Eerdere Publicaties
Special Miljoenennota 2018
1. Tarieven
In onderstaande tabel staan de tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting die gelden voor alle belastingplichtigen die zijn geboren op of na 1 januari 1946 en de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt.Tarief inkomstenbelasting / premies volksverzekeringen 2018
Tarief inkomstenbelasting / premies volksverzekeringen 2018 | |||
Belastbaar inkomen meer dan (€) | maar niet meer dan (€) | Tarief 2018 (%) | |
1e schijf |
– |
20.142 |
36,55 |
2e schijf |
20.142 |
33.994 |
40,85 |
3e schijf |
33.994 |
68.507 |
40,85 |
4e schijf |
68.507 |
– |
51,95 |
Deze percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen.
Overzicht gewijzigde heffingskortingen
De heffingskortingen wijzigen het komende belastingjaar nauwelijks. Een overzicht:
Heffingskortingen |
2017 (€) |
2018 (€) |
Algemene heffingskorting maximaal (< AOW-leeftijd) |
2.254 |
2.265 |
Arbeidskorting max. |
3.223 |
3.249 |
Jonggehandicaptenkorting |
722 |
728 |
Maximum inkomensafhankelijke combinatiekorting |
2.778 |
2.801 |
Ouderenkorting max. |
1.292 |
1.418 |
Alleenstaande-ouderenkorting |
438 |
423 |
Aanpassing forfaitair rendement box 3
Jaarlijks wordt het forfaitair rendement in box 3 aangepast. Voor 2018 wordt uitgegaan van een fictief rendement van 2,65%, 4,52% of 5,38%, afhankelijk van de hoogte van het vermogen op de peildatum (1 januari 2018). Over dit rendement is vervolgens 30% inkomstenbelasting verschuldigd. De effectieve heffing bedraagt hierdoor maximaal 1,614%. Vanaf 1 januari 2018 wordt de heffing van box 3 als volgt vastgesteld:
Van |
Tot |
Fictief rendement |
Box 3-tarief |
Effectieve belasting |
|
€ – | – | € 25.000 |
0% |
30% |
0,00% |
€ 25.000 | – | € 100.000 |
2,65% |
30% |
0,795% |
€ 100.000 | – | € 1.000.000 |
4,52% |
30% |
1,356% |
€ 1.000.000 | – | – |
5,38% |
30% |
1,614% |
Verlenging eerste schijf vennootschapsbelasting
Met ingang van 2018 wordt de eerste schijf van de vennootschapsbelasting verlengd van € 200.000 naar € 250.000. In 2020 wordt de eerste schijf verder verlengd naar € 300.000 en in 2021 naar
€ 350.000. Het tarief in de eerste schijf bedraagt 20% en in de tweede schijf is het tarief 25%.
Verlaging energie-investeringsaftrek (EIA)
Met ingang van 2018 wordt de energie-investeringsaftrek met 0,5%-punt verlaagd naar 54,5%.
Tip:
Deze verlaging kan een reden zijn om uw energie-investering nog in 2017 te doen.
Bijtelling privégebruik auto
Door de eerdere inwerkingtreding van de Wet uitwerking Autobrief II per 1 januari 2017, gelden er voor 2018 nog drie bijtellingstarieven:
- een 4%-tarief voor elektrische auto’s
- een standaardtarief van 22%
- een 35%-tarief voor auto’s van 15 jaar of ouder
Let op!
De nieuwe bijtellingspercentages gelden alleen voor contracten die vanaf 2018 worden gesloten. Voor auto’s van vóór 2018 blijft gedurende 60 maanden vanaf de tenaamstelling het huidige bijtellingspercentage gelden.
Motorrijtuigenbelasting en bpm
Elektrische auto’s zijn nog tot en met 2020 vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting. Plug-in hybrides blijven gedurende die periode onder het halftarief vallen. De belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) wordt tussen 2017 en 2020 stapsgewijs afgebouwd met 14,7%. De elektrische auto blijft tot en met 2020 bpm-vrij.
Verhoging tarief kansspelbelasting
Het tarief voor de kansspelbelasting wordt tijdelijk verhoogd van 29% naar 30,1%. Naar verwachting wordt deze verhoging met ingang van 1 januari 2019 weer ongedaan gemaakt.
2. Vermogende particulier
Aangaan of wijzigen huwelijkse voorwaarden
Het aangaan van een huwelijk, het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden of een notarieel samenlevingscontract kan leiden tot heffing van schenkbelasting. Ook de manier waarop een samenlevingscontract of de huwelijkse voorwaarden zijn opgesteld, kan van invloed zijn. Vanaf 1 januari 2018 wordt duidelijker in de wet vastgelegd wanneer heffing van schenk- en erfbelasting al dan niet aan de orde komt. De belastingwetgeving maakt overigens geen onderscheid tussen huwelijk en geregistreerd partnerschap.
Het uitgangspunt is dat echtgenoten hun vermogens zonder gevolgen voor de schenkbelasting kunnen samenvoegen in de huwelijksgemeenschap. Ook kunnen ze een verrekenbeding overeenkomen. Er is geen sprake van een belaste schenking zolang dit leidt tot een meer gelijke verdeling van het totale vermogen over de beide partners. De grens is daarbij fiftyfifty.
Er is uitsluitend schenkbelasting verschuldigd in de volgende bijzondere situaties:
- Het aandeel van de minst vermogende partner wordt door de vermogensverschuiving hoger dan 50% van het totale vermogen.
- Het aandeel van de meest vermogende partner in het totale vermogen neemt toe.
- Het huwelijk of notarieel samenlevingscontract wordt gesloten met als voornaamste doel het ontgaan van schenk- of erfbelasting.
Voorbeeld uitzondering 1
Echtgenoten A en B zijn gehuwd in koude uitsluiting. Het vermogen van A bedraagt 1.200 en het vermogen van B bedraagt 200.
Stel dat A en B nieuwe huwelijkse voorwaarden maken met ongelijke delen: A heeft bij ontbinding van het huwelijk recht op 25% en B op 75% van het gezamenlijke vermogen.
In dit geval is sprake van een belaste schenking. Het vermogen waarop B recht zou krijgen, neemt toe van 200 tot 1.050 (75% van 1.400). Hiermee wordt de grens van 50% van het totale vermogen (700) overschreden. B is op het moment van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden 350 schenkbelasting verschuldigd (1.050 – 700).
Stel dat A en B afspreken dat zij bij ontbinding van het huwelijk allebei recht hebben op 50% van het vermogen, dan is geen sprake van een belaste schenking.
(Alle genoemde bedragen maal € 1.000)
Voorbeeld uitzondering 2
Echtgenoten A en B zijn gehuwd in koude uitsluiting. Het vermogen van A bedraagt 1.200 en het vermogen van B bedraagt 200.
Stel zij maken nieuwe huwelijkse voorwaarden met ongelijke delen: A verkrijgt bij ontbinding van het huwelijk 90% van het vermogen en B 10% van het vermogen.
In dit geval is sprake van een belaste schenking. De aanspraak op vermogen van A neemt toe van 1.200 tot 1.260 (90% van 1.400). A is over deze toename van 60 (1.260 – 1.200) schenkbelasting verschuldigd.
(Alle genoemde bedragen maal € 1.000)
Let op!
Het voorgaande betreft uitsluitend fiscaliteit. Het huwelijksvermogensrecht zelf wijzigt ook per 1 januari 2018. Eigen vermogen, erfenissen en schenkingen van voor de huwelijksdatum vallen in het nieuwe systeem buiten de gemeenschap, tenzij dit vermogen wordt ‘ingesloten’.
Voorbeeld van insluiten van vermogen
Echtgenoten A en B zijn gehuwd in koude uitsluiting. Het vermogen van A bedraagt 1.200 en het vermogen van B bedraagt 200. A heeft van zijn/haar vermogen 1.000 geërfd zonder (harde) uitsluitingsclausule. A en B maken nieuwe huwelijkse voorwaarden en gaan over naar een gemeenschap van goederen, waarbij uitsluitend het voorhuwelijkse vermogen van A en de erfenis van A worden ingesloten. Het voorhuwelijkse vermogen van B wordt niet ingesloten.
In dit geval is sprake van een belaste schenking. Na wijziging van de huwelijkse voorwaarden is de aanspraak op vermogen van B toegenomen tot 800 (200 plus 50% van 1.200). Hiermee wordt de grens van 50% van het totale vermogen (700) overschreden. B is schenkbelasting verschuldigd over 100 (800 – 700).
(Alle genoemde bedragen maal € 1.000)
Open fonds voor gemene rekening
Er zijn onlangs Kamervragen gesteld over open fondsen voor gemene rekening (hierna: OFGR). Een
fonds voor gemene rekening is een overeenkomst tussen beheerder, bewaarder en participanten waarbij vermogen gezamenlijk (voor gemene rekening van de participanten) kan worden belegd.
Indien een OFGR voldoet aan de in wet- en regelgeving gestelde voorwaarden, is het OFGR belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Het OFGR ontvangt dan een fiscaal nummer van de Belastingdienst. Voor een dergelijk OFGR geldt fiscaal feitelijk hetzelfde regime als voor een bv. De participanten in een OFGR met belangen van 5% of meer zijn belastingplichtig in box 2.
Door privévermogen te storten in een OFGR kan Box 3-belasting worden voorkomen. Hier staat tegenover dat vennootschapsbelasting verschuldigd is over het werkelijke rendement en Box 2-belasting bij uitkering van het gerealiseerde rendement vanuit het OFGR naar privé. Bij een laag rendement is het storten van privévermogen in een OFGR voordeliger dan wanneer het vermogen in Box 3 zou worden belast. Fiscaal kan dit effect overigens ook worden bereikt door vermogen in te brengen in een nv of bv. Als extra voordeel van het OFGR wordt ook wel gezien dat het OFGR geen jaarrekening hoeft te deponeren en in zoverre de privacy waarborgt.
De staatssecretaris vindt het op dit moment (ook gezien de demissionaire status van het kabinet) niet passend om wettelijke maatregelen te treffen tegen het OFGR. Wel wordt nadrukkelijk gecontroleerd door de fiscus of voldaan wordt aan de voorwaarden om als OFGR te kwalificeren.
Let op!
Het box 3-vermogen dat wordt ondergebracht in een OFGR (of bv) waarin een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, wordt belast in box 2. Maar dit vermogen blijft óók belast in box 3 als dit vermogen binnen 6 maanden weer terugkomt naar box 3 zonder dat een zakelijke reden kan worden aangetoond. Deze maatregel is gericht tegen ‘boxhoppen’.
Momenteel wordt onderzocht of de verplichting tot het registreren van informatie over de UBO (ultimate beneficial owner) ook moet gaan gelden voor een OFGR. Hierover bestaat nog geen zekerheid. Het streven is dat in de zomer van 2018 het Nederlandse UBO-register operationeel is.
3. Btw
Aanscherping definitie geneesmiddelen
Met ingang van 1 januari 2018 wordt de definitie van het begrip ‘geneesmiddelen’ aangescherpt. Deze aanscherping is het gevolg van een arrest van de Hoge Raad van 11 november 2016. In dit arrest werd bepaald dat producten die op basis van hun presentatie als geneesmiddel een relatie hebben met gezondheid, onder het verlaagde btw-tarief van 6% vallen. Voorbeelden van dit soort producten zijn bepaalde zonnebrandmiddelen en tandpasta’s. Eerder vielen deze producten onder het algemene btw-tarief van 21%.
De gevolgen van de uitspraak waren een gemis aan inkomsten voor de Nederlandse schatkist en rechtsonzekerheid (naar aanleiding van de uitspraak werden 1.200 producten ter beoordeling aan de Belastingdienst voorgelegd). Het kabinet acht het onwenselijk dat deze producten, die vanuit het perspectief van de Geneesmiddelenwet niet als geneesmiddel in het handelsverkeer mogen worden gebracht, in aanmerking komen voor het verlaagde btw-tarief.
Het kabinet heeft zich bij het definiëren van het begrip geneesmiddel aangesloten bij de definitie uit deze Geneesmiddelenwet. Voortaan komen alleen geneesmiddelen waarvoor op basis van de Geneesmiddelenwet een handelsvergunning is verleend, in aanmerking voor het btw-tarief van 6%. Ook voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen, nierdialyseconcentraten en inhalatiegassen bestemd voor geneeskundige doeleinden vallen onder dit verlaagde btw-tarief.
Let op!
Producten die reeds ter beoordeling aan de Belastingdienst zijn voorgelegd, worden naar alle waarschijnlijkheid ook aan de inhoud van het wetsvoorstel getoetst.
Tip:
Sommige zelfzorgproducten die nu onder het verlaagde tarief vallen, bijvoorbeeld middelen tegen verkoudheid, acne, hoofdluis, verstopte neus, aambeien en wratten, vallen per 1 januari 2018 onder het verhoogde tarief, omdat zij niet vallen onder een handelsvergunning.
Aanpassing tariefbepalingen omzetbelasting met betrekking tot zeeschepen
Om inbreuk op het Europese (belasting)recht te voorkomen, heeft het kabinet besloten het huidige nultarief aan te passen. In gevallen waarin een zeeschip niet voor commerciële doeleinden wordt gebruikt voor de vaart op volle zee, geldt met ingang van 1 januari 2018 bij de levering van dat zeeschip het algemene btw-tarief van 21% in plaats van het nultarief.
Nederland is als lidstaat van de EU op grond van de btw-richtlijn uit 2006 verplicht een vrijstelling van btw met aftrekrecht toe te passen voor de levering van schepen die op volle zee worden gebruikt voor passagiersvervoer, vrachtvervoer, visserij en dergelijke. In Nederland is deze vrijstelling met aftrekrecht vormgegeven door een btw-nultarief.
Het nultarief geldt ook voor de bevoorrading van die schepen, voor een groot aantal diensten met betrekking tot die schepen en voor de voorwerpen die met de schepen vast verbonden zijn of voor hun exploitatie dienen. Bij die diensten kan worden gedacht aan de verbouwing, de reparatie of het onderhoud van de schepen en aan de voorwerpen die vast verbonden zijn met de schepen.
Volgens de Europese Commissie past Nederland het nultarief te ruim toe, omdat ook zeeschepen die niet daadwerkelijk worden gebruikt voor de vaart op volle zee nu in aanmerking komen voor het nultarief. Dit is door zowel de Europese Commissie als het Europese Hof van Justitie als onjuist beoordeeld.
Tip:
Wanneer het nultarief door de wetswijziging niet langer van toepassing is, maar een schip wordt geëxploiteerd ten behoeve van met btw belaste prestaties, zoals het verstrekken van hotel- en restaurantdiensten, kan de ondernemer de btw als voorbelasting in aftrek brengen.
Let op!
Om gebruik te maken van het nultarief, is het voldoende dat het schip geheel of nagenoeg geheel wordt gebruikt voor commerciële doeleinden voor de vaart op volle zee. Dit houdt in dat het schip voor minimaal 90% van deze doeleinden gebruikt dient te worden.
Afschaffing landbouwvrijstelling
Vanaf 1 januari 2018 wordt de btw-landbouwregeling afgeschaft door de invoering van de ‘Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling’. Dit betekent dat alle agrariërs (landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers) vanaf dat moment omzetbelasting moeten berekenen over hun leveringen en diensten. Alle agrariërs hebben vanaf 2018 de verplichting om aangiften omzetbelasting in te dienen. Uiteraard kan vanaf dat moment ook alle btw als voorheffing in aftrek worden gebracht.
Nu is het nog zo dat agrariërs die onder de landbouwregeling vallen, geen omzetbelasting verschuldigd zijn over goederen die zij leveren en diensten die zij aanbieden aan andere agrariërs. Zij kunnen de btw-voorheffing niet terugvragen bij de Belastingdienst.
Tip:
De landbouwer kan gebruikmaken van overgangsrecht.
De landbouwer die tot 1 januari 2018 onder de landbouwregeling valt en voor deze datum btw heeft betaald over de aanschaf van goederen en diensten, kan deze btw niet als voorbelasting in aftrek brengen. Na 1 januari 2018 valt deze landbouwer onder toepassing van de algemene btw-regels en kan hij, op basis van overgangsrecht, alsnog in aanmerking komen voor de niet-genoten aftrek met betrekking tot (A) investeringsgoederen die vóór 1 januari 2018 in gebruik zijn genomen en (B) investeringsgoederen die pas na 1 januari 2018 in gebruik worden genomen.
A. Volgens de bestaande herzieningsregels is het voor investeringsgoederen die vóór 1 januari 2018 in gebruik zijn genomen niet mogelijk om de aftrek in één keer te herzien, maar wordt de
herziening over een aantal jaren gespreid. Het overgangsrecht bepaalt echter dat deze herziening – onder voorwaarden – in één keer moet plaatsvinden voor de resterende herzieningsperiode in het eerste belastingtijdvak van 2018.
B. Voor alle goederen en diensten die door de hiervoor genoemde landbouwer vóór 1 januari 2018 zijn aangeschaft, maar op 1 januari 2018 nog niet in gebruik zijn genomen, bepaalt het overgangsrecht dat de btw-aftrek voor de aanschaf van deze goederen en diensten in het eerste belastingtijdvak van 2018 plaatsvindt. Dit is overeenkomstig de gewijzigde bestemming van deze goederen en diensten door de afschaffing van de landbouwregeling.
4. Eigen woning
Aftrekbeperking hypotheekrenteaftrek
Sinds 2014 wordt het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek geleidelijk verlaagd met 0,5% per jaar, voor zover de rente wordt afgetrokken tegen het hoogste inkomstenbelastingtarief in box 1 (in 2017 52% en in 2018 51,95%). Per 1 januari 2018 is de totale beperking van de hypotheekrenteaftrek opgelopen tot 2,5%. Hierdoor is in 2018 de hypotheekrente aftrekbaar tegen 49,5%.
Let op!
Voor de bijtelling van het eigenwoningforfait geldt deze tariefverlaging niet. Voor deze bijtelling geldt dus een maximaal tarief van 51,95%.
Afschaffen renteaftrek op restschulden
Eind van dit jaar loopt de renteaftrek op restschulden af. Deze regeling wordt niet verlengd. Van een restschuld is sprake als bij een vervreemding van een eigen woning de verkoopopbrengst lager is dan de eigenwoningschuld. De renteaftrek voor restschulden die zijn ontstaan tussen 28 oktober 2012 en 31 december 2017 blijft behouden.
Tijdklemmen kapitaalverzekeringen
Een van de voorwaarden om een vrijstelling voor een kapitaalverzekering eigen woning, een spaarrekening eigen woning of een beleggingsverzekering eigen woning te benutten, was dat ten minste vijftien of twintig jaren jaarlijks premie was voldaan. Deze tijdklemmen zijn vervallen als gevolg van een aangenomen amendement met ingang van 1 april 2017. Dit wordt per 1 januari 2018 bij wet vastgelegd.
5. Formeel belastingrecht
Inkeerregeling
De inkeerregeling is in het leven geroepen om iemand, die na een beboetbare of bestrafbare aangifte alsnog zijn belasting wil betalen, niet tegen te houden met een boete. In 2014 is de regel aangescherpt, waardoor nog slechts twee jaar na het doen van de onjuiste aangifte zonder boete kan worden ingekeerd.
In lijn met de huidige internationale discussie, de maatschappelijke opvatting over belastingontduiking en de toegenomen nadruk op transparantie, wordt de inkeerregeling verder aangescherpt. Door betere gegevensuitwisseling beschikken overheden over meer gegevens van belastingplichtigen, waardoor ook de pakkans groter is. Daarnaast vindt het kabinet het onwenselijk dat belastingontduikers ongestraft kunnen wegkomen met een onjuiste aangifte.
Voor aangiftes die vanaf 1 januari 2018 worden ingediend, geldt de inkeerregeling zonder boete daarom niet meer. Wie vanaf dat moment opzettelijk of door grove schuld onjuist aangifte doet, ontvangt altijd een boete bij correctie van de ingediende aangifte.
De belastingplichtige die per ongeluk onjuist aangifte heeft gedaan, kan vooralsnog straffeloos corrigeren.
Tip:
Wilt u gebruikmaken van de inkeerregeling zonder boete, keert u dan in 2017 nog in zodat u gebruik kunt maken van de tweejaarsperiode!
Invordering – vereenvoudiging derdenbeslag
Een schuldeiser kan executoriaal beslag leggen op een vordering die de schuldenaar heeft op een derde of op gelden of zaken van deze derde. Momenteel is dat mogelijk door tussenkomst van een deurwaarder. Deze deurwaarder verricht daarvoor enkele juridische handelingen. Omwille van efficiency en kostenbesparing is een vereenvoudigde procedure voorgesteld. Daarbij is het executoriaal derdenbeslag eenvoudiger vormgegeven door middel van een vordering.
Gebruikmaken van de vordering is kostenbesparend, minder tijdrovend en loopt vooruit op de elektronische ontwikkelingen bij de Belastingdienst. De maatregel treedt per 1 januari 2019 in werking. Vanaf dan kan deze vordering ook toegepast worden op belastingschulden die zijn ontstaan vóór 1 januari 2019.
Vervallen schorsende werking fiscaal verzet
Een belastingplichtige kan ingaan tegen een dwangbevel door middel van fiscaal verzet. Bijvoorbeeld bij executoriale verkoop van zijn in beslag genomen zaken. In de praktijk wordt een fiscaal verzet gebruikt om de dwanginvordering te vertragen. In de afgelopen twaalf jaar is een fiscaal verzet in slechts 2% van de aangespannen zaken gegrond verklaard. De Belastingdienst heeft veel last van de schorsende werking van het fiscaal verzet. Daarom vervalt deze schorsende werking van het fiscaal verzet per 1 januari 2018. Het fiscale recht wordt hiermee in lijn gebracht met het algemene bestuursrecht en het civiele recht.
Uitbreiding mededelingsplicht bodemzaak
Het bodemrecht geeft de Belastingdienst het recht om bepaalde zaken die gebruikt worden door een belastingschuldige, te verkopen en de opbrengst af te boeken op de openstaande belastingschulden. Het gaat hier om zogenoemde bodemzaken. Hieronder vallen onder meer kantoormeubilair en machines.
