Category Archives: SRA Nieuwsfeed

Verplichte rekenrente pensioen en lijfrente eigen bv blijft 4%

Eigendom

Golf

Een van de argumenten in deze arresten tegen de 4% rekenrente was dat daardoor het eigendom van de belanghebbende wordt aangetast. Immers, er wordt uitgegaan van een verondersteld rendement van 4%, terwijl de marktrente aanzienlijk lager is. Daardoor moet er wel al belasting worden betaald, onder andere als gevolg van de vrijval ten gunste van de winst, terwijl het maar de vraag is of een rendement van 4% wel gehaald gaat worden.

Onredelijke wet

De Procureur Generaal van de Hoge Raad, een soort adviseur van de Hoge Raad, had al geconcludeerd: “Kortom: art. 3.29 Wet IB 2001 is onredelijk eenzijdige wetgeving, maar geen schending van grondrechten, en het staat de fiscale wetgever vrij om onredelijke wetten te maken en slecht koopmansgebruik voor te schrijven.” Ook stelde hij dat “het pensioen in eigen beheer toch was afgeschaft, dus zo groot was het probleem ook nog weer niet.”

Dit staat echter in schril contrast met het Kerstarrest van 2021 van de Hoge Raad inzake de – te hoge, forfaitaire rendementsgrondslag in box 3 voor alle belastingplichtigen. Ook daarbij werd immers uitgegaan van een vast rendement van 4%. Dat is door de Hoge Raad in dat arrest getorpedeerd.

Bezit of verwachting

De Hoge Raad beoordeelde in deze zaken de eigendomsvraag aan de hand van de vraag of het  ingeroepen recht een eigendom (existing possession) is of een gerechtvaardigde verwachting (legitimate expectation). En als er sprake is van inbreuk, of dat is voorzien bij wet (lawful) en een gerechtvaardigd doel in het algemeen belang nastreeft (legitimate aim). Verder moet er een redelijk evenwicht (fair balance) zijn tussen het met de inbreuk nagestreefde doel en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu.

Geen inbreuk op eigendomsrecht

De Hoge Raad oordeelde dat in deze discussie niet is voldaan aan het vereiste van het bestaan van een eigendom of een gerechtvaardigde verwachting in de zin van artikel 1 EP. De correctie en gedeeltelijke, belaste vrijval van de pensioenverplichting maken daarom geen inbreuk op het eigendomsrecht van die bepaling. Het cassatieberoep van de belanghebbenden is dus ongegrond verklaard.

Toch aftrek hypotheekrente voor Nederlander in België

Buitenlands belastingplichtige

Juridisch

In genoemde zaak ging het om een buitenlands belastingplichtige. De vraag was of er ook sprake was van een ‘kwalificerend buitenlands belastingplichtige’. Dit is een inwoner van een EU-land, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, die over minstens 90% van zijn inkomen loon- of inkomstenbelasting in Nederland betaalt. Een kwalificerend buitenlands belastingplichtige heeft in beginsel namelijk recht op aftrek van zijn hypotheekrente.

Inkomen in box 3

Bij het bepalen van de vraag of er sprake was van een kwalificerend buitenlands belastingplichtige, was in dit geval het inkomen in box 3 een verstorende factor. Ook inkomen in box 3 telt in beginsel namelijk mee als inkomen voor de 90%-eis, maar hierover mag België belasting heffen (als het geen onroerende zaken in Nederland betreft). Omdat daardoor volgens de Nederlandse maatstaven meer dan 10% van het inkomen in België mocht worden belast, werd formeel gezien niet aan deze eis voldaan. De Nederlandse Belastingdienst weigerde daardoor de aftrek van hypotheekrente voor de Belgische woning.

Rechter wijkt af

De rechtbank wijkt in deze zaak echter af van de wettelijke (Nederlandse) eis, omdat het vermogen van de Nederlander in België – op basis van Belgische maatstaven – slechts voor € 650 meetelde als inkomen. Dit vanwege de roerende voorheffing die in België als belasting op vermogensinkomsten wordt ingehouden. Volgens de rechtbank moet voor toepassing van de 90%/10%-eis naar de wetgeving van het woonland worden gekeken, in dit geval dus België.

