgorganisaties met een omzet groter dan € 10 miljoen, zoals de algemene en universitaire ziekenhuizen, categorale instellingen, instellingen die lid zijn van Revalidatie Nederland en een aantal andere grote instellingen, bijvoorbeeld in de geestelijke gezondheidszorg en wijkverpleging. De zorgverzekeraars hebben voor deze zorgaanbieders begin juli 2020 aparte continuïteitsregelingen getroffen.

Inhaalzorg
Zorgaanbieders die na de coronacrisis weer hun normale (volledige) omzet hebben, krijgen deze volledig vergoed conform de afspraken die ze daarover hebben gemaakt met de zorgverzekeraars. Zorgaanbieders die niet in staat zijn gemiste omzet in te halen, hebben over het hele jaar door de continuïteitsbijdrage toch een bijna volledige omzet.

Zorgverzekeraars verwachten wel dat zorgverleners waar mogelijk inhaalzorg gaan leveren. Alleen zo is er voldoende capaciteit om de wachtlijsten niet onnodig te laten oplopen. Zodra zorgaanbieders de niet-verleende zorg inhalen boven de reguliere zorg, geldt daarvoor een aangepaste vergoeding.

In de berekening van de continuïteitsbijdrage wordt alle in de zes maanden na afloop van de continuïteitsbijdrage boven de normomzet geleverd zorg beschouwd als inhaalzorg. Via de continuïteitsbijdrage zijn in de periode maart tot en met juni 2020 de vaste lasten al vergoed. Daarom kan voor de inhaalzorg worden volstaan met een lagere vergoeding.

Met de vergoeding van inhaalzorg kunnen de loonkosten van medewerkers gedekt worden. Op deze manier is geen sprake van dubbele betaling, maar worden extra kosten die een zorgaanbieder voor inhaalzorg maakt wel vergoed.

Vooruitbetaling
Voor zorgaanbieders in bepaalde branches is een aanvullende vooruitbetalingsregeling getroffen, die er in voorziet dat al eerder dan eind mei 2020 een betaling van de continuïteitsbijdrage wordt gedaan, om te voorkomen dat financiële problemen ontstaan.

Het gaat om de volgende branches:

  • eerstelijns laboratoria;
  • mondzorg;
  • kraamzorg;
  • fysiotherapie;
  • oefentherapie;
  • ergotherapie;
  • wijkverpleging;
  • zittend ziekenvervoer;
  • zelfstandige behandelcentra in de medisch specialistische zorg.

Zorgaanbieders uit deze branches met een zorgcontract kunnen, als dat echt noodzakelijk is, vanaf 14 april 2020 een eenmalige vooruitbetaling aanvragen via VECOZO. Voor sommige branches kan een andere aanvraagprocedure gelden. De vooruitbetaling hoeft dus maar op één plaats te worden aangevraagd en wordt vervolgens door de afzonderlijke zorgverzekeraars uitbetaald.

De voorwaarden van de vooruitbetaling luiden op hoofdlijnen als volgt:

  • De vooruitbetaling bedraagt in beginsel 70% van de gemiddeld door zorgverzekeraars vergoede maandomzet.
  • Vanaf 20 april 2020 wordt de vooruitbetaling uitgekeerd, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Het streven is uitbetaling binnen een week.
  • Alleen bedragen vanaf € 250 euro per maand per zorgverzekeraar worden uitbetaald.
  • Een toegekende vooruitbetaling wordt direct verrekend met alle te ontvangen declaraties, alle vordering(en) die nog ontstaan op de zorgaanbieder en/of de continuïteitsbijdrage.
  • De zorgaanbieder moet zijn declaraties vanaf maart 2020 gedurende het verdere kalenderjaar 2020 rechtstreeks indienen bij de zorgverzekeraar. Het is alleen toegestaan declaraties naar de verzekerde te sturen voor geleverde, maar op basis van de polisvoorwaarden niet vergoede zorg.