Als pandhouders en andere derden het voornemen hebben veranderingen door te voeren aan bodemzaken waardoor deze niet langer als bodemzaken kwalificeren, moet dit worden bekendgemaakt bij de Belastingdienst. Dit is de zogenoemde mededelingsplicht. Voor belastingschuldigen geldt deze mededelingsplicht momenteel niet. Om misbruik tegen te gaan, is voorgesteld om de mededelingsplicht ook voor belastingschuldigen verplicht te maken.
Aansprakelijkheid btw voor pand- en hypotheekhouders en executanten
Indien binnen of buiten faillissement een pand- en hypotheekhouder een zaak uit de boedel verkoopt om de opbrengst te verrekenen met de openstaande vordering, is hierover vaak omzetbelasting verschuldigd.
Een nieuw wetsvoorstel stelt dat de pand- of hypotheekhouder en de executant die de zaak verkoopt ook aansprakelijk zijn voor de af te dragen omzetbelasting over de verkoop. Voorheen was alleen de ondernemer verantwoordelijk voor de afdracht van de btw. Daardoor kon vaak niets verhaald worden als er niets was afgedragen. Nu kan de Belastingdienst de niet afgedragen btw verhalen op de pandhouder, de hypotheekhouder of de executant.
Let op!
Bent u executant, dan geldt de aansprakelijkheid niet voor verkoop binnen faillissement. De plicht tot betalen van de verschuldigde btw blijft voor rekening van de belastingplichtige.
6. Internationaal
Heffingskorting buitenlandse belastingplichtigen
Belastingplichtigen die niet in Nederland wonen maar hier wel werken, kunnen – als zij voldoen aan bepaalde voorwaarden – diverse aftrekposten en heffingskortingen krijgen die ook een inwoner van Nederland krijgt. Die regeling geldt sinds 2015. Voldoet iemand aan de voorwaarden, dan is deze kwalificerend buitenlands belastingplichtige en zo niet, dan spreken we van niet-kwalificerend buitenlands belastingplichtige.
Werkgevers van belastingplichtigen die niet in Nederland wonen maar wel in Nederland inkomen verwerven, gaan vanaf 1 januari 2019 meer loonbelasting inhouden. Het gaat hierbij om de verrekening van heffingskortingen. Dit zijn belastingkortingen die bestaan uit een belastingdeel en een premiedeel. Het premiedeel is gekoppeld aan de vraag waar iemand verzekerd is. Hierin zijn momenteel geen veranderingen. Wat betreft het belastingdeel van deze heffingskortingen stelt het kabinet voor om bij buitenlands belastingplichtigen uit een andere lidstaat van de Europese Unie (EU), de Europese Economische Ruimte (EER), Zwitserland of de BES-eilanden vanaf 2019 in de loonbelasting alleen nog het belastingdeel van de arbeidskorting toe te passen. De werkgever houdt geen rekening meer met het belastingdeel van andere heffingskortingen, zoals de algemene heffingskorting. Bij buitenlandse belastingplichtigen uit overige landen houdt de werkgever helemaal geen rekening meer met het belastingdeel van heffingskortingen.
Buitenlandse belastingplichtigen die toch recht hebben op overige heffingskortingen kunnen deze ontvangen door aangifte inkomstenbelasting te doen. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor de kwalificerende buitenlands belastingplichtigen.
Let op!
Ook in 2018 blijft van belang of een niet-inwoner van Nederland voldoet aan de voorwaarden om aangemerkt te worden als ‘kwalificerende buitenlands belastingplichtige’. In dat geval kan een niet-inwoner in aanmerking komen voor een aantal fiscale voordelen.
Uitbreiding inhoudingsvrijstelling dividendbelasting
In nationale verhoudingen mag de inhouding van dividendbelasting onder voorwaarden achterwege blijven. Bijvoorbeeld in deelnemingsrelaties waarbinnen dividenden bij de ontvanger onder de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting vallen. De inhoudingsvrijstelling geldt momenteel ook voor internationale situaties binnen de Europese Unie (EU) en de Europese Economische Ruimte (EER). Voorgesteld wordt de inhoudingsvrijstelling uit te breiden richting derde landen (niet-EU of EER) waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten.
Let op!
De huidige nationale antimisbruikbepalingen in de dividend- en vennootschapsbelasting worden gewijzigd en aangescherpt om misbruik van de nieuwe regeling te bestrijden.
7. Vennootschapsbelasting
Dubbele zakelijkheidstoets bij uiteindelijke derdenfinanciering
Een bv mag in beginsel geen rente aftrekken over geld dat zij heeft geleend van een verbonden lichaam om daarmee een besmette rechtshandeling te financieren. Om in aanmerking te komen voor renteaftrek bij een zogenoemde besmette rechtshandeling, moet de belastingplichtige aannemelijk maken dat aan de schuld die ontstaat in overwegende mate (meer dan 50%) zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Wanneer blijkt dat de schuld in feite is verschuldigd aan een derde (doorleenconstructie), moet de belastingplichtige per 1 januari 2018 tevens aannemelijk maken dat een zakelijk motief ten grondslag ligt aan de met die schuld gefinancierde rechtshandeling.
Voorkoming dubbele verliesneming bij afwaardering vorderingen
In de situatie dat een moedermaatschappij samen met een dochtermaatschappij een fiscale eenheid (FE) vormt, kan dubbele verliesneming plaatsvinden. Binnen de FE zijn verliezen van deze dochtermaatschappij namelijk onder voorwaarden te verrekenen met de winsten van de holding. Dat is het geval als de moedermaatschappij een deelneming heeft die niet valt in de FE en de deelneming een vordering heeft op de dochtermaatschappij. Deze vordering wordt door de deelneming afgewaardeerd in verband met de verliezen van de dochtermaatschappij. Stel dat de deelneming wordt geliquideerd, dan belandt het verlies op de afwaardering van de vordering op de dochtermaatschappij in het verlies uit de liquidatie van de deelneming. Er treedt dus dubbele verliesneming op. Per 1 januari 2018 is deze dubbele verliesneming niet meer toegestaan.
Tip:
Mocht u deelnemingen buiten fiscale eenheid met afgewaardeerde vorderingen op deelnemingen binnen de fiscale eenheid willen liquideren, doet u dat dan voor het einde van dit jaar.
Aanpassing liquidatieverliesregeling
Door de deelnemingsvrijstelling worden voor- en nadelen vanuit deelnemingen bij de moedermaatschappij niet in aanmerking genomen, tenzij sprake is van liquidatieverlies. Het liquidatieverlies is het opgeofferde bedrag verminderd met de liquidatie-uitkeringen uit de deelneming.
Om misbruik tegen te gaan, wordt in het geval waarin een fiscale eenheid wordt beëindigd, voorgesteld dat de belastingplichtige bij de vaststelling van het voor die dochtermaatschappij opgeofferde bedrag rekening houdt met het eigen vermogen van die dochter. Dit eigen vermogen wordt vastgesteld aan de hand van de waarde in het economisch verkeer van een deelneming van die dochtermaatschappij, indien die lager is dan de voor die deelneming gehanteerde fiscale kostprijs.
Voorkomingswinst bij interne gebruiksvergoedingen binnen fiscale eenheid
Naar aanleiding van jurisprudentie wordt voorgesteld om de voorkomingswinst bij alle interne gebruiksvergoedingen binnen een fiscale eenheid (FE) vast te stellen alsof de FE niet van toepassing is. Dit betekent bijvoorbeeld dat de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst wordt verminderd met de aan de vaste inrichting toe te rekenen royaltyvergoeding. Zodoende wordt de voorkomingswinst in dit geval niet te hoog vastgesteld, omdat Nederland niet meer winst vrijstelt dan dat er in het buitenland wordt belast.
Country-by-country reporting bij niet-tijdige implementatie door andere landen
Vanaf 1 januari 2016 geldt voor multinationale ondernemingen met een omzet van minimaal € 750 miljoen een gestandaardiseerde documentatieverplichting. Het zogenoemde landenrapport geeft bijvoorbeeld weer in welk land welke winst wordt behaald.
Het voorstel is dat, indien een multinational het landenrapport vrijwillig indient in het land van de uiteindelijke moederentiteit, dit land vervolgens het landenrapport uitwisselt met Nederland. Op de Nederlandse groepsentiteiten rust dan niet de verplichting om een eigen landenrapport te verstrekken aan de Belastingdienst.
Dividendbelasting
Voorgesteld wordt om de fiscale beleggingsinstelling (FBI) als inhoudingsplichtige uit te sluiten van de toepassing van de inhoudingsvrijstelling voor opbrengsten die worden uitgekeerd aan (deels) niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen lichamen.
Verder ligt met betrekking tot de dividendbelasting het wetsvoorstel ‘Wet inhoudingsplicht houderstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling’ ter goedkeuring voor. Het voorstel regelt het opheffen van het verschil voor de dividendbelasting tussen nv’s/bv’s enerzijds en houdstercoöperaties anderzijds.
8. Werkgever
Afschaffen fictieve dienstbetrekking voor niet-uitvoerende bestuurders
In het Belastingplan 2018 wordt voorgesteld om de fictieve dienstbetrekking af te schaffen voor niet-uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap. Als gevolg van de invoering van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) was per 1 mei 2016 al goedgekeurd dat de toepassing van de fictieve dienstbetrekking voor commissarissen achterwege kon blijven. Per 1 januari 2017 is deze bepaling ook opgenomen in de wet.
Hierdoor is een ongelijke behandeling ontstaan tussen niet-uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap en commissarissen, terwijl zij binnen een vennootschap een vergelijkbare, toezichthoudende rol vervullen.
Door het voorstel in het Belastingplan 2018 ontstaat een gelijke behandeling en vallen zowel commissarissen als niet-uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap niet meer onder de loonbelasting. Vanaf 2018 doen zij na afloop van het kalenderjaar aangifte inkomstenbelasting en dragen ze de premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet af.
Let op!
Een uitvoerende bestuurder van een beursgenoteerde vennootschap en een uitvoerende bestuurder van een niet-beursgenoteerde vennootschap blijven beiden onder de loonbelasting vallen. De niet-uitvoerende bestuurder van een niet-beursgenoteerde vennootschap blijft buiten de loonbelasting vallen.
Het onderscheid tussen uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders blijkt uit opgenomen gegevens bij de Kamer van Koophandel.
Uitbreiding toepasbaarheid alleenstaande-ouderenkorting in de loonheffing
Op grond van huidige wet- en regelgeving kan de alleenstaande-ouderenkorting bij de inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen alleen worden toegepast als de alleenstaande oudere een uitkering krijgt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de loonheffingskorting laat toepassen op de uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Wanneer een oudere geen AOW ontvangt omdat hij of zij niet minimaal een kalenderjaar verzekerd is geweest voor de AOW, kan de alleenstaande ouderenkorting niet worden toepast op de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen. Ongeveer 2.000 alleenstaande ouderen maken gebruik van deze regeling. Door in de wet op te nemen dat de SVB ook op deze uitkering rekening mag houden met de alleenstaande-ouderenkorting, wordt de groep ouderen die aangifte inkomstenbelasting moet doen verkleind.
Pseudo-eindheffing en optierechten
Wanneer sprake is van een excessieve vertrekvergoeding aan een werknemer, wordt de werkgever geconfronteerd met een pseudo-eindheffing van 75% van de vertrekvergoeding. Of sprake is van een excessieve vertrekvergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het toetsloon. Als het toetsloon meer dan € 540.000 is en als de vertrekvergoeding hoger is dan € 540.000, dan is de regeling van toepassing.
Bepaalde aandelenoptierechten die zijn verkregen in het kalenderjaar vóórdat de werknemer uit dienst ging, tellen vanwege een uitzonderingsregel niet mee bij het bepalen van het bedrag van de vertrekvergoeding.
De Hoge Raad heeft in een uitspraak bepaald dat de uitzondering ook geldt voor aandelenoptierechten die nog niet onvoorwaardelijk waren vóór het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking met de werknemer is beëindigd. De pseudo-eindheffing over de excessieve vertrekvergoeding kan in dat geval worden voorkomen door constructies met voorwaardelijke optierechten.
De voorgestelde wijziging in de Wet op de loonbelasting zorgt ervoor dat voorwaardelijke aandelenoptierechten, die aan een werknemer zijn toegekend vóór het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin hij uit dienst gaat en die onvoorwaardelijk zijn geworden in het jaar voor uitdiensttreding, toch meetellen voor de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoedingen. Op deze manier kan geen gebruik meer worden gemaakt van de uitspraak van de Hoge Raad.
9. Overige maatregelen
Wet op de motorrijtuigenbelasting
Per 1 januari 2018 gaat als grondslag voor de motorrijtuigenbelasting de ‘massa rijklaar’ gelden zoals opgenomen in het kentekenregister, in plaats van de ‘eigen massa’ zoals vermeld op de voormalige groene kaart. Deze massa rijklaar bedraagt 100 kg meer dan de eigen massa. Voor de berekening van de motorrijtuigenbelasting brengt de RDW daarom 100 kg in mindering op de massa rijklaar. Het artikel in de Provinciewet is op deze manier vereenvoudigd en voor de belastingheffing zijn geen gevolgen door deze wijziging.
Energiebelasting
De energiebelasting wordt tijdelijk verhoogd omwille van het Energieakkoord voor duurzame groei. De tarieven voor aardgas en elektriciteit, het blokverwarmingstarief en de verlaagde aardgastarieven worden per 1 januari 2018 verhoogd en per 1 januari 2020 weer verlaagd.
Sinds 1 januari 2008 vallen ook installaties voor stadsverwarming onder de installatie voor blokverwarming. Als bij stadsverwarming voor meer dan 50% gebruik wordt gemaakt van restwarmte, valt het niet onder het blokverwarmingstarief. Door de uitbreiding van de energiebelasting is, indien gebruik wordt gemaakt van aardwarmte of warmte opgewekt met vaste of vloeibare biomassa, stadsverwarming altijd aan dit tarief onderworpen.
Uitbreiding partnerbegrip
In de huidige wetgeving kan bij een samengesteld gezin de situatie ontstaan dat voldaan wordt aan het partnercriterium. Hierdoor kan een pleegkind toeslagpartner zijn, hetgeen in de praktijk veelal niet gewenst is. Voorgesteld wordt om het partnerbegrip dat geldt voor de inkomstenbelasting en toeslagen te wijzigen.
Kinderen voor wie een pleegzorgvergoeding wordt of werd verstrekt, worden op verzoek niet als partner aangemerkt. Deze uitzondering geldt ook voor kinderen voor wie de verzorgende ouder in enig jaar kinderbijslag heeft ontvangen, maar die niet meer kwalificeren als pleegkind.
Geldigheidsduur multiplier giftenaftrek met een jaar
Met de multiplier giftenaftrek kunnen belastingplichtigen 1,25 keer het bedrag van de gedane gift aan een culturele ANBI in aanmerking nemen voor de giftenaftrek in de inkomstenbelasting. Deze regeling zou met ingang van 2018 worden afgeschaft. Het kabinet heeft echter het besluit over de vraag of de multiplier giftenaftrek al dan niet moet worden gecontinueerd, uitgesteld. Er is voorgesteld om de geldigheidsduur van de regeling van de multiplier giftenaftrek met een jaar te verlengen, tot en met 31 december 2018.
Navorderingstermijn schenk- en erfbelasting
Hoofdregel is dat navordering van schenk- en erfbelasting uitsluitend mogelijk is indien sprake is van een nieuw feit en de navorderingstermijn van vijf of twaalf jaar na het ontstaan van de belastingschuld nog niet is verstreken. Navordering is echter ook mogelijk wanneer bij de ene verkrijger een te laag bedrag aan schenk- of erfbelasting is geheven doordat een aan een andere verkrijger opgelegde aanslag wordt verminderd.
Voorgesteld wordt om navordering ook toe te staan indien in verband met een vermindering van een belastingaanslag een navorderingsaanslag aan dezelfde verkrijger moet worden opgelegd. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn indien een vermindering van een ‘gewone’ aanslag leidt tot het opleggen van een conserverende navorderingsaanslag voor de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). De maatregel gaat per direct in.
10. Eerder aangekondigde maatregelen
Afschaffing aftrek monumentenpanden en scholingsuitgaven uitgesteld
De door het kabinet voorgenomen afschaffingen van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van scholingsuitgaven zijn uitgesteld tot 2019. Minister Jet Bussemaker geeft in haar brief van 30 juni 2017 aan dit in overleg met de staatssecretaris van Financiën te hebben besloten.
Uitreiking aandelenoptierechten startups
Vanaf 1 januari 2018 wordt bij werknemers van startups onder voorwaarden 75% van het voordeel bij verkoop of uitoefening van binnen het dienstverband verkregen aandelenoptierechten als loon in aanmerking genomen. De vrijstelling bedraagt derhalve 25% en is gemaximeerd op € 12.500.
Verhuurderheffing
Per 1 januari 2018 verandert de verhuurderheffing op onder andere de volgende punten:
- De heffingsvrije voet wordt verhoogd van 10 naar 50 woningen.
- Rijksmonumenten worden vrijgesteld van de verhuurderheffing.
- De verhuurderheffing wordt berekend over een WOZ-waarde per object van maximaal € 250.000. Na 2018 wordt deze grens jaarlijks geïndexeerd.
- De heffingsvermindering voor transformatie van niet voor woning bestemde ruimten naar huurwoningen, geldt voortaan alleen voor huurwoningen met een huur onder de 1e aftoppingsgrens (per 1-1-2017 € 592,55).
Let op!
Het tarief van de verhuurderheffing gaat omhoog van 0,536% in 2017 naar 0,593% van de WOZ-waarde in 2022.
Pensioen in eigen beheer
De uitfasering van pensioen in eigen beheer wordt doorgezet. Tot en met 2019 kunnen opgebouwde pensioenaanspraken worden afgekocht. Als voor afkoop in 2017 wordt gekozen, wordt een korting verleend van 34,5%. Vanaf 1 januari 2018 geldt nog slechts een korting van 25%. Die korting daalt vanaf 1 januari 2019 verder naar 19,5%. Na 1 januari 2020 kan het pensioen in eigen beheer niet meer worden afgekocht of worden omgezet in een oudedagsverplichting.
Tip:
Afkoop van pensioen in eigen beheer is in 2017 fiscaal voordeliger dan in 2018 of 2019, omdat de korting in 2018 en 2019 daalt.
Oktober 2017 – MKB Nieuwsbrief nr. 8
Verruiming termijn aangifte ziekte en herstel eigenrisicodragers
De termijnen voor het doen van ziekteaangifte en herstelmeldingen aan het UWV door werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de Ziektewet, worden verruimd.
Bent u eigenrisicodrager voor de Ziektewet dan gelden voor u dezelfde termijnen voor het doen van ziekteaangifte en herstelmeldingen als voor werkgevers die geen eigenrisicodrager zijn. Die termijnen zijn vrij kort, omdat het UWV naar aanleiding van een melding een Ziektewet-uitkering moet gaan uitkeren. Als eigenrisicodrager bent u echter zelf verantwoordelijk voor het uitkeren van een Ziektewet-uitkering en stelt u zelf het recht, de hoogte en de duur daarvan vast. Het UWV heeft dus bij eigenrisicodragende werkgevers een veel beperktere rol dan bij niet-eigenrisicodragende werkgevers.
Let op!
Bij werkgevers die eigenrisicodrager zijn heeft het UWV een meer controlerende rol, aangezien de instantie wel eindverantwoordelijk is voor de uitvoering van de Ziektewet. Als de eigenrisicodrager zijn rol niet of niet goed heeft vervuld, neemt het UWV de verstrekking van de Ziektewet-uitkering op kosten van de eigenrisicodrager over.
Verruiming ziekteaangiftetermijn
Vanwege de beperktere rol van het UWV in de eerste fase van het ziekteproces, wil het kabinet voor eigenrisicodragers de termijn voor het doen van de ziekteaangifte verruimen naar zes weken vanaf de datum dat het dienstverband wordt beëindigd. De Tweede en Eerste Kamer moeten hier nog wel mee instemmen.
Let op!
Bij nawerking valt de eerste ziektedag van de voormalig werknemer binnen vier weken nadat het dienstverband is beëindigd. De aangiftetermijn van zes weken begint dan te lopen vanaf de eerste ziektedag.
De verruimde ziekteaangiftetermijn geeft u ook de mogelijkheid om de ziekte en het herstel tegelijkertijd te melden, als het herstel binnen zes weken plaatsvindt. Een herstelmelding mag echter niet eerder worden gedaan dan de ziekmelding. Worden de ziekteaangifte en het herstel apart gemeld, dan geldt voor de herstelmelding een termijn van twee dagen nadat de (ex)werknemer zich bij u beter heeft gemeld.
Oudedagsverplichting dga jaarlijks oprenten met marktrente.
Heeft u ervoor gekozen om uw pensioen in eigen beheer om te zetten in een oudedagsverplichting, dan moet deze verplichting jaarlijks met een door de belasting vastgestelde marktrente worden opgerent. Hoe die oprenting nu precies werkt, heeft de Belastingdienst onlangs verduidelijkt.
Omzetting naar oudedagsverplichting
Tot uiterlijk 31 december 2019 kunt u ervoor kiezen om uw pensioen in eigen beheer om te zetten naar een oudedagsverplichting. Uw in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak wordt dan eerst zonder fiscale gevolgen afgestempeld van commerciële naar fiscale balanswaarde en vervolgens omgezet in een oudedagsverplichting. Dit potje voor uw oudedag is zichtbaar op de balans van uw bv. Bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd ontvangt u kortgezegd twintig jaar lang oudedagsuitkeringen.
Jaarlijkse oprenting
In tegenstelling tot het inmiddels afgeschafte pensioen in eigen beheer, mag u de oudedagsverplichting niet verder aanvullen. Wel moet deze verplichting tot pensioendatum jaarlijks worden opgerent met een door de Belastingdienst voorgeschreven marktrente. Uw bv moet bij het bepalen van de fiscale winst rekening houden met deze oprenting van de oudedagsverplichting. Hoe dit in zijn werk gaat, hangt af van de volgende situaties: de uitkeringen zijn nog niet ingegaan (uitstelfase), de oudedagsverplichting komt voor het eerst tot uitkering en de uitkeringsfase.
Uitstelfase
In de uitstelfase moet de oudedagsverplichting steeds nadat een jaar is verstreken, worden opgerent. Heeft u bijvoorbeeld op 1 juli 2017 het pensioen in eigen beheer omgezet in een oudedagsverplichting, dan vindt de eerste oprenting van de verplichting plaats op 1 juli 2018.