Toch aftrek hypotheekrente

Hiervan uitgaande was in de betreffende situatie toch voldaan aan de eis dat in Nederland over minstens 90% van het inkomen loon- of inkomstenbelasting werd betaald. Daarmee was er volgens de rechtbank sprake van een kwalificerend buitenlands belastingplichtige en werd de aftrek van de hypotheekrente over de in België gelegen woning toch toegestaan.

Gevolgen voor giften bij intrekking anbi-status

Schenkingsvrijstelling

Cadeau

Voor een gift van een instelling met een anbi-status geldt een vrijstelling. Voorwaarde is dat de gift geheel of nagenoeg geheel (= 90%) ten gunste van het algemeen belang is gedaan. Deze vrijstelling is in het leven geroepen om onder meer te voorkomen dat mensen die in nood verkeren, belasting moeten betalen over gekregen hulpgoederen.

Intrekking anbi-status

Als een instelling niet meer aan de voorwaarden voldoet, kan de Belastingdienst de anbi-status intrekken. Dit kan ook met terugwerkende kracht. Deze terugwerkende kracht heeft onder meer tot gevolg dat ten onrechte niet bij de instelling geheven schenk- en erfbelasting bij de instelling zal worden teruggevorderd.

Gevolgen intrekking voor begiftigde

De intrekking van de anbi-status met terugwerkende kracht kan ook tot gevolg hebben dat de ontvanger van een gift alsnog schenkbelasting zou moeten betalen. Als de instelling op het moment van de gift echter in het anbi-register was geregistreerd, blijft de schenkingsvrijstelling toch in stand. De ontvanger van de gift mag dan vertrouwen op die registratie.

Let op! Als de ontvanger van de gift te kwader trouw is, kan geen beroep op dit vertrouwen worden gedaan en vervalt de vrijstelling.

Giftenaftrek

Deed u een gift aan een instelling met een anbi-status en wordt die anbi-status met terugwerkende kracht ingetrokken? Dan wordt de giftenaftrek in uw aangifte alleen teruggevorderd als u te kwader trouw was.

Wet toekomst pensioenen definitief!

Ingangsdatum

Euro

De wet gaat per 1 juli 2023 in, maar er geldt wel een overgangsregime voor bestaande pensioenregelingen tot 2028 (dat was in het wetsvoorstel eerst nog 2027).

Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige pensioenstelsel zijn:

  1. Alle pensioenregelingen worden premieovereenkomsten, met een flatratepremie (= eenzelfde premie voor iedere werknemer, ongeacht de leeftijd) van maximaal 30%. Uiterlijk derhalve per 2028, eerder mag. 
  2. Bestaande beschikbare premieregelingen met een stijgende staffel mogen in stand blijven voor alle werknemer die per 1 januari 2028 al in dienst zijn. Nieuwe werknemers krijgen vanaf die datum wel een flatratepremie.
  3. Er moet adequaat gecompenseerd worden voor werknemers die er mogelijk op achteruitgaan. Dit is globaal de groep 45-68 jaar. Wat precies adequaat is, is niet vastgelegd en zal derhalve uitonderhandeld moeten worden per werkgever. De compensatie mag in extra pensioen (de flatrate wordt daartoe 33% tot 2037) of via extra salaris. In geval van extra pensioen geldt dat ook voor nieuwe werknemers gedurende de compensatieperiode.
  4. Pensioenfondsen mogen kiezen tussen de solidaire premieovereenkomst of de flexibele premieovereenkomst (doorbeleggen). De eerste voorziet onder andere in beschermingsrendement voor gepensioneerden en mag een buffer kennen van 15% van het pensioenvermogen om mogelijke verlagingen van ingegane pensioenen op te vangen.
  5. Opgebouwde (middel- of eindloon)pensioenen bij een verzekeraar mogen gewoon in stand blijven. Lopende middelloonregelingen mogen nog tot 2028 omgezet worden in een stijgende beschikbare premiestaffel (die dan weer voortgezet mag worden voor zittende werknemers).
  6. Het partnerpensioen wordt gestandaardiseerd en mag maximaal 50% van het salaris bedragen en wordt per definitie op risico-basis verzekerd.
  7. De mogelijkheid om 10% op de pensioeningangsdatum in één keer uit te laten keren (dit was al wet), gaat waarschijnlijk per 2024 in. Deze uitkering wordt dan belast in het jaar volgend op de AOW-ingang als de uitkering in het eerste jaar waarin AOW wordt ontvangen, wordt genoten. Op die manier hoeft daarover geen AOW-premie betaald te worden.
  8. De lijfrente-aftrek gaat ook naar 30% (nu 13,3%) en de tijdelijke oudedagslijfrente blijft bestaan.
  9. Het pensioen mag nog maar vanaf 10 jaar voor AOW-datum ingaan. Er hoeft dan geen verklaring meer te worden overgelegd dat uit het arbeidsproces wordt gestapt. Nu is de ingangsdatum nog helemaal vrij, maar er moet bij meer dan 5 jaar voor AOW-datum wel een verklaring overgelegd worden dat gestopt wordt met werken.
  10. Tot slot mogen sociale partners verder praten over een regeling voor zware beroepen. Het huidige boetevrije Recht op Vervroegde Uittreding (vanaf 3 jaar voor AOW-datum) loopt per 2025 af.