Zorgaanbieders uit andere branches dan hierboven genoemd die op korte termijn financiële problemen verwachten, kunnen contact opnemen met hun primaire zorgverzekeraar.

Niet-gecontracteerde zorg
Zorgaanbieders die geen contract hebben afgesloten kunnen soortgelijke problemen ondervinden. Omdat het maken van een centrale regeling niet goed mogelijk is, worden deze zorgaanbieders geadviseerd in eerste aanleg wel een beroep te doen op de algemene regelingen van het noodpakket banen en economie voor bedrijven en zelfstandigen.

Daarnaast kunnen deze zorgaanbieders een beroep doen op de continuïteitsbijdrage en de vooruitbetaling.

De aanvraagprocedure voor een vooruitbetaling aan een niet-gecontracteerde zorgaanbieder is op hoofdlijnen hetzelfde als die voor een gecontracteerde zorgaanbieder. Wel moet voor het kalenderjaar 2020 een tijdelijke contractuele relatie met de zorgverzekeraar worden aangaan en een Ultimate Beneficial Owner‐verklaring overgelegd. Ook moet de niet-gecontracteerde zorgaanbieder een bepaald minimum aan zorgprestaties hebben geleverd in het eerste kwartaal van 2020. In het buitenland geleverde zorg is uitgesloten.

Administratieve vereisten
Alle zorgverzekeraars zorgen ervoor dat:

  • Declaraties voor verleende zorg zo snel mogelijk worden betaald.
  • Het aanvraagproces voor machtigingen waar mogelijk nog verder wordt versneld.
  • Controles gepast worden ingezet, rekening houdend met de genomen crisismaatregelen, zodat zorgtaken nu niet onnodig worden belemmerd.

Financiële problemen ondanks continuïteitsbijdrage
Zorgaanbieders die ondanks de continuïteitsbijdrage toch in financiële problemen dreigen te komen, kunnen contact opnemen met de preferente zorgverzekeraars (hardheidsclausule).

Daarnaast hebben zorgverzekeraars een zorgplicht. In geval van een faillissement, moeten zorgverzekeraars ervoor zorgen dat hun verzekerden toegang hebben tot de zorg die zij nodig hebben. Wanneer meer (groepen van) zorgaanbieders in financiële problemen komen, kan dit risico’s met zich meebrengen voor de zorgplicht. Zorgaanbieders die ieder voor zich niet essentieel zijn voor de zorgplicht, kunnen dat collectief wel zijn. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is zich hier van bewust en neemt dit nadrukkelijk mee in het toezicht op de zorgplicht.

Ondanks de continuïteitsbijdrage is het niet uit te sluiten dat instellingen uiteindelijk toch failliet gaan. Naar de mening van het kabinet staat dit echter los van de inzet en steun van de zorgverzekeraars voor zorgaanbieders.

Wet langdurige zorg (Wlz)
Alle aanbieders van langdurige zorg (waaronder ouderenzorg, zorg voor mensen met een beperking en zorg voor mensen met een psychische stoornis) hebben in toenemende mate te maken met financiële onzekerheden door de coronacrisis. Enerzijds doordat veel zorgaanbieders met hogere en andere kosten worden geconfronteerd, anderzijds is sprake van teruglopende inkomsten door bijvoorbeeld vraaguitval of gedwongen sluiting van dagbesteding.

Zorgkantoren bieden op vier fronten duidelijkheid voor zorgaanbieders.

Financiering van extra kosten
Zorgaanbieders maken de komende periode extra kosten voor het leveren van zorg. Deze extra kosten kunnen straks vergoed worden via een nieuwe regeling van de NZa (vergelijkbaar met de al bestaande BRMO‐beleidsregel). De gemaakte extra kosten, die voortvloeien uit de coronacrisis voor het leveren van zorg binnen de Wlz, worden apart geregistreerd door zorgaanbieders. Waar nodig kan de bevoorschotting hierop worden toegesneden.