De jaarlijkse oprenting van uw oudedagsverplichting mag echter ook plaatsvinden aan het einde van het boekjaar. Een boekjaar loopt meestal van 1 januari tot en met 31 december.
Let op!
Vindt de omzetting van het pensioen in eigen beheer naar een oudedagsverplichting in de loop van het boekjaar plaats, dan is bij oprenting aan het einde van het boekjaar, de eerste oprentingsperiode korter dan twaalf maanden.
Eerste oudedagsuitkering
In het jaar waarin de oudedagsverplichting voor het eerst tot uitkering komt, moet de verplichting, direct voordat de omvang van de eerste uitkeringstermijn is vastgesteld, tot de ingangsdatum worden opgerent. Heeft bijvoorbeeld de jaarlijkse oprenting in de uitstelfase steeds plaatsgevonden op 1 juli en gaan de uitkeringen in op 1 maart 2020, dan moet direct hieraan voorafgaand uw oudedagsverplichting nog worden opgerent voor de periode 1 juli 2019 tot 1 maart 2020.
Uitkeringsfase
Nadat de uitkeringstermijnen zijn ingegaan, moet de oudedagsverplichting steeds na verloop van één jaar worden opgerent (uitgaande van het voorgaande voorbeeld is dat dus telkens 1 maart).
Let op!
Uitgangspunt voor de jaarlijkse oprenting tijdens de uitkeringsfase is het bedrag van de oudedagsverplichting verminderd met de al vervallen uitkeringstermijnen.
Werkgever is verantwoordelijk voor het registreren van gewerkte uren
Het komt nogal eens voor dat een werknemer na het einde van het dienstverband nog uitbetaling van overuren of meeruren claimt. Het probleem blijkt vaak te zitten in de registratie van de overuren dan wel meeruren. Voor die registratie bent u als werkgever verantwoordelijk. Kunt u geen deugdelijke administratie overleggen, dan wordt de claim vaak toegewezen; soms zelfs voor meerdere jaren.
Wat is overwerk?
Er is sprake van overwerk wanneer de werknemer op verzoek of in opdracht van de werkgever meer uren arbeid verricht dan de afgesproken omvang van de arbeidsovereenkomst.
Bij parttimecontracten wordt ook wel gesproken over meeruren, zolang de totale arbeidstijd niet meer dan die van een fulltimer wordt. Overwerk of meeruren zijn altijd incidenteel!
Bij bepaalde functies is overwerk inherent aan de functie. Bepalend is wat gebruikelijk is bij dergelijke functies en het loonniveau.
Tip:
Spreek af en leg vast of overuren dan wel meeruren inherent zijn aan de functie!
In de cao kan onder andere geregeld zijn:
- wat overuren zijn
- wat meeruren zijn
- of overuren dan wel meeruren gecompenseerd mogen worden met vrije tijd
- welk loon voor overuren geldt
Is er niets geregeld in de cao, leg dan als werkgever de afspraken over overuren ofwel meerwerk in het personeelsreglement, in de algemene arbeidsvoorwaarden of in de individuele arbeidsovereenkomst vast.
Geen schriftelijke afspraken?
Heeft u geen schriftelijke afspraken gemaakt? Dan geldt:
- Een werknemer heeft recht op loon over alle uren dat hij – in opdracht van de werkgever – arbeid verricht.
- In onderling overleg kunnen afspraken gemaakt worden over compensatie in vrije tijd.
- Een werknemer mag nooit meer dan 60 uur per week voor u werken, en in ieder geval niet meer dan gemiddeld 48 uur per week in een periode van 16 weken.
Is het overwerk structureel? Dan is er geen sprake meer van overwerk, maar van een wijziging van de omvang van de arbeidsovereenkomst!
Let op!
Bij min-/max-contracten: structureel werk boven het minimum aantal uren kan tot betalingsverplichtingen leiden.
Tip:
Registreer wekelijks de overuren en laat de werknemer daarvoor tekenen! Of laat de werknemer urenbriefjes invullen die u al dan niet accordeert!
Checklist voor het werken met uitzendkrachten
De Inspectie SZW heeft een checklist ‘Werken met uitzendbureaus’ gemaakt. Zo kunnen bedrijven zelf beoordelen of zij op een eerlijke, gezonde en veilige manier met uitzendkrachten werken.
Werken met uitzendkrachten
Doet u wel eens zaken met een uitzendbureau? Het uitzendbureau moet zich aan bepaalde regels houden, maar ook u heeft verantwoordelijkheden. Zo moet u controleren of het uitzendbureau wel juist geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel. Ook moeten uitzendkrachten dezelfde beloning krijgen als uw eigen werknemers die hetzelfde werk doen. Krijgt de uitzendkracht te weinig betaald dan kan hij niet alleen het uitzendbureau aansprakelijk stellen, maar ook u.
Een ander belangrijk punt is de identiteit van de uitzendkracht. U moet deze controleren vóórdat de uitzendkracht begint met het werk. Controleer in ieder geval ook de factuur van het uitzendbureau, want die moet voldoen aan een aantal wettelijke eisen. En wat te denken van een veilige en gezonde werkomgeving? Krijgt de uitzendkracht namelijk een ongeluk op de werkplek, dan bent u, als opdrachtgever, verantwoordelijk.
Checklist
Met de door de Inspectie SZW ontwikkelde checklist ‘Werken met uitzendbureaus’ kunt u aan de hand van negen punten controleren of zowel u als het uitzendbureau de zaken goed op orde heeft. De checklist helpt u met het selecteren van een uitzendbureau en u krijgt een beeld van alle verplichtingen waar u zelf aan moet voldoen als u gebruikmaakt van uitzendkrachten. Zo weet u zeker dat u niets over het hoofd ziet.
Tip:
U vindt de checklist op de website van de Inspectie SZW.
Nieuwsberichten
1. Premies WGA en ZW-flex 2018 bekend
Het UWV heeft de gedifferentieerde premies WGA en ZW (Werkhervattingskas) voor 2018 bekend gemaakt. Hieruit blijkt een lichte stijging van beide premies. De gemiddelde WGA-premie stijgt van 0,74% in 2017 naar 0,75% in 2018. De gemiddelde premie die een werkgever aan UWV afdraagt voor de Ziektewet-flex stijgt in 2018 naar 0,41% (0,35%: 2017).Wilt u precies weten hoeveel premie u bij UWV kwijt bent voor de WGA of de ZW-flex, maak dan gebruik van de rekenhulp van UWV. Let op: de rekenhulp is er niet voor de eigenrisicodrager, want die betaalt geen gedifferentieerde premie Werkhervattingskas. Eind 2017 ontvangt u van de Belastingdienst een beschikking met de individueel gedifferentieerde premies WGA en ZW 2018.2. Gratis inzage in Handelsregister KvK
Ondernemers kunnen voortaan per jaar dertig gratis inzages krijgen in ondernemingen die in het Handelsregister staan ingeschreven. Hiermee wil de Kamer van Koophandel (KvK) het raadplegen van het Handelsregister laagdrempeliger maken. Daarnaast stelt de KvK kosteloos twee geanonimiseerde sets beschikbaar met open data over bedrijven en jaarrekeningen. Deze sets kunnen dienen om analyses uit te voeren voor bijvoorbeeld benchmarking, strategie en beleid. De ene set is een geanonimiseerd overzicht van ondernemingen en de andere set bestaat uit geanonimiseerde gegevens uit jaarrekeningen. De inzages in het Handelsregister stelt de KvK beschikbaar via de KvK App Handelsregister.3. Pensioen-bv moet aangifte loonheffingen doen bij afkoop dga-pensioen
Heeft u ervoor gekozen om uw pensioen in eigen beheer af te kopen, dan bent u over deze afkoop loonheffing verschuldigd. Uw pensioen-bv, oftewel de bv die uw pensioen in eigen beheer beheert, moet aangifte loonheffingen doen. Bent u in dienst bij een andere bv, dan mag deze voor de afkoop niet de aangifte loonheffingen doen. Enkel uw pensioen-bv moet de afkoop aangeven. Uw pensioen-bv moet de afkoop meenemen in de aangifte over het tijdvak waarin de afkoop van uw pensioen in eigen beheer plaatsvond. Is dit de eerste keer dat de pensioen-bv aangifte loonheffingen doet, wacht dan nog even met het doen van de aangifte, totdat u bericht hierover heeft ontvangen van de Belastingdienst. Let op: heeft toch de verkeerde bv de afkoop aangegeven, dan moet dit worden gecorrigeerd. Uiteraard kunnen ook wij voor u de aangifte loonheffingen voor de afkoop van het pensioen in eigen beheer verzorgen.
4. Belastingplichtige verantwoordelijk voor correcte vooraf ingevulde aangifte
Controleer altijd een vooraf ingevulde aangifte en herstel zelf eventuele fouten en vul de aangifte aan met ontbrekende gegevens. U bent en blijft namelijk zelf, als belastingplichtige, verantwoordelijk voor de juistheid ervan.
Onlangs vocht een belastingplichtige zijn definitieve aanslag aan omdat deze afweek van zijn voorlopige. In de voorlopige aanslag was zijn WGA-uitkering aangemerkt als inkomen uit tegenwoordige arbeid. Bij de definitieve aanslag werd de uitkering als inkomen uit vroegere arbeid aangemerkt en kwamen daardoor de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting te vervallen. Volgens de belastingplichtige was een en ander een fout geweest van de Belastingdienst, die de inkomsten in zijn vooraf ingevulde aangifte foutief hadden toegedeeld. De inspecteur bestreed dit, maar de rechter maakte aan deze onduidelijkheid een eind met de mededeling dat een belastingplichtige zelf verantwoordelijk is voor het correct invullen van zijn aangifte.
5. Samen een bedrijf. Beiden recht op zelfstandigenaftrek?
Als partners samen in een vof of maatschap een bedrijf uitoefenen, kunnen ze in beginsel ook allebei recht hebben op ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek.
Voor een aantal ondernemersfaciliteiten, waarvan de zelfstandigenaftrek één van de belangrijkste is, geldt als eis dat de ondernemer minstens 1.225 uur per jaar in het bedrijf werkt én minstens de helft van de werkzame uren. Als echtgenoten of partners samen in een vof of maatschap zitten, mogen de gewerkte uren niet meer dan 70% ondersteunend van aard zijn, anders tellen deze niet mee. Bij werkzaamheden van ondersteunende aard moeten we bijvoorbeeld denken aan het verzorgen van de administratie en aan schoonmaakwerkzaamheden. Het is dus van belang dat de kerntaken van de onderneming zoveel mogelijk door beide echtgenoten worden uitgevoerd.
6. Geen discriminatie in bijtellingsverschil auto van de zaak
Per 1 januari 2017 geldt voor het privégebruik van een nieuwe auto van de zaak een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (incl. btw en bpm), tenzij het een auto betreft zonder CO2-uitstoot. Een bestaande auto van de zaak met een Datum Eerste Toelating (DET) vóór 1 januari 2017 en een bijtelling van 25% blijft die bijtelling houden en valt dus niet in 2017 of na 60 maanden terug naar het 22%-tarief (met name dat laatste is van belang).
De Vereniging Zakelijke Rijders (VZR) vindt dit fiscale discriminatie en is daarom een viertal proefprocedures gestart. Rechtbank Den Haag heeft het beroep onlangs afgewezen. Volgens de rechter blijft de bijtelling privégebruik auto voor gewone auto’s van vóór 2017 25%, en voor nieuwere auto’s is dat 22%. Deze maatregel is namelijk niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel en ook niet met het recht op het ongestoord genot van eigendom.
Augustus 2017 – MKB Nieuwsbrief nr. 7
Wat gebeurt er met de BOR door afschaffing Pensioen in eigen beheer?
Het opbouwen van pensioen in eigen beheer is niet meer mogelijk. Stel dat er pensioen in eigen beheer in de bv zit, dan kan afkoop of omzetting van het pensioen in eigen beheer direct gevolgen hebben voor de bedrijfsopvolgingsregeling.
De dga moet, nu pensioenopbouw in eigen beheer niet meer kan, kiezen uit drie mogelijkheden. Hij kan zijn bestaande pensioen laten staan, afkopen of omzetten in een oudedagsverplichting.
Gevolgen BOR
Wanneer de dga kiest voor omzetting in een oudedagsverplichting of afkopen van het pensioen in eigen beheer, heeft dat gevolgen voor de bedrijfsopvolgingsregeling. Hoe zit dat?
Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
Bij het schenken of erven van aandelen zijn er, naast de uitstelfaciliteit voor de betaling van de belasting in 10 jaar, twee bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.
1. de doorschuiving van de aanmerkelijkbelangclaim (ab-claim) en
2. de vrijstellingen voor de schenk- of erfbelasting.
Door deze twee bedrijfsopvolgingsfaciliteiten hoeft u over een bepaald bedrag geen belasting te betalen.
Bij de ab-claim is dat om te beginnen uitstel van belastingheffing van 25% over de waarde van de aandelen minus de verkrijgingsprijs. Bij de vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting is een vrijstelling van 100% over de waarde van de verkrijging tot € 1 miljoen en een vrijstelling van 83% boven het miljoen.
Wat gebeurt er nu als het pensioen in eigen beheer wordt afgekocht of wordt omgezet in een oudedagsverplichting?
Toename eigen vermogen
Door de afkoop van het pensioen verdwijnt de verplichting van de balans en stijgt het eigen vermogen. Dit komt doordat de fiscale waarde aanzienlijk lager is dan de commerciële waarde. Ditzelfde geldt bij de omzetting van het pensioen in een oudedagsvoorziening.
Op deze hogere waarde van de aandelen zijn de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten niet van toepassing, omdat het als beleggingsvermogen binnen de bv is aan te merken. De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten hebben namelijk alleen betrekking op ondernemingsvermogen. Houd u het pensioen in stand, dan heeft het geen directe gevolgen voor het eigen vermogen.
Tot slot
Uw keuze in het kader van pensioen in eigen beheer kan directe fiscale gevolgen hebben voor andere beslissingen. Bent u voornemens aandelen te schenken, laat u dan goed adviseren.
Biedt u uw kinderen vakantiewerk op uw bedrijf?
Uw schoolgaande of studerende kinderen hebben vakantie. Misschien is het een idee om ze in uw bedrijf te laten meewerken en zo een leuk zakcentje te laten verdienen. Met welke fiscale en andere regels hebben zij en u dan te maken?
Echte dienstbetrekking?
Allereerst is van belang of er een echte dienstbetrekking is. Dat is meestal niet zo, omdat voor uw kind waarschijnlijk wat soepeler arbeidsvoorwaarden gelden omdat de familierelatie overheerst. In dat geval hoeft u geen premies werknemersverzekering te betalen, maar is uw kind dus ook niet verzekerd. Loonheffing moet u wel altijd inhouden.
Bruto = netto?
Als uw kind maar een paar weken tijdens de vakantie meewerkt, stelt de af te dragen belasting ook weinig voor. Dit komt omdat iedereen recht heeft op de algemene heffingskorting. Voor lagere inkomens bedraagt deze dit jaar € 2.254. In de praktijk betekent dit dat tot een inkomen van ruim € 6.000 geen belasting hoeft te worden betaald en de bruto verdiensten dus netto zijn.
Direct profijt
Uw kind kan hiervan direct profiteren via de scholieren- en studentenregeling. Er gelden wel aanvullende voorwaarden en er moet een formulier voor worden ingevuld. U kunt op het loon dan de kwartaaltabel toepassen, waardoor u waarschijnlijk geen loonheffing hoeft in te houden.
Let op!
Is er meer loonheffing ingehouden dan uw kind per saldo verschuldigd is, dan krijgt hij dit in ieder geval het jaar erop terug door aangifte te doen.
Kostenvergoeding
Een aantal kosten kunt u voor uw werknemers onbelast vergoeden, zoals die van het woon-werkverkeer of zakelijke maaltijden, bijvoorbeeld op koopavond. Deze regels gelden ook voor meewerkende kinderen.
Let op!
Onder het oude stelsel van studiefinanciering voor hbo en universiteit mag je maximaal
€ 14.215,75 bijverdienen. Die geldt ook als je alleen nog een studentenreisproduct hebt.
Belangrijke wijzigingen in de Arbowet per 1 juli 2017
Per 1 juli 2017 is de Arbowet gewijzigd. Werkgevers en werknemers worden meer betrokken bij de arbodienstverlening, de preventie in de onderneming en de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts. De belangrijkste wijzigingen hebben we voor u op een rij gezet.
Directe toegang
Elke werknemer moet bij de bedrijfsarts terecht kunnen. Daarom geldt vanaf 1 juli 2017 directe toegang tot een open spreekuur bij de bedrijfsarts. Ook krijgt iedere werknemer recht op een second opinion van een andere bedrijfsarts op kosten van de werkgever. De bedrijfsarts krijgt bovendien het recht om elke werkplek te bezoeken en zijn adviesrol wordt verduidelijkt. De bedrijfsarts werkt nauw samen met de preventiemedewerker en de OR, personeelsvertegenwoordiging of belanghebbende werknemers en krijgt meer adviserende taken.
Basiscontract arbodienstverlening
Er gaan minimumeisen gelden voor het basiscontract met een arbodienst. Nu is er nog een grote diversiteit aan contracten tussen arbodienstverleners en werkgevers, met als gevolg onvolledige contracten of contracten met weinig voorzieningen. Dat kan weer leiden tot ontoereikende arbozorg.
Het basiscontract biedt voor alle betrokken partijen duidelijkheid en daardoor meer bescherming aan werknemers. Voor de werkgever is het duidelijk bij welke taken hij zich in ieder geval moet laten ondersteunen, bedrijfsartsen en arbodienstverleners kunnen op professionele wijze hun werk doen en er is meer aandacht voor preventie en de kwaliteit van de arbodienstverlening.
Sterkere positie preventiemedewerker
De OR krijgt instemmingsrecht bij de keuze van de preventiemedewerker en diens positie in de organisatie. De preventiemedewerker krijgt een duidelijkere rol, namelijk het adviseren aan en samenwerken met arbodienstverleners en de bedrijfsarts.
Handhaving en toezicht
De Inspectie SZW krijgt ruimere sanctiemogelijkheden. Zo gaat de Inspectie handhaven op de aanwezigheid van het basiscontract. Ook zijn er meer mogelijkheden om sancties op te leggen aan werkgevers, arbodiensten en bedrijfsartsen als de regels niet worden nageleefd.
Overgangsperiode
De nieuwe Arbowetregels gelden per 1 juli 2017. Er is een overgangsperiode van één jaar. Werkgevers en arbodienstverleners hebben tot uiterlijk 1 juli 2018 de tijd om de bestaande contracten en dienstverlening aan te passen aan de nieuwe regels.
Let op!
Op het Arboportaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een digitale toolkit beschikbaar met factsheets, documenten en animaties over de nieuwe Arbowetregels per 1 juli 2017.
Op 31 december van dit jaar loopt restschuldregeling eigen woning af
De restschuldregeling eigen woning, die vanaf 29 oktober 2012 geldt, loopt definitief af op 31 december 2017. Een verlenging zit er niet in.
Restschuldregeling
Als de verkoopopbrengst van uw eigen woning onvoldoende is om uw eigenwoningschuld en de verkoopkosten te dekken, blijft u zitten met een restschuld. Als deze restschuld ontstaat in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 mag u de rente over deze restschuld gedurende vijftien jaar na ontstaan van de restschuld in aftrek brengen in box 1. Deze tijdelijke restschuldregeling zal niet worden verlengd. Verkoopt u dus op 1 januari 2018 of later uw woning en houdt u daarbij een restschuld over, dan heeft u voor deze schuld geen recht op renteaftrek.
Let op!
De tijdelijke restschuldregeling is in het leven geroepen als crisismaatregel om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen. Omdat die doorstroming inmiddels is hersteld, is er volgens staatssecretaris Wiebes van Financiën geen reden om de restschuldregeling te verlengen.
NIEUWSBERICHTEN
1. ‘MijnOverheid’ is niet vrijblijvend
Als u gebruik maakt van de digitale berichtenbox van MijnOverheid, heeft dit rechtskracht, zo oordeelde de rechter. Vergeet dus niet berichten in uw box tijdig te lezen, anders kunt u onverwacht in de problemen komen.In MijnOverheid vind u een berichtenbox met uw digitale post. Ook vindt u er een onderdeel met ‘lopende zaken’, waarin u bijvoorbeeld kunt bijhouden hoe ver een aanvraag voor een vergunning is gevorderd. Daarnaast is er een onderdeel dat betrekking heeft op al uw persoonlijke informatie, zoals NAW-gegevens, pensioenopbouw, uitkeringsrechten en dergelijke. Ook de Belastingdienst gebruikt MijnOverheid.nl. Geeft u aan de post van de Belastingdienst digitaal te willen ontvangen, dan krijgt u gedurende twee jaar de post zowel op papier in de brievenbus als digitaal via MijnOverheid. Na deze gewenningsperiode krijgt u het alleen nog digitaal.2. Maximale betaaltermijn van 60 dagen voor mkb en zelfstandigenPer 1 juli is het over en uit met betaaltermijnen van langer dan 60 dagen van grote ondernemingen aan kleine leveranciers. Standaard geldt een betaaltermijn van 30 dagen.
Grote ondernemingen kunnen vanaf 1 juli geen langere betaaltermijn dan 60 dagen overeenkomen met mkb-ondernemingen en zelfstandige ondernemers. Wordt er in de overeenkomst met een kleine leverancier toch een langere termijn van betaling overeengekomen, dan wordt dit nietig verklaard. Na de 30 dagen is de afnemer wettelijke handelsrente verschuldigd over de termijnoverschrijding. Gaat de grote onderneming over de betaaltermijn van 60 dagen heen, dan gaat deze termijn automatisch terug naar 30 dagen.Let op!
De maximale betaaltermijn van 60 dagen gaat in op 1 juli 2017. Voor bestaande overeenkomsten is er een overgangstermijn van 1 jaar.
3. Leeftijd no-riskpolis verlaagd naar 56 jaar
Neemt u een oudere werkloze in dienst, dan komt u niet voor hoge kosten te staan als deze werknemer onverhoopt langdurig ziek wordt. Voor deze werknemer geldt namelijk een no-riskpolis. Het kabinet gaat de leeftijdsgrens hiervoor verlagen naar 56 jaar of ouder. De no-riskpolis geldt bijvoorbeeld voor de werknemer die bij aanvang van het dienstverband een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering heeft. De polis geldt na dertien weken ziekte ook voor de oudere werknemer, die langer dan 52 weken een WW-uitkering heeft gekregen en vanuit de WW bij u in dienst is gekomen. Als een werknemer met een dergelijke polis ziek wordt, kunt u bij het UWV voor deze werknemer een Ziektewetuitkering aanvragen. U kunt de uitkering dan verrekenen met het te betalen loon.