Transitie

Uiteraard moet de hele pensioentransitie goed vastgelegd worden door middel van een transitieplan (waarin alle keuzes en gevolgen worden uitgelegd), een communicatieplan en een compensatieplan. Daarmee moeten zowel interne als externe toezichthouders instemmen. Het individuele bezwaarrecht van artikel 85 Pensioenwet is tijdelijk buiten werking gesteld. Nu kan een individuele werknemer bezwaar maken bij een collectieve waardeoverdracht. Om te bewerkstelligen dat iedereen overgaat naar het nieuwe systeem is besloten dat hiertegen geen bezwaar mogelijk is.

Let op! Als blijkt dat de transitie niet per 2028 lukt, kan de termijn verlengd worden met een jaar voor individuele pensioenfondsen. De Nederlandsche Bank als toezichthouder geef hiervoor dan toestemming. Mocht blijken dat het voor heel veel uitvoerders geldt, dan kan er uiteraard een generaal pardon komen vanuit de wetgever.

Subsidieregeling praktijkleren vanaf 2 juni weer van start

De Subsidieregeling praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die u maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Ook de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio) komen voor subsidie in aanmerking.

Doelgroep Subsidieregeling praktijkleren

Praktijleren

De subsidieregeling is bedoeld voor:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel, dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Niet elke opleiding, onderwijsvorm of leerweg komt in aanmerking. De voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen, verschillen per onderwijscategorie.

Aanvraag indienen bij de RVO

U kunt uw aanvraag indienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Op de website van de RVO staan alle voorwaarden per onderwijscategorie. Aanvragen is mogelijk vanaf vrijdag 2 juni a.s. om 9.00 uur. De subsidieregeling sluit op vrijdag 15 september 2023 om 17.00 uur.

Let op! Voor het indienen van de aanvraag is eHerkenning nodig (minimaal niveau 3 met machtiging RVO-diensten op niveau eH3).

Wanneer u voldoet aan de voorwaarden, kunt u een subsidie ontvangen van maximaal € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. De RVO neemt alle op tijd ingediende aanvragen in behandeling. Als er meer subsidie wordt aangevraagd dan beschikbaar is in een onderwijscategorie, dan wordt het budget evenredig over de ingediende aanvragen in die categorie verdeeld. Uiterlijk 30 december 2023 neemt de RVO een besluit over uw aanvraag.

Administratie bijhouden

Tijdens de begeleidingsperiode moet u als werkgever een administratie bijhouden. U moet onder andere van elke leerling of student in het bezit zijn van de praktijkleerovereenkomst en de aanwezigheids- en begeleidingsadministratie. Deze moet u op verzoek kunnen verstrekken. De RVO voert steekproefsgewijs controles uit.

