Financiële maatregelen culturele en creatieve sector

Bijgewerkt: 25-08-2020

Het kabinet heeft voor de culturele en creatieve sector een aantal specifieke coulancemaatregelen getroffen om aan door de coronacrisis ontstane financiële problemen tegemoet te komen. Aanvullend daarop heeft het kabinet op 15 april 2020 € 300 miljoen additionele middelen toegevoegd aan het bestaande instrumentarium om de vitale onderdelen in de culturele infrastructuur in stand te houden. Ook de sector zelf is met initiatieven gekomen om de financiële problemen door de coronacrisis te lijf te gaan.

Opschorting huur rijksgesubsidieerde musea
Het Rijksvastgoedbedrijf schort voor rijksgesubsidieerde musea de huur van panden voor drie maanden op. Het kabinet roept gemeenten en provincies op dat voorbeeld te volgen en te onderzoeken hoe zij instellingen tegemoet kunnen komen in de betaling van huur.

Basisinfrastructuur en Erfgoedwet
Voor alle instellingen die subsidie ontvangen via de basisinfrastructuur of de Erfgoedwet gelden de volgende maatregelen:

  • De deadline voor het indienen van de jaarverantwoording over 2019 verschuift van 1 april naar 1 juni 2020.
  • Wanneer de jaarverantwoording om goede redenen – bijvoorbeeld wanneer de accountant meer tijd nodig heeft – later dan 1 juni wordt ingediend, heeft dat geen consequenties.
  • Subsidies blijven doorlopen en bij de vaststelling van de subsidie voor de basisinfrastructuur 2017-2020 wordt de subsidie niet gekort als voorgenomen prestaties niet worden gehaald vanwege de coronacrisis. Gemeenten hebben laten weten deze maatregel te volgen.
  • Met projectsubsidies en gesubsidieerde activiteiten wordt coulant omgegaan. Deze worden niet teruggevorderd als prestaties niet worden gehaald vanwege de coronacrisis. Er is speciale aandacht voor initiatieven van vrijwilligers die tijdelijk worden stilgelegd, waardoor subsidieaanvragen soms later worden ingediend.
  • Vanaf 2019 zijn voor instellingen in de basisinfrastructuur de voorschriften over het bestemmingsfonds OCW afgeschaft. Zij hoeven daardoor geen bestemmingsfonds OCW meer aan te houden. De reserves die zij daarin hebben opgebouwd mogen worden ingezet voor de algemene reserve en zijn vanuit daar vrij inzetbaar voor de kernactiviteiten van de instelling. Dit geldt ook voor toekomstige positieve resultaten.
  • Instellingen in de basisinfrastructuur krijgen al op korte termijn de beschikking over hun subsidie voor het derde kwartaal van 2020, zodat zij over meer liquide middelen beschikken en verplichtingen aan vooral freelancers en zzp’ers kunnen nakomen. Gemeenten inventariseren wat de behoefte is bij de door hen gesubsidieerde instellingen om de bevoorschotting te wijzigen.
  • Alle instellingen die een aanvraag hebben ingediend voor de basisinfrastructuur in de periode 2021-2024 worden vrijgesteld om bij hun aanvraag de jaarcijfers 2019 na te zenden. De Raad voor Cultuur gaat bij de beoordeling van de aanvragen uit van de gegevens zoals die zijn ingediend voor de uitbraak van het coronavirus. Pas na het advies op 4 juni 2020 wordt gekeken naar de gevolgen hiervan.

Rijkscultuurfondsen
De zes rijkscultuurfondsen – Fonds Podiumkunsten, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Mondriaan Fonds, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds, Fonds voor Cultuurparticipatie – nemen alle bovengenoemde coulancemaatregelen over voor de instellingen die zij ondersteunen. Dat geldt ook voor de beoordeling van de aanvragen voor meerjarige subsidies voor de periode 2021-2024.

De rijkscultuurfondsen hebben – binnen de bandbreedte van hun bestaande budgetten, inclusief eventuele eigen reserves dan wel onderuitputting van regelingen door de coronacrisis – de ruimte om sectorspecifieke maatregelen uit te werken en toe te passen. Deze maatregelen zullen zoveel mogelijk aansluiten op de bovenstaande coulancemaatregelen en/of passend zijn bij de sectorspecifieke noden.