4. Opnieuw uitstel tot 2019 van Monumentenaftrek
Wederom goed nieuws voor particuliere eigenaren van monumentenpanden. De fiscale aftrek voor het onderhoud blijft ook in 2018 bestaan. Het plan om deze aftrekpost in de inkomstenbelasting te schrappen en te vervangen voor een subsidieregeling voor onderhoud, is wederom uitgesteld tot 1 januari 2019.
Als eigenaar van een monumentenpand mag u bepaalde onderhoudskosten aan het pand in de inkomstenbelasting in aftrek brengen. Een monumentenpand is in dit geval een pand dat is ingeschreven in een Rijksmonumentenregister (of is aangewezen als beschermd monument) en voor u kwalificeert als eigen woning of als een bezitting in box 3. Van de kosten die u in alle redelijkheid maakt om het pand in bruikbare staat te houden of te herstellen, is 80% aftrekbaar. Achterstallig onderhoud valt hier ook onder, maar een verbetering, zoals een uitbreiding van het monumentenpand, niet. Ook eigenaarslasten en afschrijvingen zijn niet aftrekbaar.
5. Bij verhuur vakantiewoning mogelijk btw aanschaf terug
Ziet u op uw vakantiebestemming een leuke vakantiewoning te koop? Overweegt u serieus de stap te zetten of is de deal al gesloten? Let dan op eventuele fiscale voordelen. Als u bij aankoop van een vakantiewoning btw betaalt en u de vakantiewoning ook gaat verhuren, kunt u in sommige gevallen namelijk deze btw (deels) van de Belastingdienst terugkrijgen.
De verhuur van de vakantiewoning moet dan wel zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning voor minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd. Hoeveel btw u uiteindelijk kunt terugvragen is afhankelijk van uw eigen gebruik.
Let op!
Meld u eerst aan bij de Belastingdienst als ondernemer voor de btw, anders kunt u de btw niet terugvragen. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.
Voorbeeld
U koopt in 2017 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2017 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de aankoop-btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u in 2017 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.
6. Mogelijkheid aftrek scholingsuitgaven blijft voorlopig gehandhaafd
De voorgenomen afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven is wederom uitgesteld. Deze aftrekpost zou mogelijk per 1 januari 2018 worden afgeschaft, maar dit wordt op z’n vroegst 1 januari 2019. Particulieren die een opleiding of studie voor een (toekomstig) beroep volgen waarvoor geen recht bestaat op studiefinanciering, kunnen de kosten hiervan in de aangifte inkomstenbelasting in aftrek brengen als scholingsuitgaven. Niet alle studiekosten zijn aftrekbaar. Niet-aftrekbaar zijn bijvoorbeeld reis- en verblijfkosten en de kosten van computerapparatuur, zoals een tablet of een notebook. Bovendien geldt er een drempel van € 250 en kan er maximaal € 15.000 aan studiekosten en andere scholingsuitgaven in aftrek worden gebracht indien de studie wordt gevolgd buiten de standaardstudieperiode.
Een eventuele vergoeding van de werkgever komt in mindering op de aftrekbare studiekosten. In plaats van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven komt er op termijn een nieuwe regeling in de vorm van scholingsvouchers. Deze regeling moet nog verder worden uitgewerkt.
Juli 2017 – MKB Nieuwsbrief nr. 6
Personele kosten remmen winstontwikkeling mkb, omzet groeit
De omzetgroei in het Nederlandse midden- en kleinbedrijf is in 2016 opnieuw versneld. Gemiddeld steeg de omzet met 7,4%, versus 5,1 een jaar eerder. Vooral de bouw en specialistische zakelijke dienstverleners deden het op alle fronten goed, terwijl de industrie enigszins achterbleef. De winst groeide echter niet in dezelfde tred mee.Deze cijfers laten al voor het derde jaar op rij een stagnatie zien. Dit is voor een belangrijk deel veroorzaakt door een stijging in de personele kosten. Dit blijkt uit het nieuwe SRA-rapport ‘Branches in Zicht 2017, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.
Winstgroei stagneert, personeelskosten verdubbelen
Ondanks een sterke stijging van de omzetgroei vertraagde de toename in winsten naar gemiddeld 20,4%. Dit was 29,9% in 2015 en 31,5% in 2014. Vooral de automotive en de logistiek kenden een sterke terugval, al bleef er ook in deze branches sprake van groei. De bouw liet als enige een flinke versnelling van de winstgroei zien. Een belangrijke reden waarom de winstontwikkeling voor het mkb als geheel achterbleef bij het tempo van de omzetgroei is een toename van de personeelskosten met gemiddeld 6%, voor bedrijven de belangrijkste kostenpost. De toename van deze kosten was in 2016 bijna twee keer zo sterk dan in 2015 en bijna drie keer zo sterk dan in 2014.
Bouw blinkt uit
Het mkb liet over de volle breedte groei zien, maar de bouw stak er met kop en schouders bovenuit. De winstgroei kwam in deze branche uit op maar liefst 81,2%; een forse versnelling ten opzichte van het voorgaande jaar. De florerende woningmarkt is een sterke groeimotor en de meeste bedrijven in de bouw staan er financieel veel beter voor. Ook de medische zorg zag de winstgroei aantrekken. In de logistiek en de automotive nam de winstgroei het sterkst af, onder meer door druk op de prijzen en verdienmodellen. De omzetgroei versnelde in deze branches wel.
Meer ruimte om te investeren
Financieel gezien heeft het mkb een erg goed jaar achter de rug. Ook de solvabiliteit is sterk verbeterd, het eigen vermogen nam in totaal met bijna 12% toe. Vooral de bouw, specialistische zakelijke dienstverleners en de horeca lieten hier een forse stijging zien. Daarnaast zijn mkb-ondernemers gemiddeld genomen meer schulden aangegaan om te investeren. De kortlopende schulden liepen per saldo met 1,4% op. De kar werd hier getrokken door de bouw, de logistiek en de industrie. Alleen autobedrijven bouwden de schulden gemiddeld verder af.
Grote regionale verschillen
De omzetontwikkeling was in 2016 positief in alle regio’s. Ondernemers in de zuidelijke provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg lieten de sterkste omzetgroei zien met 11,5%. Ook bedrijven in de noordelijke provincies deden goede zaken, zij lieten een groei zien van 7,3%. De winstcijfers waren eveneens het beste in de zuidelijke regio met 28,7%. Verder stegen de personeelskosten gemiddeld het hardst in de noordelijke en zuidelijke provincies met ruim 11%, versus 6% gemiddeld. In de vier grote steden namen deze kosten relatief beperkt toe.
Trouwplannen na 1 januari 2018?
Let op de veranderingen in het nieuwe huwelijksvermogensrecht. Je trouwt straks niet meer automatisch in algehele gemeenschap van goederen. Op 1 januari 2018 treedt een wetswijziging in werking betreffende de beperking gemeenschap en geldt alleen voor huwelijken die gesloten worden na die datum. Wat gaat er veranderen en wat betekent dit voor u als ondernemer?De gemeenschap van goederen omvat alle goederen en schulden die echtgenoten voor het huwelijk gezamenlijk al hadden en alle goederen en schulden die de echtgenoten vanaf de aanvang van de gemeenschap tot aan de ontbinding van de gemeenschap verkrijgen of maken, met uitzondering van hetgeen ontvangen is in het kader van een erfenis of schenking.
Nu: uitsluitingsclausule
Op dit moment is dit alleen het geval indien een uitsluitingsclausule is opgenomen in het testament of bij de schenking, waarbij de erflater of de schenker bepaalt dat een erfenis of schenking buiten de gemeenschap van goederen valt.
Straks: insluitingsclausule
Onder de nieuwe wetgeving zal een insluitingsclausule of gemeenschapsclausule gebruikt kunnen worden. Deze clausule zorgt ervoor dat de gift of erfenis juist wel in de gemeenschap valt, indien de schenker of erflater dat wenst.
Let op!
Vanaf 1 januari 2018 moet u met een insluitingsclausule regelen dat een gift of erfenis juist in de gemeenschap valt.
Ondernemingsvermogen
Voorhuwelijks ondernemingsvermogen valt niet in de gemeenschap. Wel geldt dat een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid voldaan dient te worden aan de gemeenschap, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van de echtgenoten komt of is gekomen. Volgens de parlementaire geschiedenis kan dit vergoedingsrecht worden vastgesteld aan de hand van de toegenomen waarde van het privévermogen. Dit vereist een nauwkeurige administratie van het privévermogen van echtgenoten. Het is derhalve verstandig om de waarde van de voorhuwelijkse onderneming goed te doen vaststellen en hierbij op te nemen op basis van welke grondslag dit is gebeurd. Aan het einde van het huwelijk zal dit wederom moeten gebeuren.
Tip:
Leg het vermogen van de onderneming en het privévermogen van u en uw partner voor het huwelijk nauwkeurig vast.
Totaalwinst van de onderneming
Wilt u als ondernemer een huwelijk aangaan, dan is het verstandig dat uw accountant de gerealiseerde totaalwinst van de onderneming vaststelt op het moment van het aanvangen van de gemeenschap.
Let op!
Het is voor ondernemers en in het bijzonder voor een ondernemer met een eenmanszaak van groot belang dat alle afspraken en de vermogenssituatie in huwelijksvoorwaarden worden overeengekomen.
Gevolgen voor schulden
De nieuwe wetgeving leidt tot slot tot een beperking van de positie van schuldeisers. Zo kunnen de goederen van een echtgenoot niet worden uitgewonnen indien hij goederen uit de gemeenschap aanwijst, die voldoende verhaal bieden om gemeenschapsschulden mee te voldoen. Daarnaast geldt dat de verhaalsmogelijkheden voor privéschuldeisers op de gemeenschap worden beperkt. Verder geldt er een beperkte draagplichtregeling in de situatie dat er meer schulden dan baten zijn bij de ontbinding van de gemeenschap. Wanneer de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn, worden deze in beginsel gedragen door beide echtgenoten voor een gelijk deel. Ten slotte gelden er geen strengere bewijsregels meer voor het bewijzen van privé-eigendom door de echtgenoot van een failliet.
Heeft u vragen over het nieuwe huwelijksvermogensrecht, bent u van plan om na 1 januari 2018 in het huwelijksbootje te stappen? Laat u tijdig adviseren en informeren wat dit voor u betekent.
Zonder instemming geen afkoop of omzetting pensioen in eigen beheer
Wie is de instemmingsgerechtigde partner als u besluit uw pensioen in eigen beheer af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting? De Belastingdienst heeft hier recent meer duidelijkheid over gegeven.
Instemming vereist
Bent u van plan om uw pensioen in eigen beheer af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting? Dit kan alleen als uw partner hiermee instemt. Die instemming moet blijken uit het mede ondertekenen van het informatieformulier waarmee u binnen één maand na het tijdstip van omzetting of afkoop de Belastingdienst hiervan op de hoogte stelt.Let op!
Kan of wil de (ex-)partner het informatieformulier niet ondertekenen, dan blijft uw pensioenverplichting premievrij op de balans van de bv staan. Afkoop of omzetting is in dat geval niet mogelijk. Doet u dit zonder akkoord toch, dan beschouwt de Belastingdienst uw pensioenaanspraak als ‘onzuiver’, waardoor u loonbelasting moet betalen over de commerciële waarde van de gehele pensioenaanspraak en ook nog eens 20% revisierente bent verschuldigd.Instemmingsgerechtigde partner
Voor de Belastingdienst is de partner die moet instemmen met het prijsgeven, afkopen of omzetten van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak:de echtgenoot van de dga;de geregistreerde partner van de dga;de niet-geregistreerde partner die voldoet aan de definitie van partner in de tussen de dga en zijn bv gesloten pensioenovereenkomst, mits deze recht heeft op (een deel van) de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak.Ook een eventuele ex-partner kan kwalificeren als instemmingsgerechtigde partner. Dat is het geval als deze ex-partner nog steeds recht heeft op een deel van de pensioenaanspraak. In dat geval moet ook de ex-partner het informatieformulier ondertekenen.
Let op!
Het informatieformulier moet per (ex-)partner worden ingevuld.
Belangrijke wijzigingen per 1 juli 2017 in minimumjeugdloon
Per 1 juli aanstaande stijgt het minimumjeugdloon voor 18- tot en met 21-jarigen. Die stijging is meer dan de gebruikelijke halfjaarlijkse verhoging. Werkgevers krijgen hierdoor te maken met hogere loonkosten. Zij kunnen rekenen op een compensatie.Minimumjeugdloon
De nodige veranderingen in het minimumloon zijn op komst. Zo gaat per 1 juli 2017 de leeftijd voor het volwassenminimumloon omlaag van 23 jaar naar 22 jaar. Tegelijkertijd gaat het minimumjeugdloon voor 18- tot en met 21-jarigen omhoog.Per 1 juli 2017 ziet het wettelijk minimum(jeugd)loon per maand er als volgt uit:Leeftijd 1 juli 2017 1 januari 2017
15 jaar € 469,60 € 465,50
16 jaar € 540,05 € 535,30
17 jaar € 618,35 € 612,90
18 jaar € 743,55 € 706,00
19 jaar € 860,95 € 814,60
20 jaar € 1.095,80 € 954,25
21 jaar € 1.330,60 € 1.124,90
22 jaar en ouder € 1.565,40 € 1.318,85 (22 jaar)
€ 1.551,60 (23 jaar en ouder)Let op!
Het verhoogde minimumjeugdloon voor 18- tot en met 20-jarigen geldt niet voor werknemers met een leerwerkplek in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Voor hen gelden alternatieve staffels.Let op!
In 2019 gaat het minimumjeugdloon voor 18- tot en met 20-jarigen wederom meer dan gebruikelijk omhoog en per 1 juli 2019 gaat de leeftijd voor het volwassenminimumloon verder omlaag van 22 jaar naar 21 jaar.Compensatie
Door de stijging van het minimumjeugdloon voor 18-tot en met 21-jarigen krijgt u mogelijk te maken met hogere loonkosten. Voor deze hogere loonkosten kunt u compensatie krijgen via het minimumjeugdloonvoordeel. Daar hoeft u zelf niets voor te doen. Blijkt uit gegevens van het UWV dat u recht heeft op compensatie dan betaalt de Belastingdienst deze automatisch aan u uit. U moet hier echter nog wel even op wachten. De compensatie wordt namelijk na afloop van een kalenderjaar automatisch vastgesteld en uitbetaald aan werkgevers die daar recht op hebben. Omdat de regeling nieuw is kan de eerste uitbetaling van de compensatie pas plaatsvinden in de tweede helft van 2019. Dan ontvangt u het minimumjeugdloonvoordeel over zowel het tweede halfjaar van 2017 als het hele jaar 2018, uiteraard voor zover u daar recht op heeft.
Nieuwsberichten
1. De Wet DBA opnieuw opgeschort
Zzp’ers en opdrachtgevers krijgen nog langer de tijd om zich aan te passen aan de Wet DBA. De handhaving is namelijk verder opgeschort tot in ieder geval 1 juli 2018. Deze opschorting betekent het volgende: tot in ieder geval 1 juli 2018 zal de Belastingdienst geen naheffingen, boetes of correctieverplichtingen voor de loonheffingen opleggen als achteraf wordt geconstateerd dat toch sprake is van een dienstbetrekking tussen zzp’er en opdrachtgever. Dit is alleen anders in geval van kwaadwillendheid. Dan heeft men met opzet een situatie van schijnzelfstandigheid gecreëerd, terwijl er gewoon een dienstbetrekking is. In die situatie zal de Belastingdienst wel handhaven. Wat er nu verder gaat gebeuren met het DBA-dossier is aan een nieuw kabinet.2. Bezwaarschriften btw-heffing privégebruik auto van de zaak ongegrond verklaard
De Belastingdienst heeft collectief uitspraak gedaan op de bezwaarschriften tegen de btw-heffing over het privégebruik van de auto van de zaak, die als massaal bezwaar zijn aangewezen. Nagenoeg alle bezwaren zijn ongegrond verklaard. Heeft u echter in uw bezwaar over (één van) de jaren 2011-2016 aangegeven dat toepassing van het forfait tot een te hoge btw-heffing leidt, dan krijgt u tot 15 juli 2017 de gelegenheid om aannemelijk te maken dat u recht heeft op een btw-teruggaaf. Dat kan alleen met een speciaal formulier van de Belastingdienst. Invullen van het formulier is echter niet voldoende. U moet namelijk ook een motivering en allerlei berekeningen (per auto) meesturen waarmee u aannemelijk maakt dat u voor het privégebruik van de auto van de zaak minder btw verschuldigd bent dan u heeft voldaan op de btw-aangiften waartegen u bezwaar heeft gemaakt.3. Digitale calculator om tegemoetkoming werknemer te berekenen
Voor bepaalde werknemers heeft u mogelijk recht op een premiekorting, het lage-inkomensvoordeel of een loonkostensubsidie. U kunt de hoogte van de financiële tegemoetkoming nu zelf berekenen met een speciale digitale calculator. Het ministerie vaniale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze samen met de Belastingdienst en het UWV ontwikkeld. Met deze calculator kunt u in zeven stappen berekenen hoe hoog de financiële tegemoetkoming is per werknemer uit een van de volgende doelgroepen: Ouderen
Arbeidsgehandicapten
Banenafspraak
Beschut werk
Regulier met een gemiddeld uurloon van minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon4. AOW niet omlaag bij samenwonen zoon of dochter
Alleenstaande AOW’ers die samenwonen met hun zoon of dochter, of dit van plan zijn, zullen niet worden gekort op hun AOW-uitkering. Het kabinet heeft besloten de zogenoemde kostendelersnorm niet in te voeren. Door de kostendelersnorm zou een alleenstaande AOW’er die met een kind in één huis woont of gaat wonen slechts recht hebben op een AOW-uitkering van 50% van het wettelijk minimumloon, oftewel de lage AOW-uitkering die per persoon ook geldt voor echtparen en samenwonenden. Omdat echter niet duidelijk is wat deze maatregel voor effect heeft op de zorg van kinderen voor hun ouders op leeftijd en op de zorg van ouders voor hun hulpbehoevende kinderen, is besloten de kostendelersnorm niet in te voeren. Hierdoor blijft de alleenstaande AOW’er die zijn huis deelt met zijn kind, bij een volledige AOW-opbouw, recht houden op de hoge AOW-uitkering van 70% van het wettelijk minimumloon.5. Wat als u (een deel van) een onderneming wordt geschonken?
Als een onderneming of een aanmerkelijk belang in een onderneming wordt geschonken, bestaat onder voorwaarden recht op een vrijstelling van schenkbelasting. Ook mag u rekening houden met het feit dat over de reserves in de onderneming nog inkomstenbelasting betaald moet worden. De vrijstelling is van kracht bij schenking van een onderneming of aanmerkelijk belang. Tot een bedrag van €1.063.479 is de schenking in 2017 volledig vrijgesteld. Is het bedrag van de schenking hoger, dan is van het meerdere 83% vrijgesteld en dus 17% belast. Let op: er gelden wel voorwaarden, waarvan de belangrijkste is dat het bedrijf minstens vijf jaar wordt voortgezet, dan wel de aandelen van het aanmerkelijk belang ten minste vijf jaar in bezit worden gehouden.Bij de schenking mag men rekening houden met het feit dat over de reserves van het bedrijf te zijner tijd nog inkomstenbelasting betaald moet worden. Voor aandelen is dit bijvoorbeeld bepaald op 6,25% van de aanmerkelijkbelangclaim. De toepassing moet naar rato geschieden over het vrijgestelde en het belaste deel van de schenking.
6. Zet uw bedrijfsmiddel op de Energie- en Milieulijst
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) roept het bedrijfsleven op om een voorstel in te dienen voor het aanvullen of wijzigen van de Energie- en Milieulijst voor 2018.
Jaarlijks worden de Energielijst en de Milieulijst geactualiseerd. Wilt u graag uw eigen bedrijfsmiddel op één van de lijsten plaatsen, dan kunt u hiervoor een voorstel indienen bij RVO.nl. Hiermee versnelt u de marktintroductie van het nieuwe bedrijfsmiddel. Een voorstel indienen kan tot uiterlijk 1 september 2017.
Investeert u als ondernemer in een bedrijfsmiddel dat voorkomt op de Energie- of Milieulijst dan levert u dat extra fiscaal voordeel op, mits het investeringsbedrag hoger is dan € 2.500.
Investeert u in een bedrijfsmiddel dat voorkomt op de Milieulijst, dan heeft u recht op de Milieu-investeringsaftrek (MIA). Afhankelijk van de categorie waarin de milieu-investering valt, kunt u tot maximaal 36% van het investeringsbedrag in mindering brengen op de fiscale winst. Daarnaast heeft u de mogelijkheid om 75% van de investering willekeurig af te schrijven (VAMIL).
Om in aanmerking te komen voor deze voordelen moet u de milieu- of energie-investering binnen drie maanden na de opdracht tot levering aanmelden bij RVO.nl.
Juni 2017 – MKB Nieuwsbrief nr. 5
Stamrecht in uw bv? Mogelijk kink in de kabel bij afkoop pensioen eigen beheer
Heeft u pensioen in eigen beheer en kiest u voor afkoop hiervan in 2017, 2018 of 2019, maar heeft u ook nog een stamrecht in de bv? Die stamrechtverplichting kan zorgen voor een kink in de kabel. Afkoop is dan namelijk niet altijd mogelijk.Nu het opbouwen van pensioen in eigen beheer ten einde komt, moet u gaan kiezen wat u met uw reeds in eigen beheer opgebouwde pensioen wenst te gaan doen. U heeft drie opties: afkopen, omzetten of het pensioen in eigen beheer zonder verdere opbouw ongewijzigd laten. Kiest u voor afkoop dan kan dit tot uiterlijk 31 december 2019. Daarbij heeft u recht op een belastingkorting. Koopt u af in 2017, dan krijgt u een belastingkorting van 34,5%. In 2018 is dit 25% en in 2019 bedraagt de belastingkorting 19,5%.