Bij zieke uitzendkrachten loon doorbetalen

Uitzendbeding

Medisch

Tot een arrest van de Hoge Raad van 17 maart jl. was in de beide uitzendcao’s (de ABU cao en de NBBU cao) bepaald dat indien een uitzendbeding was overeengekomen in de uitzendovereenkomst deze overeenkomst ten einde kwam op het moment dat de uitzendkracht ziek werd. De uitzendkracht had dan recht op een Ziektewet-uitkering van het UWV. Er werd uitgegaan van de fictie dat de inlener bij ziekte een beroep had gedaan op het uitzendbeding ongeacht of dit feitelijk zo was ja of nee.

Actieve handeling inlener vereist

De Hoge Raad heeft op 17 maart 2023 echter bepaald dat deze fictie niet rechtsgeldig is, maar dat de inlener om de uitzendovereenkomst te beëindigen expliciet een beroep moet doen op het overeengekomen uitzendbeding. Heeft de inlener dat niet gedaan, dan komt de uitzendovereenkomst bij ziekte niet automatisch ten einde maar moet het uitzendbureau het loon van de uitzendkracht doorbetalen. Het UWV kan van het uitzendbureau verlangen dat deze een schriftelijke verklaring laat zien waaruit blijkt dat de inlener een beroep heeft gedaan op het uitzendbeding.

Wijziging situatie per 1 juli 2023

Als gevolg van een wijziging van de beide uitzendcao’s geldt vanaf 1 juli aanstaande dat voor uitzendbureaus die zijn gebonden aan een uitzendcao inleners niet langer de mogelijkheid hebben een beroep te doen op het uitzendbeding bij ziekte. Dit betekent dat deze uitzendbureaus gehouden zijn om het loon van de zieke uitzendkrachten door te betalen tot de einddatum van het contract. Hiermee gaan de uitzendcao’s nog een stap verder dan uit het arrest van de Hoge Raad naar voren is gekomen.

Let op! De zieke uitzendkracht heeft, zolang de uitzendovereenkomst voortduurt, recht op 90% van zijn loon gedurende de eerste 52 weken en op 80% gedurende de 53ste t/m de 104e week.

Vraag btw zonnepanelen 2022 uiterlijk 30 juni terug

Btw zonnepanelen

Zonnepanelen

Als u in 2022 zonnepanelen kocht en op uw woning liet installeren, dan berekende de leverancier/installateur u 21% btw. Deze btw kunt u terugvragen. Hoeveel btw is afhankelijk van het soort zonnepanelen (niet-geïntegreerd of geïntegreerd), het opwekvermogen en het btw-bedrag dat u betaalde.

Let op! Kocht u vóór 2022 ook al zonnepanelen, dan bestaat de kans dat u de btw over de zonnepanelen uit 2022 niet terug kunt vragen. Onze adviseurs kunnen u hierover meer vertellen.

Deadline 30 juni 2023

Heeft u de btw over 2022 nog niet teruggevraagd, vraag de Belastingdienst dan uiterlijk 30 juni 2023 om uitreiking van een btw-aangifte. Met deze btw-aangifte kunt u vervolgens de btw terugvragen.

Ambtshalve vermindering

Vraagt u na 30 juni 2023 pas om de uitreiking van een btw-aangifte, dan bent u eigenlijk te laat. U kunt de Belastingdienst dan nog wel verzoeken om met een zogenaamde ambtshalve vermindering de btw aan u te betalen. Over het algemeen zal de Belastingdienst hieraan meewerken. Als dat niet gebeurt, kunt u daar echter niet tegen in bezwaar of beroep bij een rechter. Daarom is het verstandig om gewoon op tijd om uitreiking van een btw-aangifte te vragen.

Tip! Kocht u in de jaren 2018 tot en met 2021 zonnepanelen en vroeg u daar de btw nog niet van terug? Dan kunt u voor die jaren in 2023 ook nog verzoeken om een ambtshalve vermindering. Voor jaren tot en met 2017 is dat in 2023 niet meer mogelijk.

0% btw vanaf 2023

Voor de levering en installatie van zonnepanelen op en in de nabijheid van woningen geldt vanaf 2023 0% btw. Koopt u in 2023 zonnepanelen voor op uw woning, dan hoeft u dus geen btw meer terug te vragen.