De rijkscultuurfondsen hebben door herbestemming van budgetten en het aanspreken van reserves € 15 miljoen vrij kunnen maken. Deze extra ondersteuning vanuit de rijkscultuurfondsen richt zich vooral op projecten, werk en opdrachten voor makers. Daarnaast is er ruimte voor ondersteuning van instellingen die niet behoren tot de doelgroep van het aanvullend steunpakket van € 300 miljoen. Hiermee dragen de rijkscultuurfondsen bij aan het ondersteunen van de totale keten en de borging van talentontwikkeling in de verschillende sectoren en disciplines.

Een voorbeeld van specifieke financiële ondersteuning tijdens de coronacrisis is de subsidie die het Fonds Podiumkunsten verstrekt op grond van de regeling Balkonscènes. De eenmalige subsidie bedraagt maximaal € 5.000 en is bestemd voor podiumkunstenaars die kleinschalige live-uitvoeringen willen ontwikkelen waarbij rekening is gehouden met de beperkingen van de coronacrisis.

Een ander voorbeeld is de ontwikkelbeurs van het Nederlands Letterenfonds. De beurs ter grootte van € 2.500 is bedoeld om professionele schrijvers van oorspronkelijk Nederlandstalig literair werk, literaire vertalers van kwalitatief hoogwaardige vertalingen naar het Nederlands, Nederlandse illustratoren en graphic novelists in staat te stellen om een persoonlijk ontwikkelplan uit te voeren. Het persoonlijk ontwikkelplan moet er op gericht zijn op een andere manier een brug te slaan naar potentiële lezers in binnen- of buitenland. De ontwikkelbeurs is dus geen inkomensvoorziening, maar een subsidie gericht op output.

Private fondsen
De vier grote private cultuurfondsen – Prins Bernhard Cultuurfonds, VSBfonds, Fonds 21, VandenEndeFoundation – onderschrijven de strekking van bovengenoemde coulancemaatregelen en bezien hoe deze binnen de eigen praktijk mogelijk zijn. Daarnaast onderzoeken deze fondsen met welke (extra) maatregelen zij de sector kunnen ondersteunen.

Eigenaren rijksmonumenten
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de volgende coulancemaatregelen getroffen:

  • Op verzoek wordt het ritme van bevoorschotting van lopende restauratiesubsidies aangepast.
  • De termijn van verantwoording van subsidies wordt op verzoek uitgesteld.
  • Subsidieaanvragen voor de Subsidie instandhouding rijksmonumenten (Sim) die door de huidige omstandigheden incompleet zijn aangeleverd kunnen later worden aangevuld.
  • Organisaties die extra tijd nodig hebben om aan de verplichtingen van de Sim te voldoen kunnen rekenen op coulance.

Het Nationaal Restauratiefonds verleent op verzoek van zakelijke klanten zes maanden uitstel van aflossing. Deze coulancemaatregel geldt ook voor een particuliere klant die aantoonbaar nadelige gevolgen ondervindt van de coronacrisis.

Inzet € 300 miljoen aanvullende ondersteuning
Het kabinet heeft op 15 april 2020 € 300 miljoen extra beschikbaar gesteld voor aanvullende ondersteuning van de culturele en creatieve sector. Het geld is bedoeld om instellingen, makers en ondernemers in de culturele en creatieve sector door de financieel zware eerste maanden heen te helpen en in staat te stellen te investeren voor het volgende seizoen, met een aanvullende subsidie of een lening. Het kabinet rekent er op dat instellingen deze aanvullende ondersteuning inzetten om makers door te betalen en opdrachten te verlenen aan makers en instellingen.

Het kabinet zet de aanvullende ondersteuning als volgt in.

Aanvullende subsidie aan meerjarig door het Rijk gesubsidieerde producerende instellingen
Naar instellingen die onderdeel zijn van de BIS 2017-2020 en een beperkt aantal instellingen dat uit andere onderdelen van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) wordt gefinancierd gaat € 113 miljoen.

Voor de instellingen en festivals die meerjarige subsidie ontvangen van de rijkscultuurfondsen in de periode 2017-2020 en filmproducenten is € 40 miljoen beschikbaar.