Let op!
De belastingkorting wordt verleend op de fiscale balanswaarde van uw pensioenaanspraak op 31 december 2015. Waardestijgingen na die datum zijn volledig belast.
Stamrecht
Heeft u in het verleden ooit een ontslagvergoeding (gouden handdruk) ontvangen in de vorm van een stamrecht en deze ondergebracht bij uw bv, dan is het oppassen geblazen. Staat deze stamrechtverplichting nog op de balans van de bv, dan kunt u in geval van onderdekking niet kiezen voor afkoop van uw pensioen in eigen beheer.
Let op!
Van onderdekking is sprake als uw bv niet voldoende middelen heeft om zowel de pensioen- als de loonstamrechtverplichting volledig na te komen.
Geen afkoop
Bij meerdere verplichtingen (zoals pensioen- en loonstamrechtverplichting) en onderdekking moeten de beschikbare middelen binnen uw bv evenredig worden toegedeeld aan deze verschillende verplichtingen. Wordt in zo’n geval het geld ingezet voor de afkoop van uw pensioen in eigen beheer, dan tast dit de dekking voor het loonstamrecht onevenredig aan. In feite is dan sprake van het (gedeeltelijk) afkopen of prijsgeven van het loonstamrecht met als gevolg dat dit stamrecht voor de waarde in het economisch verkeer volledig wordt belast. Bovendien bent u ook nog eens 20% revisierente verschuldigd. Het volledig afkopen van uw pensioen in eigen beheer is dus niet mogelijk zonder fiscale gevolgen voor uw loonstamrecht.
Een gedeeltelijke afkoop van uw pensioenaanspraak is wettelijk echter ook niet toegestaan. Ook dan moet u direct belasting betalen en wel over de waarde in het economisch verkeer van uw pensioenaanspraak en bent u 20% revisierente verschuldigd.
Conclusie is dan ook dat u bij onderdekking en de aanwezigheid van een stamrecht in de bv, niet kunt kiezen voor afkoop.
Heeft u een stamrecht in de bv? Wij adviseren u graag voor een weloverwogen beslissing.
Maximale WW-uitkering weer naar drie jaar
Maximale WW-uitkering weer naar drie jaar
Werkgevers zijn alsnog akkoord gegaan met de uitvoering van een derde WW-jaar. Hiermee komen zij de afspraak na om de versobering van de WW terug te draaien bij economisch herstel. Niet de werkgevers, maar werknemers gaan hiervoor de premie betalen.
WW-versobering
Sinds 1 januari 2016 wordt de maximale periode dat iemand een WW-uitkering kan ontvangen stapsgewijs teruggebracht van 38 maanden naar 24 maanden in 2019. Ook de opbouw van WW-rechten is versoberd: in de eerste tien jaar wordt per gewerkt jaar één maand recht op WW opgebouwd en daarna per gewerkt jaar een halve maand. Voorheen bouwde men, ongeacht het aantal jaren, per gewerkt jaar één maand WW-recht op.
Akkoord
Volgens afspraak zou deze WW-versobering worden teruggedraaid als het economisch weer beter gaat. Die fase is nu aangebroken. Na enige commotie zijn werkgevers onlangs akkoord gegaan met de uitvoering van een derde WW-jaar. De versobering wordt dus teruggeschroefd. Dat betekent dat werknemers straks ook na de eerste tien jaar weer één maand WW-recht opbouwen per gewerkt jaar en dat de maximale uitkeringsduur teruggaat van twee jaar (24 maanden) naar drie jaar.
Werknemerspremie
De premie voor het derde WW-jaar komt niet voor rekening van u als werkgever. Uw werknemers gaan hiervoor de premie betalen. Deze zal maximaal 0,75% van het loon gaan bedragen. Die premie gaat wel ten koste van het brutoloon en zal dus effect hebben op het nettoloon van uw werknemer.
Meer duidelijkheid betreft btw-heffing privégebruik auto van de zaak
Al enige jaren staat de jaarlijkse btw-correctie voor de auto van de zaak ter discussie. Sinds 2011 heeft de Belastingdienst circa twee miljoen bezwaarschriften ontvangen tegen de aangegeven btw over het privégebruik van de zakelijke auto. Het merendeel van deze bezwaarschriften is inmiddels aangewezen als massaal bezwaar.Uitspraak
In vier proefprocedures met belangrijke vragen over deze btw-correctie voor het privégebruik, heeft de Hoge Raad nu uitspraak gedaan. Zo heeft zij onder andere aangegeven dat er geen ongerechtvaardigd verschil is in de behandeling tussen leaseauto’s en auto’s die de ondernemer in eigendom heeft, omdat in beide gevallen over het privégebruik btw is verschuldigd.De Hoge Raad heeft in twee van de vier proefprocedures alle klachten ongegrond verklaard. De andere twee zaken zijn verwezen naar Hof Den Bosch. Dat hof moet de omvang van het privégebruik van de auto’s in deze zaken nog onderzoeken.Beraad
De Belastingdienst heeft inmiddels kennisgenomen van de uitspraken. Deze worden nu bestudeerd en er zal worden gekeken naar de eventuele gevolgen voor de bezwaarschriften die zijn aangewezen als massaal bezwaar. Mogelijk volgt op korte termijn een collectieve uitspraak vanuit de Belastingdienst op deze bezwaarschriften. Uiteraard houden we u daarvan op de hoogte.
Salaris dga: wanneer meer of minder dan het gebruikelijk loon
Als u als dga financiën aan uw bv wilt onttrekken, kan dit als salaris, ofwel gebruikelijk loon, of als dividend. Dividend uitkeren is vaak fiscaal aantrekkelijker dan loon uitbetalen, maar je moet aan veel voorwaarden voldoen. In de praktijk is dat dus niet altijd haalbaar. In het verleden zagen veel dga’s nog wel eens af van een salaris of betaalden zij zich een laag salaris om dit vervolgens aan te vullen met een dividenduitkering. Dat mag allang niet meer.Gebruikelijk loon
Als dga dient u zich daarom ieder jaar een gebruikelijk loon toe te kennen. Over dit salaris betaalt u progressief belasting in box 1. Het loon is het salaris dat u bij een onafhankelijke derde zou kunnen verdienen, maar moet dit jaar minstens € 45.000 bedragen. Het gebruikelijk loon mag ook niet minder zijn dan het salaris van uw best verdienende werknemer.Salaris bij derde
Als de inspecteur van mening is dat u bij een derde meer kunt verdienen dan € 45.000, rust op hem de bewijslast dit aannemelijk te maken. Hij kan dit doen aan de hand van een vergelijkbare dienstbetrekking. Hij dient echter wel rekening te houden met de zogenaamde doelmatigheidsmarge.Doelmatigheidsmarge
De doelmatigheidsmarge is vastgesteld op 25% en is bedoeld om gesteggel over geringe afwijkingen te voorkomen. Stelt de inspecteur bijvoorbeeld dat u bij een ander een salaris van € 80.000 per jaar zou kunnen verdienen, dan mag hij uw gebruikelijk loon vaststellen op maximaal € 60.000 (€ 80.000 -/- 25% x € 80.000).Lager gebruikelijk loon?
U mag ook een lager gebruikelijk loon bepleiten als dit naar uw mening redelijk is. De bewijslast ligt dan bij u. Zou uw best betaalde werknemer meer dan 75% verdienen van wat u bij een derde in een vergelijkbare functie betaald krijgt, dan mag u uitgaan van deze 75%. Dat geldt ook als u vindt dat wat u bij een derde kunt verdienen, minder is dan € 45.000. U mag dan van dit lagere bedrag uitgaan, mits u het kunt bewijzen.
Nieuwsberichten
1. Voor zomerreces meer duidelijkheid over handhaving Wet DBA
Vanwege de grote onrust en onzekerheid over de Wet DBA krijgen zzp’ers en opdrachtgevers langer de tijd om zich aan te passen aan deze wet. De handhaving is namelijk opgeschort tot in ieder geval 1 januari 2018. Of deze opschorting nog wordt verlengd, daarover volgt nog vóór 7 juli 2017 meer duidelijkheid. Reden voor de opschorting van de handhaving door de Belastingdienst is onder andere een onderzoek naar hoe de begrippen ‘gezagsverhouding’ en ‘vrije vervanging’ concreter en meer in lijn met het huidige maatschappelijke beeld van arbeidsverhoudingen kunnen worden ingevuld.Nu de resultaten van dit onderzoek niet al te lang meer op zich laten wachten, wil staatssecretaris Wiebes van Financiën nog voor het zomerreces van de Tweede Kamer meer duidelijkheid geven over het verdere traject. Dan zal ook blijken of de handhaving nog verder wordt opgeschort dan 1 januari 2018.2. Krap bij kas door betaling vakantiegeld van uw personeel?
In mei of juni wordt traditioneel het vakantiegeld aan werknemers uitbetaald. Dit betekent een extra beslag op de liquiditeit van uw onderneming. Kunt u hierdoor uw belastingen tijdelijk niet betalen? Vraag dan kort telefonisch uitstel van betaling aan. Dit is alleen mogelijk voor aanslagen die u al ontvangen heeft. Voor loonbelasting en omzetbelasting kunt u daarom pas uitstel aanvragen als u de naheffingsaanslag loonbelasting of omzetbelasting heeft ontvangen. De Belastingdienst verleent maximaal vier maanden kort telefonisch uitstel van betaling. De vier maanden gaan in op de dag na de uiterste betaaldatum van de oudste openstaande aanslag.Let op!
Ondanks het uitstel van betaling berekent de Belastingdienst wel invorderingsrente. De Belastingdienst verleent alleen kort telefonisch uitstel als:
- uw totale openstaande belastingschuld minder dan € 20.000 bedraagt,
- u nog geen dwangbevel heeft gekregen voor de openstaande belastingschuld,
- in de openstaande belastingschuld geen onbetaalde vergrijpboete is begrepen,
- u altijd op tijd aangifte heeft gedaan.
3. Verschil in aftrekbaarheid zakelijk diner tussen bv en eenmanszaak of vof
Menige zakelijke deal wordt afgesloten bij een goed diner. De kosten hiervan zijn beperkt aftrekbaar van de winst. De wetgever wil op deze manier rekening houden met het privévoordeel van degene die de kosten maakt. Deze bespaart zich immers de kosten van een maaltijd. De aftrek is afhankelijk van de vraag hoe de winst belast is. De winst in de eenmanszaak en vof is belast met inkomstenbelasting, de winst van de bv met vennootschapsbelasting. Voor de inkomstenbelasting is bepaald dat de aftrek van bovengenoemde kosten beperkt is tot 80%. Voor de vennootschapsbelasting is de beperking groter en bedraagt de aftrek slechts 73,5%.
Voorbeeld: een zakelijk gezelschap komt dineren. De rekening bedraagt € 500. Voor de eenmanszaak en de vof is hiervan 80% ofwel € 400 aftrekbaar. Voor een bv is 73,5% aftrekbaar ofwel € 367,50.
4. Fondsvrijstelling zorgt voor onbelaste pv-activiteiten voor uw personeel
Binnen uw onderneming is een personeelsvereniging (pv) actief die regelmatig uitjes organiseert. Uw werknemers dragen maandelijks een bedrag bij, maar ook u als werkgever doet regelmatig een duit in de kas van de personeelsvereniging. Of dit alles onbelast kan, is afhankelijk van een aantal factoren. In de meeste gevallen zal een door de personeelsvereniging georganiseerd uitje te veel met de dienstbetrekking samenhangen, waardoor de waarde van dit uitje belast is bij uw werknemers. U kunt dit voorkomen door een beroep te doen op de fondsvrijstelling. Als de personeelsvereniging voldoet aan de volgende waarden, zijn de uitjes en andere uitkeringen of verstrekkingen door de personeelsvereniging dan onbelast:
- U heeft als werkgever in de afgelopen vijf jaar net zo veel of minder in de kas van de personeelsvereniging gestort als uw werknemers.
- De werknemers hebben geen recht op uitkeringen en verstrekkingen uit de personeelsvereniging.
- De uitkeringen of verstrekkingen hebben geen betrekking op ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie en overlijden.
5. Welke bestelauto valt niet onder het autokostenforfait privégebruik voor de inkomstenbelasting?
Een bestelauto die (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer, valt niet onder het autokostenforfait voor privégebruik auto. Kijkend naar de aard of inrichting kunnen volgens de Belastingdienst de volgende vier categorieën bestelauto’s als zodanig worden aangemerkt:
- de bestelauto waarvan de bijrijdersstoel is verwijderd en de bevestigingspunten van de bijrijdersstoel zijn weggeslepen of dichtgelast,
- de bestelauto waarvan het vloeroppervlak van de laadruimte 90% of meer bedraagt van het totale vloeroppervlak en de inhoud van de laadruimte 90% of meer is van de totale inhoud,
- de bestelauto die qua grootte niet in een parkeergarage past én voorzien is van stellingen én waarvan de bijrijdersstoel functioneel is aan het laden en lossen van de goederen,
- de bestelauto die vies en stoffig is en waarvan de bijrijdersstoel functioneel is aan het laden en lossen. Het moet gaan om ernstige vervuiling of stank die niet gemakkelijk te verwijderen is met wassen en stofzuigen.
6. Maak gebruik van de middelingsregeling bij wisselend jaarinkomen
Als uw inkomen per jaar sterk wisselt omdat u bijvoorbeeld ondernemer of zzp’er bent of een ontslagvergoeding hebt ontvangen, is het lucratief om gebruik te maken van de middelingsregeling. Door te middelen kunt u de progressie van ons belastingstelsel in box 1 matigen.
Hoe gaat dit in zijn werk? U telt het inkomen van drie aaneengesloten jaren waarvan de aanslagen definitief vaststaan bij elkaar op en deelt dit door drie. U berekent hierover de belasting, dus alsof uw inkomen drie jaar achtereen even hoog was. De berekende belasting minus de betaalde belasting krijgt u terug, op een bedrag van € 545 na. Door deze drempel heeft middelen dus alleen zin als u méér terugkrijgt dan € 545. U kunt middelen over inkomsten in box 1. Dus winst, looninkomsten, de eigen woning, inkomsten uit lijfrente en dergelijke.
April 2017 – MKB Nieuwsbrief nr. 3
Pensioen in eigen beheer afgeschaft
Vanaf 1 april 2017 is er geen pensioenopbouw in eigen beheer meer mogelijk voor de dga. De Eerste Kamer is dinsdag 7 maart 2017 namelijk akkoord gegaan met het afschaffen van het pensioen in eigen beheer.Let op!
U moet al vóór 1 juli actie ondernemen om de nodige zaken te regelen.Nu het pensioen in eigen beheer is afgeschaft, moet u kiezen wat u wilt gaan doen met de reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Er zijn drie mogelijkheden:
- Het pensioen tegen fiscale waarde afkopen met een belastingkorting.
- Het pensioen tegen fiscale waarde omzetten in een oudedagsverplichting.
- Het pensioen in eigen beheer ongewijzigd laten. Verdere opbouw is echter niet meer mogelijk.
Drie maanden regeltijd
U heeft nu drie maanden de tijd, dus tot 1 juli 2017, om de nodige zaken te regelen rondom de afschaffing van het pensioen in eigen beheer. U moet daarbij denken aan onder andere het premievrij maken van het in eigen beheer opgebouwde pensioen, het aanpassen van de pensioenbrief en het eventueel terughalen van een extern verzekerd pensioendeel.
Let op!
Voor het eventueel terughalen van een extern verzekerd pensioendeel is het voldoende dat uw externe verzekeraar vóór 1 juli een verzoek tot overdracht heeft ontvangen. De administratieve afhandeling kan dan vervolgens binnen de gebruikelijke termijnen in 2017 plaatsvinden.
Vragen? Wij kunnen u prima adviseren wat er in uw situatie nodig en mogelijk is.
Verhuur zakelijke deelauto kan zonder bijtelling
Wist u dat u zakelijke deelauto’s ook kunt verhuren aan uw werknemers voor privégebruik? Dat kan zonder bijtelling als de werknemer hiervoor een marktconform huurtarief aan u betaalt.De Belastingdienst heeft onlangs samen met de Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen uitvoeringsafspraken gemaakt over de mogelijkheid om een zakelijke deelauto te huren en wat daarvan de gevolgen zijn voor de bijtelling. Een zakelijke deelauto is een door een werkgever geleasede auto die door wisselende werknemers uitsluitend wordt gebruikt voor zakelijke ritten. In de periode dat een deelauto niet zakelijk wordt gebruikt, kunt u deze verhuren aan uw werknemers voor privégebruik. Dat kan zonder dat de werknemer te maken krijgt met een bijtelling. Dan moet u wel optreden als verhuurder van de deelauto en moet de werknemer, al dan niet via de leasemaatschappij, een marktconform huurtarief voor het privégebruik van de auto aan u betalen.
Marktconform huurtarief
Als u de volgende tarieven in rekening brengt, is sprake van een marktconform huurtarief:
RDC-segmenten | Voorbeeldmodellen | Toetstarief per dag (van 09.00 tot 09.00 uur) | Toetstarief dagdeel (periode van 4 uur overdag of van 17.00 ‘s avonds t/m 9.00 uur de volgende ochtend) | Toetstarief weekend (periode vrijdag 17.00 uur tot maandag 09.00 uur) |
A (klein) | Citroën C1, Peugeot 108 | 48,- | 31,- | 78,- |
B (kleine middenklasse) | Ford Fiësta, VW Polo | 57,- | 36,- | 92,- |
C (middenklasse) | Opel Astra, Toyota Prius | 67,- | 43,- | 108,- |
D (grote middenklasse) | Audi A4, BMW 3-serie | 83,- | 53,- | 134,- |
Let op!
Deze toetstarieven worden jaarlijks aangepast.
Aantoonbaar gebruik
Verder moet u het gebruik van de deelauto kunnen aantonen. U moet inzichtelijk maken in welke perioden de deelauto is gebruikt en hoeveel kilometers per rit zijn gereden. Dat inzichtelijk maken kan bijvoorbeeld plaatsvinden met een gecertificeerd rittenregistratiesysteem. Voor wat betreft de privé gereden kilometers moet uit de administratie blijken (a) door welke werknemers in welke perioden de auto is gebruikt en (b) dat u aan deze werknemers een markconform huurtarief in rekening heeft gebracht.
Let op!
U bent verantwoordelijk voor een juiste kwalificatie van de rit als zakelijk dan wel privé. Woon-werkverkeer kwalificeert in dit verband als zakelijk verkeer.
2% of 6% bij overdracht kantoorpand?
Moet bij de overdracht van een kantoorpand 2% of 6% overdrachtsbelasting worden betaald? De Hoge Raad heeft recent een ruimere uitleg gegeven aan het begrip woning. Hierdoor kan in sommige gevallen ook bijvoorbeeld een kantoorpand met maar 2% overdrachtsbelasting worden overgedragen.De overdracht van woningen is belast met 2% overdrachtsbelasting in plaats van het normale tarief van 6%. Waar de Belastingdienst het begrip woning tot nu toe zeer stringent uitlegt, geeft de Hoge Raad er een ruimere uitleg aan.
Naar aard bestemd voor woning
Het tarief van 2% overdrachtsbelasting geldt volgens de Hoge Raad voor panden die naar hun aard bestemd zijn voor bewoning. Vraag hierbij is of bijvoorbeeld een kantoorpand dat ooit een woning was, kan worden aangemerkt als naar aard bestemd voor bewoning. Volgens de Hoge Raad is dat mogelijk. De Hoge Raad sluit namelijk aan bij het doel waarvoor het pand oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd. Indien het pand later wordt verbouwd dan blijft het naar aard bestemd voor bewoning als er slechts beperkte aanpassingen nodig zijn om het weer voor bewoning geschikt te maken.
Tandartspraktijk
Een tot tandartspraktijk omgebouwde woning blijft daarom een woning als deze relatief eenvoudig weer geschikt kan worden gemaakt voor bewoning. Hetzelfde geldt voor een tot kantoorvilla omgebouwde woning en een tot kantoor omgebouwde boerderij.
Tip:
Het begrip woning kan ruimer worden uitgelegd dan de Belastingdienst tot nu toe aannam. Beoordeel bij koop van een pand of mogelijk 2% in plaats van 6% overdrachtsbelasting kan worden toegepast.
Levering aan ondernemers in het buitenland en btw
Als eerste is het van belang om vast te stellen of het gaat om de levering van goederen of het verrichten van een dienst. Voor leveringen van goederen gelden namelijk andere btw-regels dan voor het verrichten van diensten. Hierna gaan wij alleen in op de leveringen van goederen.Levering aan een ondernemer in de EU
Bij levering aan een ondernemer in de EU zal over het algemeen sprake zijn van een intracommunautaire levering (ICL) tegen het 0% btw-tarief. Voorwaarde is dat de goederen vanuit Nederland naar een ander EU-land worden vervoerd en dat u over het btw-identificatienummer beschikt van de in dat EU-land gevestigde ondernemer. U berekent 0% btw maar geeft deze levering wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte en in uw opgaaf intracommunautaire prestaties. Uw buitenlandse afnemer draagt in het andere EU-land de btw af tegen het daar geldende tarief (maar kan over het algemeen deze btw in zijn aangifte ook weer in aftrek brengen).Levering aan ondernemer buiten de EU
Bij levering aan een ondernemer buiten de EU is sprake van export als de goederen naar het land buiten de EU worden vervoerd. Over export bent u 0% btw verschuldigd. Voorwaarde is wel dat u kunt aantonen dat de goederen de EU hebben verlaten. U berekent 0% btw maar geeft deze export wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte.Tip:
Wij hebben hiervoor de standaardsituaties weergegeven. Bijna geen enkele situatie is echter standaard. Overleg daarom met onze adviseurs over de btw-regels voor uw eigen situatie.
NIEUWSBERICHTEN
Wilt u uw kapitaalverzekering eigen woning graag eerder beëindigen dan de geldende looptijd om uw eigenwoningschuld vroegtijdig af te lossen? Of wilt u daarvoor uw spaarrekening eigen woning of een beleggingsrecht eigen woning gebruiken? Vervroegd afkopen kan mogelijk vanaf 1 april aanstaande zonder belastingheffing. Binnenkort zal staatssecretaris Wiebes hierover meer duidelijkheid geven. Vervroegd aflossen is echter niet altijd financieel aantrekkelijk. Laat u daarom goed adviseren.2. Te weinig btw aangegeven? Corrigeer vóór 1 april!