Deze financieringsmogelijkheid loopt door tot 31 december 2020 voor alle aanbieders in de langdurige zorg.

Compensatie van omzetderving
Zorgaanbieders die te maken hebben met teruglopende omzet door de coronacrisis worden hiervoor gecompenseerd. De nadere uitwerking hiervan volgt. Het uitgangspunt is hierbij dat in elk geval tot 1 juni 2020 wordt vergoed conform de omzet in het contract of, in afwezigheid daarvan, een zo goed mogelijke inschatting daarvan als er geen coronacrisis zou zijn geweest.

De NZa heeft hiervoor aparte beleidsregels opgesteld die tot 1 augustus 2020 voor de gehandicaptenzorg (zowel de intramurale zorg als de extramurale dagbesteding) en intramurale ggz (binnen de Wlz) en tot 1 september 2020 voor de intramurale ouderenzorg gelden. Na deze data komen aanbieders in beginsel niet meer in aanmerking voor de vergoeding van de doorlopende kosten.

Voor uitzonderlijke situaties kunnen de zorgkantoren tot uiterlijk 31 december 2020 maatwerkafspraken maken. De precieze voorwaarden hiervan moet de NZa nog bekend maken.

Zorgkantoren vertrouwen erop dat zorgaanbieders doorlopend verkennen hoe zij een eventuele omzetdaling kunnen beperken, en daarmee de professionele inzet zo goed mogelijk kunnen benutten, binnen hun organisatie dan wel op andere plaatsen waar acute behoeften bestaan.

Voor deze zorgaanbieders geldt de continuïteitsbijdrageregeling niet.

Op peil houden van liquiditeit
Zorgkantoren zijn bereid tot het opzetten van of doorbetaling van voorschotten zoals een zorgaanbieder deze bij een situatie zonder uitbraak van het coronavirus zou ontvangen.

Tijdelijke versoepeling van verantwoording
Het is goed denkbaar dat zorgaanbieder de reguliere afspraken voor verantwoording tijdens de coronacrisis niet altijd kunnen opvolgen. Bijvoorbeeld afspraken rondom Treeknormen, nu verpleeghuizen prioriteit geven aan uitstroom van het ziekenhuis. Of aan zorg die in een andere vorm geleverd wordt (digitaal in plaats van face‐to‐face).

De NZa en zorgkantoren gaan uit van een pragmatisch ingestoken verantwoording van de gemaakte afspraken in deze crisisperiode. Dit bevordert dat zorgpersoneel op een andere wijze kan werken en ook op andere plekken inzetbaar is voor acute nood.

Hierop aansluitend heeft het kabinet besloten zorgaanbieders – waaronder Regionale ambulancevoorzieningen (hierna: RAV’s) – jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis-organisaties tijdens de coronacrisis niet te belasten met de wettelijke verplichtingen om vóór 1 juni, 1 juli, respectievelijk 15 juli 2020 een jaarverantwoording over verslagjaar 2019 op te leveren of bepaalde andere gegevens over 2019 te verstrekken. Het kabinet heeft een regeling gepubliceerd waarmee de datum waarvóór aan bedoelde verantwoordingsverplichtingen moet zijn voldaan, vastgesteld wordt op 1 oktober 2020. Uiteraard blijft het mogelijk voor aanbieders om, indien de coronacrisis voor hen geen reden is om op een later tijdstip aan de betrokken verplichtingen te voldoen, binnen de reguliere termijnen aan die verplichtingen te voldoen.

Wlz-maatregelen gaan voor maatregelen uit noodpakket banen en economie
Bij deze uitwerking is gekozen is voor financiële zekerheid binnen de Wlz en wordt zoveel mogelijk helderheid geboden binnen het contact en contract tussen het zorgkantoor en zorgaanbieder. Dit betekent dat deze maatregelen toepasbaar zijn op het zorgaanbod voor mensen met een Wlz‐indicatie. Dit houdt ook in dat de Wlz voorliggend is aan het noodpakket banen en economie van het kabinet. Zorgaanbieders moeten eerst een beroep doen op de Wlz, voordat zij een beroep doen op het noodpakket, in het bijzonder het vangnet van de Eerste en Tweede Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1 en NOW-2).