De aanvullende subsidie is bestemd voor de 70 producerende instellingen in de BIS 2017-2020 en circa 198 door de rijkscultuurfondsen meerjarig gefinancierde instellingen en festivals, die in 2018 minimaal 15% aan eigen inkomsten hadden. Het gaat om een groot aantal instellingen met een breed palet aan activiteiten voor een divers publiek in alle cultuurdisciplines. Zij ontvangen een aanvullende subsidie om de continuïteit te waarborgen en de gelegenheid te krijgen voor een doorstart.

Het is de bedoeling dat de instellingen met de subsidie zzp’ers, flexwerkers/artiesten, vrije producenten en jonge makers opdrachten geven en aan het werk houden, bijvoorbeeld om werk te ontwikkelen dat zich verhoudt tot de huidige omstandigheden en ermee experimenteert.

Ook NEMO, Slot Loevestein, SieboldHuis, het Onderwijsmuseum, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor ontvangen aanvullende subsidie.

Bij het Filmfonds komt voor filmproducenten een specifieke voorziening van € 5 miljoen.

Er is een verband tussen de mate van de problematiek van instellingen en de afhankelijkheid van eigen inkomsten. Instellingen met hoge eigen inkomsten – die volledig weggevallen zijn door sluiting en ook bij heropening voorlopig nog niet terug zullen zijn op het oude niveau – hebben nu de grootste financiële problemen. De eigen inkomsten vormen daarom de basis bij de berekening van de aanvullende subsidie.

De aanvullende subsidie wordt als volgt verstrekt:

  • De aanvullende subsidie geeft gedeeltelijke ondersteuning van de gederfde eigen inkomsten van de instelling als aanvulling op de reguliere subsidie.
  • De aanvullende subsidie wordt berekend op basis van 45% van de eigen inkomsten per jaar, waarbij als grondslag het gemiddelde wordt genomen van de behaalde eigen inkomsten in de jaren 2017 en 2018.
  • 25% van het vrij besteedbaar vermogen van de instelling (stand 2018) wordt in mindering gebracht op de aanvullende subsidie.
  • De aanvullende subsidie heeft een maximum van drie maal het structurele subsidiebedrag dat de instelling heeft ontvangen in 2018.
  • Instellingen die geen of nauwelijks publieksactiviteiten uitvoeren zijn uitgesloten.
  • Instellingen zoals festivals waarvan de hoofdactiviteit vóór 12 maart 2020 heeft plaatsgevonden, vallen niet onder de regeling. Dit geldt ook voor biënnales die geen editie hebben in 2020.

Om de administratieve lasten voor de instellingen zo veel mogelijk te beperken, wordt de aanvullende subsidie ambtshalve verleend, dus zonder formele aanvraagprocedure. De subsidieverlening wordt gebaseerd op de voorhanden zijnde jaarrekeningen 2017 en 2018. De subsidie wordt medio 2021 vastgesteld via de reguliere verantwoordingsprocedure.

De voorbereiding van de uitvoering van de regeling is reeds gestart, zowel op het ministerie van OCW als bij de rijkscultuurfondsen. De regeling moet nog op staatsteunaspecten worden getoetst. Na publicatie in de Staatscourant worden de beschikkingen in juni verstuurd aan de instellingen.

Opengestelde Monumenten Lening
Voor de “Opengestelde Monumenten Lening” bij het Nationaal Restauratiefonds (NRF) is € 50 miljoen beschikbaar voor Rijksmonumenten zoals kerken, kastelen en buitenplaatsen, industrieel erfgoed, molens, stadsherstelorganisaties en museale monumenten.

Rijksmonumenten die normaliter open zijn voor publiek verliezen door de coronacrisis hun inkomsten uit kaartverkoop, horeca, winkel, (ver)huur en geplande evenementen. De inkomstenderving en de onzekere vooruitzichten zetten de continuïteit onder druk.

De organisaties zijn ook van vitaal belang voor het behoud van de keten van werkgelegenheid en vakmanschap van restauratie en instandhouding.