Heeft u over 2016 te weinig btw aangegeven, doe dit dan alsnog met een suppletieformulier omzetbelasting. Doet u dat vóór 1 april 2017, dan betaalt u geen belastingrente. Wacht dus niet te lang. U bent namelijk geen belastingrente verschuldigd als u de verschuldigde btw alsnog aangeeft en betaalt vóór 1 april 2017. Ook kunt u zo een boete voorkomen, maar dan mag het alsnog te betalen btw-bedrag niet hoger zijn dan € 20.000 of niet meer zijn dan 10% van de betaalde btw over 2016. Na het indienen van de suppletie ontvangt u van de Belastingdienst een naheffingsaanslag. Heeft u te veel btw aangegeven, dan kunt u dit ook met een suppletieformulier corrigeren. U ontvangt dan binnen enkele weken een teruggaafbeschikking van de Belastingdienst.3. Lunchvergadering belast of onbelast
Elke donderdagmiddag houden uw werknemers een lunchvergadering op kantoor. U verzorgt de broodjes, wat te drinken en een stuk fruit. Is deze lunch belast of onbelast? Als u een lunch verstrekt aan uw werknemers op kantoor, dan is deze lunch in principe belast. De wetgever heeft de waarde van zo’n maaltijd forfaitair vastgesteld op € 3,30 (bedrag 2017). U kunt € 3,30 individueel belasten bij uw werknemers, maar u kunt er ook voor kiezen dit bedrag aan te wijzen in uw vrije ruimte van de werkkostenregeling.Maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter zijn daarentegen onbelast. De Belastingdienst vindt een lunch met alleen werknemers over het algemeen echter niet zakelijk genoeg, ook niet als tijdens de lunch over werk gepraat wordt. Alleen als de lunchvergadering duidelijk een zakelijk karakter heeft, zal de lunch daarom onbelast zijn.4. Buitenlandse zorgkosten aftrekbaar
Gaat u skiën? Wat als u uw been breekt? Als u in Nederland ziektekosten maakt, kunt u deze in aftrek brengen. Maar hoe zit het als u deze kosten in het buitenland maakt? In beginsel gelden dezelfde voorwaarden als voor Nederlandse zorgkosten. Ook een behandeling door een buitenlandse arts is dus aftrekbaar. Deze aftrek staat los van de vraag waarom u naar het buitenland bent gegaan. Ziektereiskosten zijn tevens aftrekbaar, ook als u noodzakelijkerwijs per vliegtuig moet reizen, zo blijkt uit recente rechtspraak. Verblijft u gedurende uw behandeling in een hotel, dan zijn deze kosten niet aftrekbaar. Alleen kosten van een verpleeginrichting leiden tot aftrek. De aftrek van ziektekosten kent wel een drempel.5. Met of zonder btw de garagebox verhuren
Is de verhuur van een garagebox met of zonder btw? En hoe zit het met de verhuur van een ruimte die in principe geen garage is, maar die wel uitsluitend als parkeerruimte wordt gebruikt? Berekent u daar btw over of is dat vrijgesteld? Verhuur van garageboxen of andere multifunctionele ruimten die als parkeerruimten worden gebruikt, komt in de praktijk geregeld voor. Niet altijd duidelijk is of deze verhuur met of zonder btw moet gebeuren. Dit wordt bepaald door de aard van de ruimte en de afspraken tussen huurder en verhuurder. Wilt u zeker zijn van uw zaak en weten of u een garagebox met of zonder btw kunt verhuren? Bel ons dan op.6. Meld gerealiseerde uren WBSO vóór 31 maart!
Heeft u in 2016 innovatieve werkzaamheden verricht en gebruikgemaakt van de WBSO? Vergeet dan niet om de gerealiseerde S&O-uren en eventuele kosten en uitgaven tijdig door te geven aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). U heeft hiervoor nog tot uiterlijk 31 maart aanstaande de tijd. U riskeert anders een boete.Wanneer u gebruik heeft gemaakt van de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) dan moet u binnen drie kalendermaanden na afloop van het aanvraagjaar de gerealiseerde uren aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O-uren) en de gerealiseerde kosten en uitgaven (als u heeft gekozen voor ‘werkelijke kosten en uitgaven’) doorgeven via het eLoket op RVO.nl.
Februari 2017 – MKB Nieuwsbrief nr. 1
Top 10 wijzigingen voor 2017
Het nieuwe jaar is gestart. Bestaande regels wijzigen en nieuwe regels treden in werking. Daarom voor u de top 10 van veranderingen per 1 januari 2017 voor de ondernemer, de dga, werkgever en particulier.Voor ondernemers
1. Overweegt u een nieuwe auto van de zaak te kopen, een auto waarmee u ook privé rijdt, houd dan rekening met de nieuwe bijtellingspercentages. Voortaan zijn er nog maar twee bijtellingscategorieën. Voor alle auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0 gr/km geldt een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en BPM). Het bijtellingspercentage van 4% is alleen bestemd voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km (volledig elektrische auto’s).
2. Kleine bedrijven zijn vanaf dit jaar verplicht de jaarrekening digitaal aan te leveren bij de Kamer van Koophandel. Digitale aanlevering kan met Standard Business Reporting (SBR)
3. Het percentage van de Energie-investeringsaftrek (EIA) is omlaag gegaan van 58,0% (2016) naar 55,5% (2017). U komt voor de EIA in aanmerking als u investeert in een bedrijfsmiddel dat staat vermeld op de Energielijst 2017. Het investeringsbedrag moet meer zijn dan € 2.500 en u moet de investering binnen drie maanden na het aangaan van uw investeringsverplichting aanmelden bij RVO.nl
4. De innovatiebox in de vennootschapsbelasting is aangepast. Zo dienen alle bedrijven voor toegang tot de innovatiebox te beschikken over een S&O-verklaring
5. Het aftrekpercentage voor gemengde kosten (zoals kosten voor voedsel, drank en genotmiddelen) is omhooggegaan van 73,5% (2016) naar 80% (2017). Die verhoging geldt niet voor ondernemers in de vennootschapsbelasting.
Voor de dga
6. Het gebruikelijk loon is verhoogd van € 44.000 (2016) naar € 45.000. Bent u dga van een innovatieve startup dan geldt een lagere loonverplichting. Uw loon mag voor toepassing van de gebruikelijkloonregeling worden vastgesteld op het wettelijk minimumloon.
Voor de werkgever
7. U mag voortaan geen bedragen meer inhouden of verrekenen met het minimumloon. Dit inhoudingsverbod geldt niet voor huisvestingskosten en de kosten voor een zorgverzekering. Onder voorwaarden en met de nodige begrenzingen mag u dergelijke kosten nog wel inhouden op het minimumloon.
8. Met ingang van 1 januari 2017 is er voor werkgevers een nieuwe jaarlijkse tegemoetkoming in de loonkosten voor werknemers met een laag loon: het lage-inkomensvoordeel. Dit voordeel kan oplopen tot maximaal € 2.000 per jaar per werknemer.
Voor de particulier
9. De eenmalige schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is verhoogd naar € 100.000. De beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind is komen te vervallen. De begunstigde moet nog wel tussen de 18 en 40 jaar oud zijn. Uiteraard moet het geschonken bedrag worden gebruikt voor de eigen woning.
10. Box 3 heeft een ander uiterlijk gekregen. Het vaste forfaitaire rendement van 4% heeft plaatsgemaakt voor drie vermogensschijven en per schijf jaarlijks veranderende forfaitaire rendementspercentages. Het heffingsvrije vermogen is verhoogd naar € 25.000 per persoon. In schema ziet box 3 er als volgt uit:
Vermogensschijf | Vermogen na aftrek heffingsvrij vermogen | Forfaitair rendementspercentage |
1 | Minder of gelijk aan €75.000 | 2,87% |
2 | Meer dan €75.000 en minder of
gelijk aan €975.000 |
4,60% |
3 | Meer dan €975.000 | 5,39% |
Onzekerheid voor internationale ondernemingsstructuren
Op 24 november 2016 heeft de OESO de tekst gepubliceerd van de “Multilateral Convention to Implement Tax Treaty Related Measures to Prevent Base Erosion and Profit Shifting”. Het multilateraal instrument (hierna: MLI) is als het ware één belastingverdrag waar meerdere landen zich bij aan kunnen sluiten. Het MLI maakt het mogelijk om belastingverdragen op efficiënte wijze aan te passen. In het MLI zijn zowel verplichte als optionele onderdelen opgenomen. Landen kunnen indien zij zich aansluiten bij het MLI kenbaar maken of zij de optionele onderdelen ook van toepassing willen verklaren.Het MLI heeft als doel het bestrijden van de uitholling van de belastinggrondslag en het voorkomen van het verschuiven van winsten in internationale structuren. Het MLI bevat daarom meerdere antimisbruikbepalingen. Landen die zich willen aansluiten bij het MLI zullen dus moeten bepalen welke van hun bestaande bilaterale belastingverdragen (verdragen gesloten tussen twee landen), zij onder de reikwijdte van het MLI willen brengen en welke specifieke bepalingen van het MLI zij van toepassing willen verklaren. Alleen als twee landen met betrekking tot bepaalde onderdelen dezelfde keuze hebben gemaakt, zal de betreffende bepaling in hun onderlinge verdragsverhouding gelden.
Ruim 100 landen hebben een akkoord bereikt over het MLI en dat betekent dat de meeste belastingverdragen zullen veranderen. De interpretatie van belastingverdragen zal ook veranderen. Voorheen waren belastingverdragen een middel ter voorkoming van dubbele belasting. Vanaf de inwerkingtreding van het MLI zullen belastingverdragen ook tot doel hebben het voorkomen van dubbele non-heffing en misbruik door ingewikkelde belastingstructuren.
Het is de verwachting dat het MLI in de eerste helft van 2017 door de meeste landen geratificeerd zal worden. Op het moment van ondertekening dienen de voorbehouden en keuzes door de landen kenbaar te worden gemaakt. In juni 2017 zal een officiële ondertekeningsceremonie in Parijs plaatsvinden.
Bent u betrokken bij een internationale fiscale structuur dan is het zeker raadzaam te beoordelen in hoeverre het MLI impact heeft daarop.
Gebruikelijk loon voor dga verhoogd
Het vaste bedrag in de gebruikelijkloonregeling voor de dga en zijn partner bedraagt al enkele jaren € 44.000. Dit bedrag gaat in 2017 omhoog naar € 45.000. Dga’s kunnen het gebruikelijk loon in 2017 onder voorwaarden lager vaststellen dan € 45.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking
- het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen)
- € 45.000
Let op!
Om het loon lager dan € 45.000 vast te stellen, moet u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 45.000. Lukt dat niet dan bedraagt het gebruikelijk loon minimaal € 45.000.
Gebruikelijkloonregeling voor innovatieve startups versoepeld
Vanaf 2017 is een versoepelde gebruikelijkloonregeling voor innovatieve startups in de wet opgenomen. Het belastbaar loon van de dga van een innovatieve startup mag vanaf 2017 namelijk worden vastgesteld op het wettelijke minimumloon. De maatregel geldt voor dga’s van bedrijven met een S&O-verklaring die voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering als starter worden aangemerkt. Een innovatieve startup kan maximaal 3 jaar gebruik maken van de versoepeling.
Let op!
Ook een innovatieve startup kan gebruik maken van de tegenbewijsregeling. Als u, als innovatieve startup, aannemelijk kan maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan het wettelijk minimumloon, dan kan het gebruikelijk loon op dit lagere bedrag worden vastgesteld. Lukt dat niet dan kan het gebruikelijk loon worden vastgesteld op het wettelijk minimumloon.
De maatregel geldt in beginsel tot 1 januari 2022, maar kan bij een positieve evaluatie eventueel verlengd worden.
Tip:
Ook als u slechts een deel van 2017 een S&O-verklaring heeft en als starter wordt aangemerkt, kunt u geheel 2017 gebruik maken van de versoepeling.
Is de dga verzekerd voor de werknemersverzekeringen? Dan moet de werkgever eerst een de-minimisverklaring invullen en indienen bij RVO.nl. Met de de-minimisverklaring wordt RVO.nl gevraagd te verklaren dat de toepassing van de versoepeling er niet toe leidt dat de door de Europese Commissie ingestelde steundrempels worden overschreden. Pas als uit de melding van RVO.nl blijkt dat het de-minimisplafond niet wordt overschreden, mag de versoepeling van de gebruikelijkloonregeling worden toegepast.
Verhoging transitievergoeding
Sinds 1 juli 2015 bent u als werkgever een transitievergoeding verschuldigd wanneer een tijdelijke of vaste werknemer ten minste twee jaar bij u in dienst is geweest én zijn arbeidscontract op uw initiatief is beëindigd.De hoogte van de transitievergoeding is afhankelijk van het aantal jaren dat de werknemer in dienst is geweest en het bruto all-in maandsalaris. De maximale transitievergoeding was € 76.000, of een jaarsalaris als dat hoger is. Per 1 januari 2017 is het maximale bedrag verhoogd naar € 77.000, of een jaarsalaris als dat hoger is.
Compensatie transitievergoeding ontslag langdurig zieke werknemer
Werkgevers die een zieke werknemer na twee ziekte ontslaan, zijn ook een transitievergoeding verschuldigd. Het kabinet wil werkgevers in de toekomst gaan compenseren voor deze transitievergoeding. De compensatie zal plaatsvinden vanuit het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Het budget hiervoor wordt gevonden in een verhoging van de uniforme Awf-premie.
Let op!
Het duurt nog even voordat de compensatie ingaat. Er ligt inmiddels een wetsvoorstel, maar dit is nog niet ingediend bij de Tweede Kamer. De verwachting is dat de compensatieregeling op zijn vroegst per 1 januari 2019 ingaat. Het is wel de bedoeling om op dat moment werkgevers die vanaf 1 juli 2015 een transitievergoeding hebben betaald na het ontslag van een langdurig zieke werknemer, alsnog te compenseren.
U bent niet verplicht om een dienstverband na twee jaar ziekte te beëindigen. Beëindigt u het dienstverband niet, dan bent u geen transitievergoeding verschuldigd. De arbeidsovereenkomst blijft echter wel bestaan en dit maakt dat aan zo’n zogenoemd ‘slapend dienstverband’ wel risico’s kleven. De kans bestaat immers dat de zieke werknemer ooit weer kan werken. Vaak is de functie dan al aan iemand anders vergeven, waardoor boventalligheid ontstaat en passend werk is ook niet altijd beschikbaar. Als er dan op een later moment afscheid moet worden genomen, is de transitievergoeding inmiddels als gevolg van het verstrijken van de tijd alleen maar verder opgelopen.
Tip:
Het slapend dienstverband is risicovol. Het is daarom in veel gevallen raadzaam het dienstverband na twee jaar ziekte op te zeggen en de transitievergoeding te betalen. Dat geeft zekerheid én voorkomt dat de kosten in de toekomst hoger uitvallen.
NIEUWSBERICHTEN
Nog even en de nieuwe WOZ-beschikkingen vallen weer in de bus. De waarde van uw bedrijfspand kan de gemeente baseren op de huurprijs. Dan moet wel worden uitgegaan van de juiste huur. Deze ‘juiste’ huur kan sterk afwijken van de huur die u nu betaalt. Heeft u enige tijd geleden een huurcontract getekend waarbij u toen de huur uit zekerheid voor langere tijd heeft vastgelegd? Dan kan de actuele huur soms fors afwijken van de huur volgens uw huurcontract. Bijvoorbeeld als de buurt waarin uw pand is gelegen minder aantrekkelijk is geworden of als er veel leegstand is. De omgekeerde situatie kan zich natuurlijk ook voordoen. Uitgaan van actuele huurprijzen kan dus zowel in uw voordeel als in uw nadeel uitwerken. Trek aan de bel als uw pand gewaardeerd is op basis van uw huurprijs en deze hoger ligt dan de actuele huurprijzen. De WOZ-waarde is dan immers ook te hoog vastgesteld.2. Uitzonderingen inhoudingsverbod minimumloon
Met ingang van 1 januari 2017 bent u verplicht het wettelijk minimumloon volledig uit te betalen. Verrekeningen en inhoudingen op het minimumloon zijn voortaan verboden. Er zijn twee uitzonderingen: het inhoudingsverbod geldt onder voorwaarden niet voor huisvestingskosten en de kosten voor een zorgverzekering. Dat kan echter alleen als uw werknemer hiervoor een schriftelijke volmacht heeft verleend. Bovendien gelden er de nodige voorwaarden. Zo mag u maximaal 25% van het wettelijk minimumloon gebruiken voor betaling van de huisvestingskosten van uw werknemer. Ook het rechtstreeks aan de zorgverzekeraar betalen van de kosten voor een zorgverzekering is begrensd.3. Goed voornemen: stoppen met roken
Een nieuw jaar gaat meestal gepaard met goede voornemens. Heeft uw werknemer het goede voornemen om zijn sigaretten aan de kant te gooien? Dan kunt u een cursus stoppen met roken onbelast aanbieden als deze cursus deel uitmaakt van uw arboplan en dat u het initiatief neemt tot het aanbieden van de cursus. Omdat de cursus moet worden aangemerkt als arbovoorziening is het niet mogelijk dat uw werknemer een eigen bijdrage betaalt voor de cursus. Naast dat u de cursus stoppen met roken onbelast ter beschikking kunt stellen, is het ook mogelijk de cursus onbelast aan uw werknemers te vergoeden of te verstrekken.4. Maximumbedrag oudedagsreserve 2017 omhoog
Maakt u als ondernemer gebruik van de oudedagsreserve, dan kunt u in 2017 iets minder van de door u behaalde winst toevoegen aan deze reserve. Het percentage van 9,8% is omlaag gegaan naar 9,44%. Daarentegen is het maximumbedrag iets omhoog gegaan van € 8.774 naar € 8.946. De oudedagsreserve is een speciale fiscale faciliteit voor de ondernemer in de inkomstenbelasting om te sparen voor de oude dag. Voldoet u aan het urencriterium en heeft u aan het begin van het jaar de AOW-leeftijd nog niet bereikt, dan mag u een deel van de winst toevoegen aan de oudedagsreserve.5. Vraag uw huurder deze maand om een gebruiksverklaring
Bezit u onroerend goed dat u btw-belast verhuurt? Controleer dan deze maand of uw huurder afgelopen jaar aan de voorwaarden heeft voldaan. Vraag uw huurder dit ook schriftelijk te bevestigen. U kunt alleen kiezen voor het btw-belast verhuren van uw onroerend goed als uw huurder het pand voor ten minste 90% (in sommige gevallen ten minste 70%) voor btw-belaste prestaties gebruikt. Doet u huurder dat niet (langer), dan moet u over het algemeen vrijgesteld gaan verhuren. Als een huurder in 2016 niet heeft voldaan aan het 90%- (of 70%-) criterium dan hoeft u niet meteen de huur met terugwerkende kracht te corrigeren naar btw-vrijgestelde verhuur.Belangrijkste voorwaarde hiervoor is dat de huurder tevoren redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien dat hij niet aan het criterium zou voldoen. Onze adviseurs kunnen u nader informeren over de voorwaarden.6. Ontslag aanvragen bij UWV nu volledig digitaal
Wilt u voor uw werknemers ontslag aanvragen wegens bedrijfseconomische redenen? Dan verloopt de ontslagaanvraag, die via UWV gaat, voortaan volledig digitaal. De ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen bestaat uit drie delen en kunt u voortaan volledig digitaal via het werkgeversportaal indienen bij UWV. De aanvraagformulieren kunt u downloaden via uwv.nl/werkgevers. Heeft u alles ingevuld en voorzien van bijlagen, dan moet u de formulieren uploaden via het werkgeversportaal op uwv.nl. De termijn voor behandeling van de ontslagaanvraag door UWV duurt ongeveer vier weken, tenzij er een extra ronde van hoor en verhoor nodig is.
December 2016 – MKB Nieuwsbrief nr. 9
Drie maanden extra voor stopzetten pensioen in eigen beheer
Directeur-grootaandeelhouders (dga’s) krijgen drie maanden extra de tijd om de laatste stappen te zetten die nodig zijn voor het stopzetten van de verdere opbouw van het pensioen in eigen beheer.
Vanaf 1 januari 2017 is het niet meer mogelijk om pensioen in eigen beheer op te bouwen. Als dga moet u in een korte periode nog de laatste stappen zetten om uw eigenbeheerpensioen aan te passen aan alle wijzigingen. Daar krijgt u nu drie maanden extra de tijd voor. U heeft dus nog tot en met 31 maart 2017 voor het nemen van de volgende acties:
- Het premievrij maken van het pensioen in eigen beheer.
- Het aanpassen van de pensioenbrief waarin de pensioenaanspraken met uw bv zijn vastgelegd. U moet hierin vastleggen dat de opbouw van het eigenbeheerpensioen stopt.
- De algemene vergadering (van aandeelhouders) moet een besluit nemen tot het stoppen van de opbouw van het pensioen in eigen beheer. Dit moet op tijd in de notulen zijn vastgelegd.
- Het eventueel terughalen naar eigen beheer van een extern opgebouwd pensioendeel.
- Ingeval van een extern verzekerd nabestaandenpensioen, de pensioenbrief aanpassen. Hierin moet worden vastgelegd dat de aanspraak op het nabestaandenpensioen ongewijzigd doorloopt bij de externe verzekeraar.
- Eventueel aanpassen van een door de bv afgesloten risicoverzekering ter afdekking van het overlijdensrisico.
Let op!
Deze acties zijn noodzakelijk om te voorkomen dat uw pensioenaanspraak niet meer wordt gezien als pensioen. In dat geval wacht u namelijk een forse afrekening. U bent dan loonheffing verschuldigd van maximaal 52% over de commerciële waarde van het opgebouwde pensioen – die is aanzienlijk hoger dan de waarde van de pensioenaanspraak op de fiscale balans van de bv – en u betaalt 20% revisierente.
Informatieplicht dga bij afkoop of omzetting pensioen
Maakt u in 2017, 2018 of 2019 gebruik van de mogelijkheid om uw in eigen beheer opgebouwd pensioen af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting? Dan moet u daarover verplicht informatie aanleveren bij de Belastingdienst. Om welke informatie het gaat, is recent bekendgemaakt.