Ook voor derden die door zorgaanbieders worden ingeschakeld voor bijvoorbeeld de dagbesteding, geldt dat in beginsel binnen de publiek gefinancierde contractuele relatie de oplossing moet worden gezocht.

Persoonsgebonden budget (pgb)
De gevolgen van de coronacrisis voor zowel cliënten als zorgaanbieders van een persoonsgebonden budget (pgb) zijn ingrijpend. Het ministerie van VWS heeft in samenwerking met Zorgverzekeraars Nederland en de zorgkantoren een tijdelijk pakket aan maatregelen voor budgethouders en hun zorgverleners in de Wlz opgesteld.

Huisartsen
Ook huisartsen(organisaties) staan onder grote druk om de zorg te leveren die nodig is.

Huisartsenpraktijk
Voor visites aan huis bij patiënten die (mogelijk) besmet zijn met het coronavirus mogen huisartsen vanaf 1 maart 2020 de prestatie “visite intensieve zorg” in rekening brengen. Huisartsenpraktijken ontvangen in het tweede kwartaal van 2020 bovendien een opslag van € 10 per ingeschreven patiënt, als compensatie voor meerkosten en omzetderving.

Huisartsenpost
Voor de extra huisartsencapaciteit (bovenop het reguliere rooster) die buiten de normale werktijden (ANW-uren) nodig is door de corona-uitbraak kunnen huisartsenposten met de zorgverzekeraar een opslag overeen komen van maximaal € 15 bovenop het reguliere ANW-uurtarief. Ook deze maatregel geldt vanaf 1 maart 2020. Daarnaast mag een tussentijdse aanpassing van het budget wegens meerkosten corona worden ingediend bij de NZa.

Extra locaties voor coronazorg
Door de corona-uitbraak worden extra locaties ingericht voor de huisartsenzorg overdag voor patiënten die (mogelijk) besmet zijn met corona. Zo organiseert bijvoorbeeld de huisartsenpost of een regionaal samenwerkingsverband deze coronazorg. Voor de inrichting hiervan worden kosten gemaakt. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben afgesproken dat deze aanvullende kosten onder voorwaarden vergoed worden op basis van een regionale afspraak in ROAZ-verband.

Als de zorg overdag wordt geleverd vanuit een huisartsenpost of een regionaal samenwerkingsverband, wordt voor patiëntcontact een passantentarief in rekening gebracht. Bij de extra locaties die sommige huisartsenpraktijken hebben ingericht kan het passantentarief in rekening worden gebracht als de patiënt noodzakelijkerwijs wordt gezien door een andere arts dan de eigen huisarts. Voor zorg aan ingeschreven patiënten geldt declaratie van reguliere consulten.

Resterende kosten worden onder voorwaarden door de zorgverzekeraar verrekend met bestaande budgetafspraken van de huisartsenpost of regionaal samenwerkingsverband. Uitgangspunt hierbij is wel dat de benodigde huisartsencapaciteit op de extra locaties in principe niet aanvullend wordt vergoed. De huisarts kan op deze locaties worden ingezet als gevolg van verminderde inzet in de eigen praktijk. Hiervoor worden huisartsen gecompenseerd via de opslag op het inschrijftarief.

Andere zorgaanbieders
Onderkend wordt dat ook veel andere zorgaanbieders worden geraakt. In afstemming met andere partijen, waaronder de overheid en de banken, wordt daarom zo snel mogelijk met de branche- en beroepsorganisaties besproken wat nodig is om ook op die terreinen beschikbaarheid van noodzakelijke en goede zorg voor de verzekerden te waarborgen.

Bron: taxlive.nl en SRA