Let op! Deed u in 2022 een vooruitbetaling voor zonnepanelen die in 2023 aan u geleverd zijn en op uw woning geïnstalleerd zijn? Dan is op die vooruitbetaling wel 21% btw berekend. Deze btw kunt u terugvragen bij de Belastingdienst. Vraag daarvoor ook uiterlijk 30 juni 2023 aan de Belastingdienst om een btw-aangifte uit te reiken.

Aanvraag SLIM-subsidie voor samenwerking en grootbedrijf tot 27 juli

Doel SLIM-subsidie

Horeca

De SLIM-subsidie is bedoeld voor initiatieven gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen. 
De activiteit waarvoor subsidie wordt ontvangen, mag een looptijd van maximaal 24 maanden hebben. Deze periode van 24 maanden start de dag na toekenning van de subsidie.

Subsidiabele activiteiten

De volgende activiteiten komen in aanmerking voor subsidie:

  • het doorlichten van de onderneming uitmondend in een opleidings- of ontwikkelplan;
  • het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen ten behoeve van werkenden in de onderneming;
  • het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een methode in de onderneming die werkenden in de onderneming stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens het werk;
  • het gedurende enige tijd bieden van praktijkleerplaatsen ten behoeve van een beroepsopleiding of een deel daarvan in de derde leerweg bij een erkend leerbedrijf.

Let op! De meeste activiteiten moeten nog aan voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor de SLIM-subsidie.

SLIM-subsidie voor samenwerkingsverbanden in het mkb

Het maximale budget voor subsidies voor samenwerkingsverbanden (van tenminste twee ondernemingen) in het mkb bedraagt voor het jaar 2023 € 17,5 miljoen. 
Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten de subsidiabele kosten minimaal € 210.000 bedragen.

Let op! De maximale subsidie die kan worden toegekend per samenwerkingsverband is € 500.000, per samenwerkingspartner mag deze echter maximaal € 200.000 bedragen. Uitzondering hierop vormen landbouwbedrijven (maximaal € 20.000), visserijbedrijven (maximaal € 30.000) en goederenvervoer over de weg (maximaal € 100.000). De subsidie bedraagt 60% van de subsidiabele kosten.

SLIM-subsidie voor grootbedrijf in landbouw, horeca en recreatie

Het maximale budget voor subsidies voor het grootbedrijf in landbouw, horeca en recreatie bedraagt voor het jaar 2023 € 1,2 miljoen. Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten de subsidiabele kosten minimaal € 5.000 bedragen.

Let op! Er kan maximaal € 200.000 subsidie worden aangevraagd, met uitzondering van landbouwbedrijven. Deze kunnen maximaal € 20.000 subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt 60% van de subsidiabele kosten.

Praktijkleerplaatsen

De minimale subsidiabele kosten geldt niet voor praktijkleerplaatsen ten behoeve van een beroepsopleiding in de derde leerweg. De subsidie voor een praktijkleerplaats is maximaal € 2.700. Voor een afgerond loopbaan- of ontwikkeltraject bedraagt de subsidie € 700.

Registreren en aanvragen

Om in aanmerking te komen voor de SLIM-subsidie geldt een aantal voorwaarden. Deze verschillen per type aanvrager. Voordat u een aanvraag indient, moet u zich registreren als aanvrager. Hiervoor gaat u naar het Subsidieportaal van Uitvoering van Beleid. Van belang is dat u zich registreert voor het juiste type aanvrager.

De beoordeling van de subsidieaanvraag vindt plaats op basis van volledigheid, inhoud en beschikbaar budget. Wanneer meer subsidie wordt aangevraagd dan het budget toelaat, dan vindt toewijzing plaats door middel van loting. Hierbij is het niet relevant op welk moment in de maanden juni en juli de aanvraag is ingediend. Dit geldt voor beide subsidies.

Pgb-dienstverleners niet uitsluiten van WW

Casus

PGB

Het ging om een pgb-dienstverlener bij wie het UWV weigerde om in haar arbeidsverleden de jaren 2015 tot en met 2018 op te nemen. Ze had in die periode als huishoudelijk hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning gewerkt. Vervolgens verleende ze van januari 2019 tot september 2019 zorg in het kader van de Wet langdurige zorg. Toen zij werkloos werd, vroeg ze een WW-uitkering aan, die het UWV afwees.