Nog een kleine twee maanden en dan is de afschaffing van het pensioen in eigen beheer een feit, mits de Tweede en Eerste Kamer hiermee instemmen. Voor het reeds in eigen beheer opgebouwde pensioen heeft u in 2017, 2018 en 2019 drie mogelijkheden:
- Het pensioen tegen fiscale waarde afkopen met een belastingkorting.
- De fiscale pensioenaanspraak omzetten in een oudedagsverplichting.
- Het pensioen in eigen beheer ongewijzigd laten. Verdere opbouw is vanaf 2017 echter niet meer mogelijk.
Informatieplicht
Kiest u straks voor afkopen van uw pensioen in eigen beheer of het omzetten in een oudedagsverplichting, dan moet u dit met een speciaal informatieformulier doorgeven aan de Belastingdienst. Dit informatieformulier is momenteel in de maak. Inmiddels is in concept al wel bekendgemaakt welke informatie u moet aanleveren. Het gaat om de volgende gegevens:
- persoonsgegevens (zoals naam en burgerservicenummer) van uzelf en uw eventuele (ex-) partner,
- gegevens van uw bv waarin het pensioen in eigen beheer is ondergebracht,
- de door u gemaakte keuze: afkoop of omzetten van de fiscale pensioenaanspraak,
- het tijdstip van de afkoop of omzetting,
- de fiscale balanswaarde van de pensioenaanspraak op vier verschillende momenten: 1 januari 2015, 31 december 2015, 31 december 2016 en op het moment van afkoop of omzetting,
- bij omzetting in een oudedagsverplichting: of u samen met uw partner afspraken heeft gemaakt over de verdeling van deze oudedagsverplichting ingeval van echtscheiding.
Ook uw (ex-)partner moet tekenen
U moet de informatie aanleveren binnen één maand na de afkoop van het opgebouwde pensioen in eigen beheer, dan wel de omzetting van het eigenbeheerpensioen in een oudedagsverplichting. Het speciaal hiervoor bestemde informatieformulier moet zowel door u als uw (ex-)partner zijn ondertekend. Met deze ondertekening stemt uw (ex-)partner voor de Belastingdienst in met de afkoop of de omzetting.
Ondertekening door uw ex-partner is niet nodig als destijds bij echtscheiding conversie van pensioenaanspraken heeft plaatsgevonden. Bij conversie heeft uw ex-partner een eigen recht op pensioen gekregen, dat vaak is ondergebracht bij een professionele verzekeraar. De instemming van uw ex-partner met de afkoop of omzetting is in dat geval niet verplicht.
Let op!
Het is belangrijk dat u op tijd, dus binnen één maand na het tijdstip van afkoop of omzetting, aan uw informatieplicht voldoet, anders beschouwt de Belastingdienst uw pensioenaanspraak als ‘onzuiver’, met alle vervelende gevolgen van dien. U moet dan belasting betalen over de commerciële waarde van de pensioenaanspraak en u bent ook nog eens 20% revisierente verschuldigd.
Lage lonen? De overheid betaalt vanaf 2017 mee!
Werkgevers die werknemers in dienst hebben met een laag loon hebben vanaf 2017 onder bepaalde voorwaarden recht op een tegemoetkoming van de overheid in de loonkosten. De tegemoetkoming bestaat uit een bedrag per verloond uur met een vast bedrag per jaar.
De tegemoetkoming wordt gegeven onder de naam lage-inkomensvoordeel (LIV). Om vanaf 2017 in aanmerking te komen voor het LIV moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
- het gemiddelde uurloon van uw werknemer bedraagt minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon (WML) voor een 23-jarige,
- uw werknemer heeft minimaal 1248 verloonde uren in het kalenderjaar,
- uw werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
Tip:
U kunt ook in aanmerking komen voor het LIV voor een werknemer die jonger is dan 23 jaar. Het gemiddelde uurloon van deze werknemer moet dan echter wel minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon voor een 23-jarige bedragen.
Het gemiddelde uurloon berekent u aan de hand van de formule totaal jaarloon gedeeld door totaal aantal verloonde uren. Voor de vaststelling van het totale jaarloon telt alles mee. Bijzondere toeslagen voor bijvoorbeeld overwerk zullen dus van invloed zijn op het gemiddelde uurloon en kunnen er mogelijk voor zorgen dat er geen recht bestaat op het LIV.
Tip:
Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor de vaststelling van het jaarloon. Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in uw vrije ruimte voor de werkkostenregeling niet van invloed zijn op het recht op LIV.
Voor de vaststelling van het totaal aantal verloonde uren tellen uren waarin een werknemer niet gewerkt heeft maar wel is doorbetaald vanwege ziekte, gewoon mee. Het gaat immers om de verloonde uren en niet om de gewerkte uren.
Let op!
Een werknemer die in de loop van het jaar bij u dienst komt voldoet mogelijk niet aan de minimaal vereiste 1248 uren. Voor deze werknemer bestaat dan in het jaar van indiensttreding geen recht op LIV. Voldoet diezelfde werknemer het volgende jaar wel aan de minimaal vereiste 1248 uren, dan bestaat in dat jaar wel recht op LIV (mits uiteraard voldaan is aan de overige voorwaarden).
Hoogte LIV
Het LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. Er geldt een maximaal bedrag per jaar volgens de volgende tabel.
Hoogte loon | Gemiddelde uurloon 100% tot 110% van het WML (€ 9,50 tot en met € 10,45) | Gemiddelde uurloon 110% tot 125% van het WML (meer dan € 10,45 tot en met € 11,87) |
Vast bedrag per verloond uur | € 1,01 per uur | € 0,51 per uur |
Maximale hoogte LIV | € 2.000 per jaar | € 1.000 per jaar |
Tip:
Het uurloon is in de WML afhankelijk van een fulltime werkweek in een onderneming. Voor het LIV wordt uitgegaan van het uurloon bij een fulltime werkweek van 40 uur. Betaalt u het minimumloon maar geldt binnen uw bedrijf een 36-urige werkweek, houd er dan rekening mee dat het uurloon voor het LIV dan al boven de 110% van het wettelijk minimumloon zit. In plaats van een vast bedrag van € 1,01 per uur heeft u dan maar recht op € 0,51 per uur.
Te gelde maken LIV 2017
Houd er rekening mee dat u het LIV over 2017 pas in de tweede helft van 2018 van de Belastingdienst zult ontvangen. Voor het te gelde maken van het LIV hoeft u zelf geen actie te ondernemen. U hoeft dus geen apart verzoek te doen. Voor 15 maart 2018 ontvangt u van het UWV een overzicht van werknemers die voldoen aan de voorwaarden voor het LIV. Het UWV baseert zich hierbij op de gegevens uit de loonaangiften zoals die uiterlijk op 1 februari 2018 zijn ingediend.
Let op!
De in de loonaangiften aanwezige gegevens vormen de basis voor de vaststelling van het recht op het LIV. Zorg daarom dat deze gegevens voor 1 februari 2018 juist en volledig zijn opgenomen in de loonaangiften.
Kloppen de gegevens in het overzicht van het UWV niet dan kunt u nog tot en met 1 mei 2018 aanvullingen of correctieberichten indienen bij de Belastingdienst. Alle na die datum ontvangen aanvullingen of correctieberichten worden niet meer meegenomen voor de vaststelling van het LIV. Bovendien kunt u vanaf 1 mei 2018 vanwege onjuiste gegevens in uw loonaangifte (bijvoorbeeld het aantal verloonde uren) een boete van € 1.319 opgelegd krijgen.
De Belastingdienst stelt na 1 mei 2018 maar vóór 1 augustus 2018 de hoogte van het LIV 2017 vast in een beschikking. Binnen 6 weken na dagtekening van deze beschikking wordt het LIV aan u uitbetaald.
Let op!
Hoewel het LIV dus al vanaf 2017 geldt, heeft u hier pas vanaf de tweede helft van 2018 daadwerkelijk profijt van.
Aftrek onzelfstandige werkruimte van huurwoning verdwijnt
Ondernemers kunnen waarschijnlijk alleen nog in 2016 van de aftrekpost ‘onzelfstandige werkruimte huurwoning’ gebruik maken. Staatssecretaris Wiebes heeft een wijziging op het Belastingplan 2017 ingediend waardoor deze aftrek vanaf 2017 niet meer mogelijk is. Afgelopen augustus bepaalde de Hoge Raad nog dat een ondernemer met een onzelfstandige werkruimte in de huurwoning onder voorwaarden kosten in aftrek kan brengen op zijn winst.Er kan alleen van de aftrekpost gebruik worden gemaakt als de huurwoning voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt én het huurrecht is aangemerkt als ondernemingsvermogen. Op dat moment kan de betaalde huur in aftrek worden gebracht op de winst. Wel moet daarop een correctie worden aangebracht ter grootte van het eigenwoningforfait voor ondernemingswoningen. Dit forfait bedraagt in 2016 in de meeste gevallen 1,85% van de WOZ-waarde van de woning.
Tip:
De Hoge Raad heeft in de uitspraak niet aangegeven of ook recht op aftrek van kosten bestaat voor met de werkruimte samenhangende kosten. Denk daarbij aan de kosten van de inrichting, verzekeringen, de OZB en dergelijke. Uit eerdere rechtspraak is echter af te leiden dat een evenredig deel hiervan ook in aftrek komt. Dit is dus nog niet door de Hoge Raad bevestigd.
Aftrek via aangifte inkomstenbelasting
Het aanmerken van het huurrecht als ondernemingsvermogen doet u in de eerste aangifte waarbij dit speelt. Dit betekent dat u dit doet in het jaar waarin de huur aanvangt of in het jaar waarin uw onderneming start. Staat de aangifte inkomstenbelasting over dat jaar nog niet definitief vast, dan kunt u nog gebruik maken van de aftrekpost, ook met terugwerkende kracht. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat in gevallen waarin de aangifte wel al definitief vaststaat, het niet meer mogelijk is alsnog het huurrecht als ondernemingsvermogen te etiketteren. U kunt dan geen gebruik meer maken van de aftrekpost in 2016 en eerdere jaren. Onder bijzonder omstandigheden kan dit anders zijn. Overleg hierover met onze adviseurs.
Let op!
De aftrek kan alleen worden toegepast door IB-ondernemers en resultaatgenieters met een huurwoning. Ondernemers met een koopwoning of dga’s met een huurwoning kunnen geen beroep doen op het arrest van de Hoge Raad. Zij kunnen overigens wel gebruik maken van de fiscale faciliteiten die al jaren gelden voor de zelfstandige werkruimte. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.
Tip:
Betreft het een zelfstandige werkruimte die voldoet aan de daarvoor gestelde criteria dan blijft aftrek mogelijk, ook in 2017. Neem voor de exacte voorwaarden van de aftrek van een zelfstandige werkruimte contact op met onze adviseurs.
NIEUWSBERICHTEN
1. Compensatie ontslagvergoeding langdurig zieke werknemer
Er zijn twee aanpassingen van de transitievergoeding op komst. Werkgevers zijn in de toekomst nog steeds een transitievergoeding verschuldigd wanneer zij een zieke werknemer na twee jaar ziekte ontslaan, maar zij kunnen wel rekenen op compensatie. Daarnaast krijgen cao-partijen meer ruimte om af te wijken van de transitievergoeding. Het duurt nog even voordat de twee hierboven genoemde aanpassingen van de transitievergoeding ingaan. Er ligt inmiddels een wetsvoorstel, maar deze is nog niet ingediend bij de Tweede Kamer. De maximale transitievergoeding bedraagt momenteel € 76.000 bruto, of een jaarsalaris als dat hoger is. Het maximale bedrag gaat per 1 januari 2017 omhoog naar € 77.000.2. Schrappen monumentenaftrek uitgesteld
Goed nieuws voor particuliere eigenaren van monumentenpanden. De fiscale aftrek voor het onderhoud van monumentenpanden blijft in 2017 toch bestaan. Het plan van het kabinet om deze aftrekpost in de inkomstenbelasting te schrappen en te vervangen voor een subsidieregeling, is uitgesteld. Van afstel is echter geen sprake. Het is de bedoeling dat deze aftrekpost van 80% voor de onderhoudskosten van monumentenpanden wordt vervangen door een subsidieregeling voor onderhoud. Die onderhoudsregeling zal de komende tijd op bepaalde punten nog worden aangepast.3. Modelovereenkomst? Meld uw knelpunten!
Vanaf heden kunnen opdrachtgevers, opdrachtnemers en andere belanghebbenden knelpunten met modelovereenkomsten digitaal melden bij de overheid. Het meldpunt is geopend om zicht te krijgen op onbedoelde effecten op de arbeidsmarkt als gevolg van afschaffing van de VAR en de invoering van modelovereenkomsten. De knelpunten worden door de ministeries van Financiën en SZW geïnventariseerd en daarna samen met branche- en belangenorganisaties opgepakt. Meldingen kunnen gedaan worden via een online digitaal formulier dat u vindt op www.meldpuntdba.nl. Anonieme meldingen zijn niet mogelijk.4. Aftrek congres en zakenlunch naar 80%
De aftrek voor bepaalde zakelijke kosten zoals een zakenlunch, een receptie of congressen en seminars gaat vanaf 2017 omhoog van 73,5% naar 80%. Deze wetswijziging is recent bij de Tweede Kamer ingediend. De verhoging van de aftrekmogelijkheid van deze zogenaamde ‘gemengde kosten’ geldt alleen voor IB-ondernemers en resultaatgenieters.Het gaat om de volgende in aftrek beperkte kosten en lasten die verband houden met:
- voedsel, drank en genotmiddelen,
- representatie, waaronder recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak,
- congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.
Al jarenlang is in de wet bepaald dat deze kosten tot een bedrag van € 4.500 niet in aftrek komen op de winst. Naar keuze kan de belastingplichtige ook kiezen om in plaats van een niet aftrekbaar bedrag van € 4.500, 26,5% van de genoemde kosten niet in aftrek te brengen. 73,5% van deze kosten zijn dan wel aftrekbaar. Met de wetswijziging verhoogt de staatssecretaris het aftrekpercentage van 73,5% naar 80%. Het bedrag van € 4.500 wordt niet verlaagd.
5. AOW-leeftijd nog verder omhoog
Het is al langer bekend dat de AOW-leeftijd de komende jaren omhoog gaat. Op dit moment staat al vast wat de AOW-leeftijd dit jaar en in de komende vijf jaar is.
2016 65 jaar en zes maanden
2017 65 jaar en negen maanden
2018 66 jaar
2019 66 jaar en vier maanden
2020 66 jaar en acht maanden
2021 67 jaar
Minder bekend is dat de AOW-leeftijd tevens gekoppeld is aan de gemiddelde levensverwachting. In het verleden is over een dergelijke verhoging afgesproken dat deze vijf jaar voor de inwerkingtreding bekend moet worden gemaakt. Op 31 oktober 2016 heeft het kabinet daarom laten weten dat de AOW-leeftijd in 2022 met drie maanden omhoog gaat. Daarmee komt de nieuwe AOW-leeftijd in 2022 uit op 67 jaar en drie maanden.
6. Kleineondernemersregeling op de schop?
Bent u zelfstandig ondernemer en bent u weinig btw verschuldigd? Dan komt u in aanmerking voor de kleineondernemersregeling. U betaalt dan minder of geen btw aan de Belastingdienst. Deze regeling wordt wellicht vervangen door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling.
Indien u op jaarbasis maximaal € 1.883 aan btw (na aftrek van voorbelasting) verschuldigd bent, komt u in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval hoeft u een deel van de btw niet te voldoen. Er geldt zelfs een vermindering van 100% indien u op jaarbasis niet meer dan € 1.345 aan btw verschuldigd bent.
Omdat de staatssecretaris de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en de administratieve lasten voor de ondernemers te hoog vindt, onderzoekt hij of de KOR vervangen kan worden door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling. Of en wanneer die vervanging plaatsvindt, is nog niet bekend. De staatssecretaris heeft de hoop uitgesproken de Tweede Kamer daarover nog in 2016 te informeren.
December 2016 – Eindejaarstips
Tips voor alle belastingplichtigen
1. Houd rekening met de nieuwe tarieven in box 3
Met ingang van 1 januari 2017 verandert het uiterlijk van box 3. Het vaste forfaitaire rendement van 4% wordt vervangen door drie schijven met jaarlijkse veranderende rendementen. Voor de peildatum 1 januari 2017 zijn deze als volgt vastgesteld:
Vermogensschijf | Vermogen (na aftrek heffingsvrij vermogen) | Forfaitair rendementspercentage |
1 | Minder of gelijk aan € 75.000 | 2,87% |
2 | Meer dan € 75.000 of minder of gelijk aan € 975.000 | 4,60% |
3 | Meer dan € 975.000 | 5,39% |
Het tarief in box 3 blijft wel 30%. Het heffingsvrij vermogen (een vast bedrag dat vrijgesteld is van belasting) wordt verhoogd naar € 25.000 per persoon.
Let op!
De nieuwe tarieven zijn voordeliger voor de lagere vermogens en nadeliger voor de hogere vermogens. Het omslagpunt ligt rond een vermogen van € 245.000 Tot dat vermogen betaalt u in 2017 effectief minder belasting over uw vermogen dan in 2016. Is uw vermogen groter, dan zult u in 2017 effectief meer belasting betalen over uw vermogen.
2. Beleg groen in box 3
Wilt u uw box 3 vermogen verlagen, denk dan ook eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal € 57.213 (bedrag 2016). Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor u en uw partner gezamenlijk zelfs het dubbele (€ 114.426). Naast de vrijstelling in box 3 heeft u ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.
Tip:
Check wel altijd eerst of het fonds waarin u wilt beleggen door de Belastingdienst is aangewezen als een groen fonds. Is dat niet het geval, dan geldt de vrijstelling en de heffingskorting namelijk niet.
3. Koop uw zaken voor persoonlijk gebruik nog dit jaar
Alle roerende zaken die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt, hoeft u niet op te geven in box 3. Bij roerende zaken kunt u denken aan inboedel, een auto, boot of caravan maar bijvoorbeeld ook aan juwelen of een duur horloge. Bent u van plan binnenkort een dergelijke aanschaf te doen, zorg dan dat u deze aanschaf uiterlijk 31 december heeft gedaan en betaald. In de box 3 heffing per 1 januari 2017 zal dit vermogen dan niet meer worden meegenomen.Let op!
Er geldt een antimisbruikmaatregel. Kan de Belastingdienst namelijk aannemelijk maken dat u de zaken hoofdzakelijk ter belegging heeft gekocht, dan behoren deze zaken wel tot het vermogen in box 3. Ook als u deze zaken tevens persoonlijk gebruikt.
4. Investeer in kunst en wetenschap
Ook voorwerpen van kunst en wetenschap zijn vrijgesteld in box 3. Wilt u uw box 3-vermogen per 1 januari 2017 verlagen, overweeg dan een investering in voorwerpen van kunst of wetenschap.
Tip:
Ook hier geldt een antimisbruikmaatregel. De vrijstelling geldt niet als de voorwerpen voor ten minste 70% ter belegging dienen.
5. Word energieleverancier
Investeert u in zonnepanelen, dan levert dat een aantal financiële en fiscale voordelen op. De zonnepanelen hoeft u namelijk niet in box 3 op te geven, waardoor u een besparing in box 3 realiseert. Daarnaast kunt u de btw met betrekking tot de zonnepanelen terugvragen bij de Belastingdienst. U wordt namelijk als particulier met zonnepanelen voor de btw aangemerkt als ondernemer. Tenslotte gaan uw energiekosten omlaag omdat u zelf een deel van uw energie opwekt via de zonnepanelen. Door al deze voordelen zal het rendement op de zonnepanelen vele malen hoger zijn dan vandaag de dag op een gewone spaarrekening. Investeer daarom in zonnepanelen en word uw eigen energieleverancier.
6. Pleeg nog dit jaar onderhoud aan uw monumentenpand
Particuliere eigenaren kunnen de kosten van onderhoud aan hun rijksmonumentenpand in 2016 nog fiscaal in aftrek brengen. Vanaf 2017 is dit niet meer mogelijk omdat de aftrek van monumentenpanden wordt afgeschaft. Hiervoor in de plaats komt een subsidieregeling voor sober en doelmatig onderhoud van 25% van de onderhoudskosten. Hierbij komen onderhoudskosten van minimaal € 2.000 en maximaal € 10.000 voor subsidie in aanmerking. Per saldo bedraagt de subsidie derhalve minimaal € 500 en maximaal € 2.500 per jaar. Voor grootschalige ingrepen kan volledige financiering bij het revolving fund worden aangevraagd. Vanaf 2019 komt een heel nieuw financieel stelsel voor monumentenzorg.
Er komt een overgangsregeling in 2017 en 2018 in de vorm van een subsidieregeling voor eigenaren die onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan. Deze overgangsregeling betreft een subsidie van 40% van de potentieel fiscaal aftrekbare onderhoudskosten. Deze subsidie moet in de periode van 1 januari 2017 tot 1 maart 2017 worden aangevraagd. Voorwaarde is dat de aanvrager aantoont dat hij in zijn investeringsplan is uitgegaan van de verwachting dat hij recht zou hebben op de fiscale aftrek voor monumentenpanden. Dit aantonen kan bijvoorbeeld door overlegging van een mededeling van de BBM (Belastingdienst Bureau Monumentenpanden) over de hoogte van de potentiële aftrek of een offerte van een bank waarbij rekening is gehouden met de aftrek. Daarnaast moet een verplichting met een financier of aannemer voor 1 januari 2017 zijn aangegaan.
Tip:
Pleeg en betaal uw onderhoud nog zoveel mogelijk in 2016. U kunt dan in ieder geval nog gebruik maken van de fiscale aftrek. Lukt dat niet, beoordeel dan of u in aanmerking komt voor de overgangsregeling.
7. Stel uw opleiding niet langer uit
Particulieren die een opleiding of studie voor een beroep volgen, kunnen alleen nog in 2016 en 2017 de kosten hiervan in aftrek brengen als scholingsuitgaven. Met ingang van 2018 vervalt deze aftrekpost. In plaats daarvan komt een regeling met scholingsvouchers voor mensen die uit zichzelf minder snel geneigd zijn om scholing te volgen, maar waarvan het maatschappelijk belang van scholingsdeelname groot is. De exacte invulling van de nieuwe regeling is nog niet bekend en wordt naar verwachting in het voorjaar 2017 in de Staatscourant gepubliceerd.