Bij de publieksactiviteiten zijn veel vrijwilligers betrokken. Ook voor hen heeft de coronacrisis grote sociale gevolgen, omdat zij vanwege hun hogere leeftijd vaak tot de risicogroep behoren. Het feit dat zij nu verminderd inzetbaar zijn betekent – naast de teleurstelling voor henzelf en de organisatie – soms ook dat extra kosten gemaakt moeten worden.

Om in aanmerking te komen voor de “Opengestelde Monumenten Lening” moet sprake zijn van een publiekstoegankelijk rijksmonument en inkomstenderving. De NRF kan een dergelijke lening aanbieden met de volgende voorwaarden:

  • Looptijd van 15 jaar tegen 1% rente.
  • Maximaal drie jaar aflossingsvrij.
  • Minimaal leenbedrag € 10.000 euro en maximaal € 2 miljoen per eigenaar.
  • Mogelijkheid tot achterstelling.

Met de lening kunnen zowel kleine als grote organisaties worden geholpen. Het NRF ontwikkelt samen met experts in de monumentensector een rekentool waarmee snel inzicht kan worden verkregen in de financiële positie en de benodigde omvang van de lening.

Openstelling van de leenfaciliteit is in beginsel tot eind 2020. De leenfaciliteit moet nog getoetst worden op staatssteunaspecten.

Investeren in de vitale regionale infrastructuur voor regionale musea, (pop)podia en filmtheaters
Gemeenten en provincies zijn onder meer verantwoordelijk voor de lokale en regionale infrastructuur van muziekscholen, stadsschouwburgen, concertzalen, (pop)podia, vlakke vloertheaters, filmtheaters, beeldende kunstinstellingen, amateurkunst, cultuureducatie, festivals, bibliotheken, kunstencentra, monumenten en musea.

Het kabinet stelt daarom € 48,5 miljoen beschikbaar om gemeenten en provincies hierbij financieel te ondersteunen.

Voor die musea, (pop)podia en filmtheaters met een regionale functie waarbij ook sprake is van landelijk belang en waarbij gemeenten en/of provincies extra ondersteunen, zijn middelen beschikbaar bij het Mondriaan Fonds, Fonds Podiumkunsten en het Filmfonds. Voor de berekening van de aanvullende ondersteuning vanuit de fondsen is aangesloten bij de systematiek voor de aanvullende subsidie voor instellingen in de BIS 2017-2020 (zie hiervoor), tenzij anders vermeld.

Het Mondriaan Fonds heeft twee subsidieregelingen voor musea opengesteld. Voor de Compensatieregeling Coronacrisis Musea meer dan 100.000 bezoekers is maximaal € 16 miljoen beschikbaar. Er gelden een aantal specifieke voorwaarden over onder andere de museale activiteiten van het museum. De bijdrage van het Mondriaan Fonds is maximaal € 1 miljoen per museum. Het budget van de Compensatieregeling Coronacrisis Musea 40.000–100.000 bedraagt € 1,8 miljoen. De bijdrage onder deze subsidieregeling is € 60.000 per museum.

Voor de subsidieregeling voor (pop)podia bij het Fonds Podiumkunsten is maximaal € 29 miljoen beschikbaar. Er gelden een aantal specifieke voorwaarden. De bijdrage van het Fonds Podiumkunsten is maximaal € 1 miljoen per (pop)podium.

Voor de subsidieregeling voor filmtheaters bij het Nederlands Filmfonds is € 3,5 miljoen beschikbaar. Er gelden een aantal specifieke voorwaarden. De bijdrage van het Nationaal Filmfonds is maximaal € 400 000 per filmtheater.

De subsidieregeling is inmiddels in de Staatscourant gepubliceerd, met daarin de voorwaarden in detail uitgewerkt. Instellingen komen alleen in aanmerking voor subsidie als uit de aanvraag volgt dat gemeente(n) en/of provincie(s) extra ondersteunen.

Cultuur Opstart Lening
De cultuursector is vele malen groter dan alleen het gesubsidieerde deel. Ondernemingen in de culturele en creatieve sector die onvoldoende gebruik kunnen maken van de generieke maatregelen uit het noodpakket banen en economie en niet in aanmerking komen voor de drie hiervoor vermelde mogelijkheden van aanvullende ondersteuning kunnen gebruik maken van de “Cultuur Opstart Lening”. Het kabinet heeft hiervoor € 30 miljoen beschikbaar.