Verzekeringsplicht

Iemand die werkzaam is op basis van een privaatrechtelijke dan wel publiekrechtelijke dienstbetrekking is normaliter verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Er geldt echter een uitzonderingsbepaling voor een persoonlijk dienstverlener die minder dan vier dagen per week in dienstbetrekking van een particulier werkt, zoals bij deze pgb-dienstverlener het geval was. Deze uitzonderingsbepaling is onderdeel van de Regeling dienstverlening aan huis die beoogt de arbeidsmarkt voor persoonlijke dienstverlening te stimuleren en illegale arbeid te voorkomen.

Indirecte discriminatie

De uitzonderingsbepaling mag echter naar het oordeel van de CRvB niet worden toegepast op de dienstverlener die vanuit een pgb wordt betaald. Dit omdat uit statistische data is gebleken dat er  verhoudingsgewijs veel meer vrouwen dan mannen door de uitzonderingsbepaling worden getroffen. Op grond van Europese jurisprudentie is dit alleen toelaatbaar als de uitzonderingsbepaling objectief gerechtvaardigd is vanuit niet-discriminerende overwegingen. Deze objectieve rechtvaardiging ontbreekt bij dienstverleners die vanuit een pgb worden betaald.

Gebleken is namelijk dat de werkgelegenheid op de markt voor persoonlijke dienstverlening niet is bevorderd en dat illegale arbeid niet is voorkomen. Voor het indirecte onderscheid naar geslacht bestaat dus geen objectieve rechtvaardiging.

Dit betekent dat er voor de betreffende pgb-dienstverlener toch recht op WW bestaat en dat het UWV de gewerkte jaren als pgb-zorgverlener alsnog moet opnemen in haar arbeidsverleden.

Handhaving btw-vrijstelling zorg, jeugdhulp, maatschappelijk werk en schuldhulp

Instellingen van sociale en culturele aard

Btw-zorg

Voor instellingen die leveringen en diensten van sociale en culturele aard aanbieden is in de wet een btw-vrijstelling opgenomen. Voorwaarde is onder meer dat zij geen winst beogen. Voor bepaalde instellingen die wel winst beogen, was in lagere regelgeving voor bepaalde diensten van sociale en culturele aard ook een btw-vrijstelling opgenomen. Het gaat hierbij om de leveringen en diensten verricht door:

  1. instellingen van wijkverpleging voor zover de diensten niet onder een andere btw-vrijstelling vallen;
  2. dagverblijven voor gehandicapten, die beschikken over een indicatiebesluit;
  3. aanbieders van preventie gericht op jeugd (als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet), mede voor het ter beschikking stellen van personeel;
  4. samenwerkingsverbanden op het gebied van multidisciplinaire eerstelijns- en geboortezorg bekostigd door de Zorgverzekeringswet;
  5. instellingen voor algemeen maatschappelijk en bedrijfsmaatschappelijk werk;
  6. jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken en het ter beschikking stellen van personeel;
  7. instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening, met uitzondering van bewindvoering in het kader van de wettelijke schuldregeling, voor zover de diensten niet onder een andere btw-vrijstelling vallen.

Arrest Hoge Raad

De Hoge Raad besliste op 14 april 2023, kort omschreven, dat de lagere regelgeving in strijd was met de wet. Dit heeft tot gevolg dat alle hiervoor genoemde instellingen die winst beogen ten onrechte de btw-vrijstelling toepassen. Zij zouden 21% btw moeten berekenen en afdragen.

Toch btw-vrijstelling

Het kabinet vindt dit onwenselijk en heeft daarom in een beleidsbesluit opgenomen dat deze instellingen vooralsnog toch de btw-vrijstelling mogen toepassen, ondanks dat zij winst beogen. Dit geldt ook voor het verleden.

Let op! De btw-vrijstelling geldt alleen als voldaan wordt aan de voorwaarden zoals die voorheen ook in de lagere regelgeving waren opgenomen. Het beleidsbesluit betekent dus geen uitbreiding van de btw-vrijstelling.

Aanpassing in de wet

Het kabinet gaat onderzoeken of de wet moet worden aangepast. Het beleidsbesluit blijft in ieder geval van kracht tot een permanente oplossing gevonden is.