Ondernemingen worden met de lening in staat gesteld publieksgerichte producties, programma’s, tentoonstellingen of projecten te ontwikkelen. De inkomsten van deze activiteiten moeten voldoende zijn om naar verwachting de kosten van de lening dekken. Zo kan de lening bijdragen aan (de heropbouw van) een gezonde exploitatie.

Het gaat om een tijdelijke voorziening met bijzonder gunstige voorwaarden die zijn afgestemd op de actuele behoefte. De aanvragen worden getoetst op terugbetaalmogelijkheden en de financiële en zakelijke uitgangspositie van de aanvrager vóór de coronacrisis. De lening kan worden gecombineerd met andere generieke maatregelen, zoals bancaire leningen met een BMKB-krediet.

De lening wordt verstrekt door Cultuur+Ondernemen en kent de volgende voorwaarden:

  • Het lening kan voorzien in zowel kleine als grote investeringen: tussen € 10.000 en € 500.000, tot maximaal € 1 miljoen per organisatie.
  • Deze leningen kunnen ook gebruikt worden in combinatie met of als basis voor een bancaire lening.
  • De rente is 1% op jaarbasis en kan boetevrij vervroegd afgelost worden.

Het kabinet verwacht tussen 150 en 400 leningen te kunnen verstrekken. De bedoeling is dat de faciliteit in juni 2020 van start gaat. Leningen met deze voorwaarden kunnen in ieder geval tot het einde van 2020 worden aangevraagd. Er moet nog op staatssteunaspecten worden getoetst.

Inzet voor makers: rijkscultuurfondsen en steunfonds rechtensector
Het kabinet investeert € 11,8 miljoen in de zes rijkscultuurfondsen ter intensivering van hun bestaande regelingen gericht op werk voor makers in alle sectoren. De subsidieregeling is inmiddels in de Staatscourant verschenen.

Zoals hiervoor vermeld hebben de fondsen binnen hun bestaande budgetten nog eens ruim € 15 miljoen middelen vrijgemaakt voor dit doel.

Daarnaast stelt het kabinet € 5 miljoen beschikbaar om het initiatief “Steunfonds Rechtensector” te matchen. Het steunfonds is een initiatief van de Federatie Auteursrechtbelangen.

Het doel van deze bijdrage is om professionals in de creatieve industrie te steunen bij het ontwikkelen van (nieuwe) werken op de onderdelen beeld, geschrift en muziek.

Het fonds wordt nader uitgewerkt door de Federatie Auteursrechtbelangen. Het zal worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de diverse bestaande sociaal-culturele fondsen van de collectieve beheersorganisaties (cbo’s), zoals BUMA/STEMRA, SENA, Norma, Vevam, Lira, en Pictoright. De cbo’s dragen ook zorg voor de private financiering.

BIS 2021-2024
De huidige omstandigheden en onzekerheid vragen veel van de instellingen in de BIS. De minister van OCW wil instellingen daarom ruim de tijd geven om een gedegen en duurzaam toekomstplan op te stellen. Enkele voorstellen van de Raad voor Cultuur over de BIS 2021-2024 heeft de minister overgenomen. Concreet betekent dat het volgende:

  • De maximering van het aantal instellingen in de categorie podiumkunstenfestivals voor de BIS 2021-2024 wordt geschrapt. De inhoudelijke criteria en het budget blijven ongewijzigd.
  • Op 4 juni 2020 publiceert de Raad voor Cultuur zijn advies over de BIS 2021-2024. De raad gaat in zijn advies uit van de omstandigheden van vóór het uitbreken van de coronacrisis. Op basis van dit advies maakt de minister van OCW op Prinsjesdag de subsidiebesluiten bekend.
  • Gelet op de ontwikkelingen die zich tussentijds hebben voorgedaan, wordt aan alle instellingen verzocht om hun voorgenomen plannen en prestaties waar nodig aan te passen en daarover uiterlijk 1 juni 2021 te rapporteren. Op basis van de aangepaste plannen adviseert de Raad voor Cultuur uiterlijk 1 oktober 2021 of er wijzigingen in de monitoring (door het ministerie van OCW) moeten optreden.
  • De uitgangspunten voor de nieuwe periode zoals verbreding en vernieuwing en fair practice blijven overeind.
  • De nieuwe subsidieperiode start op 1 januari 2021. Over 2021 betracht de minister coulance wat betreft de activiteiten.

De minister verzoekt de cultuurfondsen eenzelfde lijn te hanteren en gaat voor de zomer bestuurlijk overleg voeren met de andere overheden over de nieuwe periode.

Hardheid
Door de uitbraak van het coronavirus kunnen ontvangers of aanvragers van subsidie vanuit het ministerie van OCW te maken krijgen met verschillende problemen en onvoorziene omstandigheden. Het reguliere wettelijke kader biedt verschillende mogelijkheden om in dergelijke gevallen coulance te betrachten. Daar waar de diverse subsidieregelingen om verschillende redenen coulance praktisch belemmeren, heeft het kabinet deze belemmeringen weggenomen, door wijziging van de desbetreffende subsidieregelingen.

Daarnaast heeft het kabinet een algemene hardheidsclausule ingevoerd die het mogelijk maakt om specifieke bepalingen in OCW-subsidieregelingen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Dat kan uitsluitend als de onverkorte toepassing van deze bepalingen, gelet op de gevolgen voor subsidieaanvragers of -ontvangers van de uitbraak van het coronavirus of de maatregelen ter bestrijding ervan, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Restitutie ticketgelden
Veel organisatoren van evenementen, poppodia, theaters en concertgebouwen, musea, monumenten, sportclubs en andere instellingen moeten evenementen verplaatsen of annuleren. De sector heeft daarom de Regeling Ticketgelden Coronacrisis opgesteld. De regeling biedt een handvat aan organisatoren hoe om te gaan met de restitutie van ticketgelden en het uitreiken van vouchers. Als organisatoren van de regeling gebruik maken, informeren zij zelf hun publiek over de voorwaarden.

De regeling is afgestemd met de ministeries van OCW en EZK en de Autoriteit Consument & Markt en te vinden op de website Bewaar je ticket – geniet later.

Kickstart Cultuurfonds
Vanaf 15 juli 2020 kunnen theaters, podia, musea en theaterproducenten een financiële bijdrage bij het Kickstart Cultuurfonds aanvragen.

Het Kickstart Cultuurfonds is een tijdelijk fonds opgericht door en met steun van de BankGiro Loterij, het VSBfonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds, de VandenEnde Foundation, de Stichting Droom en Daad, Ammodo, het Fonds 21, het Zadelhoff Fonds/Zadelhoff Cultuurfonds, het Fonds 1818 en de Stichting Zabawas. Ook het ministerie van OCW heeft een financiële bijdrage geleverd waardoor het fonds beschikt over een budget van € 16 miljoen.

Omdat de coronamaatregelen sinds 1 juli 2020 versoepeld zijn, kunnen de deuren van theaters, concertzalen, musea en dergelijke weer open voor een beperkt aantal bezoekers. Openstelling vergt echter wel voorbereidingen. Met financiële steun van het Kickstart Cultuurfonds kunnen theaters en musea hun gebouwen coronaklaar maken en voorstellingen en tentoonstellingen programmeren die in de 1,5-metersamenleving niet rendabel genoeg zouden zijn. Theaterproducenten worden opgeroepen om niet alleen met aanpassingen, maar ook met nieuwe plannen te komen.

Instellingen die geen meerjarige exploitatiesubsidie (2017-2020) ontvangen van de ministeries van OCW of VWS of de Rijkscultuurfondsen en dus geen gebruik kunnen maken van de aanvullende ondersteuning van € 300 miljoen, kunnen zich tot 10 juli 2020 oriënteren op het indienen van een aanvraag via www.kickstartcultuurfonds.nl.

Vanaf 15 juli 2020 is het aanvraagformulier tot begin oktober 2020 bij toerbeurt drie werkweken open voor de vier typen instellingen: theaters, concertzalen en poppodia, producenten en musea.

De donatieadviseurs beoordelen een aanvraag op kwaliteit, niet naar de snelheid waarmee het is ingediend. Na indiening van de aanvraag duurt het naar verwachting vier weken voordat het fonds beslist.

Bron: taxlive.nl en SRA