De verwachting is dat de scholingsvouchers met name terecht zullen komen bij mensen met een hoogste genoten opleiding op het niveau mbo-4 en mensen met maximaal een havo/vwo-diploma. Hoger opgeleiden zullen naar verwachting alleen toegang krijgen tot de regeling indien ze werkzaam zijn in een kwetsbaar beroep of sector. Voor de scholingsvouchers komt in periode 2018-2022 maximaal € 90,8 miljoen beschikbaar per jaar, daarna maximaal € 112 miljoen per jaar. Dit is een halvering van het budgettaire beslag van de aftrek scholingsuitgaven dat voor 2018 geraamd was op € 218 miljoen per jaar.
Let op!
De scholingsvouchers zijn bedoeld voor een gerichte doelgroep. De kans is aanwezig dat u niet tot deze doelgroep behoort. Start daarom nog dit jaar een opleiding of studie voor een beroep en profiteer nog tot en met 2017 van de fiscale aftrek.
Tip:
Er komt mogelijk nog een overgangsregeling voor studenten die een langdurige opleiding zijn aangegaan op het moment dat nog niet bekend was dat de aftrek scholingsuitgaven zou worden afgeschaft.
8. Koop nog dit jaar een lijfrente
Koop nog dit jaar een lijfrente of stort op uw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht en creëer daarmee een extra aftrekpost. De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. Dit wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. Laat u vooraf informeren over alle voorwaarden en de hoogte van de maximaal aftrekbare premie.
Tip:
Zorg dat u de bedragen in 2016 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2016.
9. Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag
Met betrekking tot uw aanslag inkomstenbelasting 2015 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2016 een rente van 4%. Dit is hoog, zeker in vergelijking met het huidige rendement op een spaarrekening. Voorkom dat u deze hoge rente verschuldigd wordt en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.
Tip:
Vraag ook een nieuwe lagere voorlopige aanslag aan als uw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kunt u niet meer “sparen” bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.
10. Vraag middeling aan bij schommelende inkomsten
Heeft u de afgelopen jaren sterk schommelende inkomsten gehad in box 1, dan heeft u misschien meer belasting betaald dan bij gelijkmatige inkomsten het geval zou zijn. In zo’n geval kunt u door middel van middeling proberen geld terug te vragen bij de Belastingdienst. Middeling vindt plaats door voor drie aaneengesloten kalenderjaren uit te gaan van de gemiddelde inkomsten. Houd hierbij rekening met een drempel van € 545. Alleen het meerdere boven deze € 545 krijgt u van de Belastingdienst terug.
Let op!
Middeling gaat niet automatisch. U moet hiervoor zelf een schriftelijk verzoek indienen bij de Belastingdienst.
Tips voor ondernemers en rechtspersonen
11. Laat zien dat u bezig bent met een modelovereenkomst
Het zal u niet ontgaan zijn dat vanaf 1 mei 2016 de VAR niet meer geldig is. Vanaf die datum kunt u alleen nog zekerheid krijgen over de loonheffingen als u werkt met en volgens een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst. Als u op dit moment nog niet een dergelijke modelovereenkomst heeft afgesloten, hoeft u niet in paniek te raken. Er geldt namelijk een overgangsperiode die loopt tot 1 mei 2017. Gedurende deze periode krijgt u de tijd om uw werkwijze aan te passen. Om te voorkomen dat de Belastingdienst met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2016 kan naheffen, hoeft u dus nu nog niet klaar te zijn. U moet echter wel kunnen laten zien dat u zich inspant om te komen tot een juiste overeenkomst en werkwijze.12. Werk volgens de modelovereenkomst
Maakt u gebruik van een modelovereenkomst, dan heeft u alleen vrijwaring als ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk afwijkend gewerkt, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst alsnog op dat moment beoordelen of wel of niet sprake is van een dienstbetrekking.Let op!
Zorg daarom dat de modelovereenkomst waarmee u werkt in overeenstemming is met uw individuele omstandigheden en werkwijze. Kunt u een dergelijke modelovereenkomst niet vinden op de website van de Belastingdienst, leg dan tijdig uw eigen overeenkomst voor bij de Belastingdienst.U heeft tot 1 mei 2017 de tijd om uw werkwijze aan te passen en uw modelovereenkomsten voor te leggen aan de Belastingdienst. Gedurende deze tijd zal de Belastingdienst een terughoudend handhavingsbeleid voeren. Vanaf 1 mei 2017 moet u uw zaken echter definitief op orde hebben.
Tip:
U bent niet verplicht om een modelovereenkomst af te sluiten, maar zonder goedgekeurde modelovereenkomst heeft u in ieder geval geen zekerheid.
13. Beoordeel of sprake is van een dienstbetrekking
De Belastingdienst beoordeelt de modelovereenkomsten uitsluitend op de gevolgen voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen. Deze beoordeling betreft het antwoord op de vraag of sprake is van een dienstbetrekking. Voor de aanwezigheid van een dienstbetrekking dient in ieder geval aan de volgende drie voorwaarden te zijn voldaan:
- De opdrachtnemer is verplicht persoonlijk arbeid te verrichten
- De opdrachtgever is verplicht hiervoor een beloning te betalen.
- Er is sprake van een gezagsverhouding tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer die vergelijkbaar is met werkgeversgezag.
De beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking is niet eenvoudig te maken en is sterk afhankelijk van de feitelijke situatie. Als hulpmiddel kan gebruik worden gemaakt van het door de Belastingdienst gepubliceerde overzicht met bepalingen, die wel of juist niet tot een dienstbetrekking kunnen leiden. Daarnaast heeft de Belastingdienst haar beoordelingskaders van de modelovereenkomsten gepubliceerd.
Tip:
Zekerheid over wel of geen dienstbetrekking, heeft u alleen als u gebruik maakt van een goedgekeurde modelovereenkomst en u in de praktijk ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst werkt.
14. Sluit fictieve dienstbetrekkingen tijdig uit
Een fictieve dienstbetrekking is een arbeidsrelatie die weliswaar geen echte dienstbetrekking vormt, maar waarvan de wet bepaalt dat deze voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen toch als dienstbetrekking wordt aangemerkt. De fictieve dienstbetrekking vormt in veel situaties een adder(tje) onder het gras. Is namelijk geen sprake van een echte dienstbetrekking, kan onverwacht toch sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking. Tot 1 mei 2016 hoefde u zich om die fictieve dienstbetrekking niet te bekommeren omdat de VAR-wuo en de VAR-dga automatisch voor uitsluiting van de fictieve dienstbetrekking zorgde. Onder de modelovereenkomsten is dat vanaf 1 mei 2016 echter anders.
Voorbeelden van fictieve dienstbetrekkingen zijn de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden en thuiswerkers. Deze fictieve dienstbetrekkingen kunt u echter redelijk eenvoudig voorkomen door in een schriftelijke overeenkomst die u sluit met uw opdrachtnemer op te nemen dat u gezamenlijk kiest om deze fictieve dienstbetrekkingen uit te sluiten. Zorg dat u deze overeenkomst sluit voordat de betaling van de beloning plaatsvindt.
Tip:
In veel algemene en branchespecifieke modelovereenkomsten is een dergelijk uitsluiting al standaard opgenomen. Controleer of dit het geval is. Maakt u een eigen modelovereenkomst die u voorlegt? Vergeet dan niet om de uitsluiting op te nemen.
Niet alle fictieve dienstbetrekkingen kunnen zonder meer in een modelovereenkomst worden uitgesloten. Een aannemer van werk en zijn hulp staan bijvoorbeeld in beginsel tot u in fictieve dienstbetrekking. Dit kunt u straks niet uitsluiten door een algemene uitsluiting in een modelovereenkomst. Alleen als de aannemer zijn werk uitvoert in de persoonlijke of huishoudelijke sfeer of als hij kan worden aangemerkt als zelfstandig ondernemer, zal geen sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking.
Let op!
Er zijn nog meer fictieve dienstbetrekkingen. Overleg met onze adviseurs of in de verhouding met uw opdrachtnemers mogelijk sprake kan zijn van een dergelijke fictieve dienstbetrekking
15. Meld uw knelpunten bij het meldpunt modelovereenkomsten
Ondervindt u knelpunten met betrekking tot modelovereenkomsten, dan kunt u deze melden bij het knelpunt modelovereenkomsten. De Staatssecretaris heeft toegezegd alle knelpunten te inventariseren en voor 1 mei 2017 aan te pakken.
Tip:
Het melden kan via een speciaal online digitaal formulier.
16. Optimaliseer uw investeringsaftrek
Als u in 2016 voor meer dan € 2.300 investeert in bedrijfsmiddelen, heeft u recht op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Deze aftrek geldt voor investeringen tussen de € 2.300 en € 311.242. Komt u onder de drempel van € 2.300? Dan kan het een overweging zijn om nog voor het eind van het jaar een investering te doen. Dreigt u het maximum van € 311.242 te overschrijden, dan kan lijkt het raadzaam uw investeringen uit te stellen naar 2017.
Tip:
Het kan ook lonen om grote investeringen te spreiden over meerdere jaren. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek neemt namelijk af naarmate het totale investeringsbedrag groter wordt.
Voldoet u aan alle voorwaarden? Doe in de aangifte 2016 dan een beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Heeft u in het verleden ook investeringen gedaan zonder beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, dan kunt u alsnog binnen vijf jaar de Belastingdienst verzoeken om toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Let op!
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de investeringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.
17. Extra investeringsaftrek voor milieu- en energiebewuste ondernemers
Voor de milieu- en/of energiebewuste ondernemers zijn er diverse interessante fiscale investeringsfaciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) of de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (VAMIL). Toets of u in aanmerking komt voor de EIA, MIA of VAMIL.
Let op!
Voor EIA en MIA/VAMIL moet u de investering melden bij RVO.nl. Dit moet binnen drie maanden nadat u de investeringsverplichting bent aangegaan. Bent u te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de aftrek!
Het minimuminvesteringsbedrag voor de EIA en de MIA/Vamil is in 2016 € 2.500 per aanmelding. Het maximuminvesteringsbedrag voor de EIA is in 2016 € 120 mln. Met de EIA kunt u 58% van de investeringskosten aftrekken van de fiscale winst. Afhankelijk van de categorie waarin uw milieu-investering valt, kunt u met de MIA 13,5%, 27% of 36% van het investeringsbedrag in mindering brengen op de fiscale winst. Met de Vamil heeft u de mogelijkheid om 75% van de milieu-investering willekeurig af te schrijven.
Tip:
U kunt naast de EIA of de MIA/VAMIL ook gebruikmaken van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Voor toepassing van de EIA en de MIA/VAMIL moet u investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen. Tweedehands bedrijfsmiddelen komen dus niet in aanmerking. Voor de kleinschaligheids-investeringsaftrek hoeft een bedrijfsmiddel niet nieuw te zijn.
18. Stel uw desinvestering uit tot volgend jaar
Heeft u in de afgelopen vijf jaar gebruik gemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of stoot u het bedrijfsmiddel af, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer terug moet betalen. Houd hier rekening mee.
Tip:
Heeft u in 2012 geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel en hiervoor investeringsaftrek genoten, dan loopt de desinvesteringstermijn af op 31 december 2016. Voor dit bedrijfsmiddel loont het de moeite om de desinvestering uit te stellen tot 2017. U voorkomt daarmee een desinvesteringsbijtelling.
Voor investeringen in 2011 en voorgaande jaren is de desinvesteringstermijn in 2016 al verlopen. Deze bedrijfsmiddelen kunt u ook in 2016 al desinvesteren zonder dat u te maken krijgt met een desinvesteringsbijtelling. Voor investeringen in 2013 en latere jaren verloopt de desinvesteringstermijn op zijn vroegst pas in 2018.
19. Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel
Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u een vervangingsvoornemen heeft en houdt. U kunt de herinvesteringsreserve maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht, in stand houden. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan kunt u de herinvesteringsreserve afboeken op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel.
Tip:
Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.
20. Laat uw herinvesteringsreserve niet verlopen
Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die u in 2013 gevormd heeft, moet u nog vóór 31 december 2016 benutten. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!
Let op!
Bij bijzondere omstandigheden en onder strikte voorwaarden kunt u de herinvesteringstermijn van drie jaar met toestemming van de Belastingdienst laten verlengen.
21. Voorkom verdamping van uw ondernemingsverlies
Beoordeel of uw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting uw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back), of met de winsten uit de komende negen jaar (carry-forward). Uw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen in box 1 met positieve inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.
Tip:
Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.
Let op!
Heeft u in 2009, 2010 of 2011 gebruik gemaakt van de verruimde verliesverrekening, dan bedraagt uw voorwaartse verliesverrekening maximaal zes in plaats van negen jaar. Een openstaand verlies uit 2009 is dan al verloren gegaan met ingang van 2016. Een openstaand verlies uit 2010 kan dan alleen nog met een winst in 2016 verrekend worden en zal daarna verloren gaan.
22. Vraag een voorlopige verliesverrekening aan
Heeft u in 2015 een winst behaald, maar sluit u 2016 vermoedelijk af met een verlies? Dan kunt u de Belastingdienst na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2016 verzoeken om een voorlopige verliesverrekening. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2015.
Let op!
Voorlopige verliesverrekening levert u een liquiditeitsvoordeel op, want u kunt sneller beschikken over een deel van het nog terug te verwachten belastinggeld. De voorlopige verliesverrekening wordt naderhand verrekend met de definitieve verliesverrekening.
Tip:
Heeft u in 2014 een winst behaald en heeft u 2015 met een verlies afgesloten? Vraag dan na indiening van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2015 om voorlopige verliesverrekening. Ook in dit geval zal de Belastingdienst dan alvast 80% van dit verlies uit 2015 verrekenen met de winst van 2014.
23. Beoordeel de hoogte van uw winst
Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 20%. Of komt u in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief? Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering over 2017 naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Tip:
Wijkt uw winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente of, bij een teruggave, voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.
24. Vraag uitstel van betaling aan
Kunt u uw belastingschulden (tijdelijk) niet op tijd voldoen? Vraag dan kort telefonisch uitstel van betaling aan de Belastingdienst. De Belastingdienst verleent maximaal vier maanden uitstel van betaling. De Belastingdienst verleent alleen kort telefonisch uitstel als:
- uw totale openstaande belastingschuld minder dan € 20.000 bedraagt,
- u nog geen dwangbevel heeft gekregen voor de openstaande belastingschuld,
- in de openstaande belastingschuld geen onbetaalde vergrijpboete is begrepen,
- u voor de openstaande belastingschuld niet eerder uitstel van betaling kreeg en
- er geen sprake is van een aangifteverzuim, oftewel u heeft altijd tijdig aangifte gedaan.
Let op!
Een belastingschuld waarvoor u uitstel van betaling heeft in verband met een bezwaarschrift, telt niet mee voor de grens van € 20.000.
Houd er ook rekening mee dat de Belastingdienst u wel invorderingsrente in rekening brengt.
Tip:
Denkt u dat u uw openstaande belastingschulden niet binnen maximaal vier maanden kunt betalen? Vraag dan meteen schriftelijk uitstel van betaling aan voor een langere periode. De Belastingdienst verleent namelijk geen verder uitstel van betaling voor aanslagen waarvoor al eerder kort telefonisch uitstel van betaling is verleend.
25. Teruggaaf btw oninbare vordering vanaf 2017 eenvoudiger
U kunt btw die u al heeft afgedragen maar niet (meer) van uw debiteur kunt innen, terugvragen bij de Belastingdienst. Dit terugvragen wordt vanaf volgend jaar een stuk eenvoudiger. Zo kunt u de btw in ieder geval terugvragen één jaar nadat de factuur opeisbaar is geworden als de factuur op dat moment nog niet is betaald. Bovendien is een apart schriftelijk verzoek om teruggaaf niet meer nodig. U kunt het oninbare btw-bedrag gewoon in uw reguliere aangifte opnemen.
Tip:
Staat al voor het jaar om is buiten twijfel vast dat er geen betaling zal worden gedaan, dan hoeft u de éénjaarstermijn niet af te wachten maar heeft u op dat moment al recht op teruggaaf btw.
Let op!
Als een oninbare vordering later alsnog (deels) wordt voldaan, moet u de teruggevraagde btw weer terugbetalen aan de Belastingdienst.
26. Wacht niet met verzoek teruggaaf btw nu al oninbare debiteuren
Ondanks dat het terugvragen van btw vanaf 2017 eenvoudiger wordt, kunt u niet wachten met het terugvragen van btw op debiteuren die nu al oninbaar zijn. U moet deze btw namelijk terugvragen binnen één maand na afloop van het aangiftetijdvak waarin is gebleken dat de debiteur niet zal betalen. Dien daarom dit jaar nog het vereiste aparte schriftelijke verzoek in en vraag deze btw op tijd terug.
Tip:
De nieuwe termijn van één jaar gaat voor vorderingen die voor 1 januari 2017 zijn ontstaan, lopen met ingang van 1 januari 2017. Dit betekent dat voor bijvoorbeeld een vordering die opeisbaar is op 1 juli 2016 en die niet wordt betaald, de btw pas kan worden teruggevraagd op 1 januari 2018 (en dus niet op 1 juli 2017)! Dit is anders als in het voorbeeld op 1 juli 2017 vaststaat dat de vordering niet zal worden betaald. Dan kunt u wel op 1 juli 2017 de btw al terugvragen.
Stuur met uw schriftelijke verzoek de factuur en stukken waaruit de oninbaarheid van de vordering blijkt, mee. Denk daarbij bijvoorbeeld aan aanmaningen en stukken uit de administratie waaruit afboeking van de vordering blijkt. Bij een faillissement kan gedacht worden aan een brief van de curator waarin de curator meedeelt dat er geen uitdeling komt.
27. Houd rekening met terugbetaling btw niet betaalde crediteuren per 1 januari 2017
Op dit moment geldt nog dat u de btw die u heeft afgetrokken moet terugbetalen op het moment dat vaststaat dat u de facturen waarop deze btw betrekking had niet (geheel) zal betalen, dan wel (gedeeltelijk) terugontvangt. Deze correctie vindt in ieder geval plaats twee jaar nadat de facturen opeisbaar zijn geworden als deze op dat moment nog steeds niet zijn betaald. Deze termijn bedraagt vanaf 1 januari 2017 nog maar één jaar. Dit betekent dat de btw met betrekking tot alle facturen die tot en met 1 januari 2016 opeisbaar waren en die u op 1 januari 2017 nog niet heeft betaald, per 1 januari 2017 verschuldigd wordt en door u aan de Belastingdienst moet worden terugbetaald.
Let op!
Heeft u facturen die al langere tijd opeisbaar zijn, nog niet betaald? Houd er dan rekening mee dat u vanaf 1 januari 2017 de afgetrokken btw moet terugbetalen indien er één jaar na opeisbaarheid is verstreken.
28. Beoordeel levering bouwterrein in 2016 of 2017
In de btw-wetgeving staan limitatieve voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wil er sprake zijn van een bouwterrein. Als er sprake is van een bouwterrein, is de levering van dat bouwterrein belast met btw. Door toepassing van de samenloopregeling is dan geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
Europese rechtspraak zorgt voor een ruimere uitleg van het begrip bouwterrein. Op dit moment kan nog gekozen worden om de limitatieve voorwaarden van de wet dan wel de ruimere uitleg van de Europese rechter toe te passen. Op die manier kan de voor het specifieke geval de meest gunstige uitkomst worden gekozen. Vanaf 2017 wordt het wettelijke begrip bouwterrein echter verruimd en is de keuzeregeling niet meer mogelijk. Hierdoor zal eerder btw verschuldigd zijn over de levering van een terrein omdat deze onder de nieuwe wetgeving als bouwterrein kwalificeert.
Tip:
Door het vervallen van de keuzemogelijkheid kan het in individuele gevallen aantrekkelijk zijn de levering van een bouwterrein nog in 2016 te laten plaatsvinden.
29. Pas de KOR dit jaar nog toe
indien u op jaarbasis maximaal € 1.883 aan btw (na aftrek van voorbelasting) verschuldigd bent, komt u in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval hoeft u een deel van de btw niet te voldoen. Er geldt zelfs een vermindering van 100% indien u op jaarbasis niet meer dan € 1.345 aan btw verschuldigd bent. Ga daarom na of u de KOR kunt toepassen.
Tip:
Is uw verschuldigde btw iets hoger dan de grens van € 1.883, dan kan het lonen om bepaalde kosten/investeringen die gepland waren voor 2017 al in 2016 te doen. De btw die drukt op deze kosten/investeringen zal de verschuldigde btw verlagen, waarmee misschien alsnog recht ontstaat op de KOR. Wees u er wel van bewust dat u hierdoor mogelijk in 2017 niet in aanmerking komt voor de KOR.
Let op!
De KOR kan alleen worden toegepast door natuurlijke personen. Hieronder vallen ook samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen, zoals een maatschap of een vennootschap onder firma.
De Staatssecretaris onderzoekt momenteel of de KOR kan worden vervangen door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling. Hij heeft de hoop uitgesproken de Tweede Kamer daarover nog in 2016 te informeren.
30. Houd de herzieningstermijn in de gaten
Heeft u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het aanschafjaar en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval, als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat u mogelijk btw moet terugbetalen of terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Uw adviseur kan u hierover meer vertellen.
Let op!
Ook voor roerende zaken waarop wordt afgeschreven of waarop kan worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter vier jaar na het jaar van ingebruikname.
31. Verricht uw huurder nog voldoende btw-belaste prestaties?
Verhuurt u een onroerende zaak en heeft u met uw huurder gekozen voor btw-belaste verhuur? Dan moet uw huurder het pand voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) voor btw-belaste prestaties gebruiken. Doet hij dat niet meer, dan mag u niet langer btw-belast verhuren aan deze huurder, maar moet u vrijgesteld verhuren. Dit heeft gevolgen voor uw inkoop-btw, bijvoorbeeld op onderhoud, die dan niet langer aftrekbaar is. Bovendien loopt u binnen de herzieningstermijn aan tegen gedeeltelijke herziening van de btw op de aanschaf van de onroerende zaak. Uw huurder is verplicht om u binnen vier weken na afloop van het boekjaar te informeren als hij de onroerende zaak niet ten minste 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt.
Let op!
Als de huurder in een jaar niet voldoet aan de voorwaarde dat hij de onroerende zaak voor ten minste 90% btw-belast gebruikt, hoeft u niet in alle gevallen de btw-belaste verhuur met terugwerkende kracht te corrigeren naar vrijgestelde verhuur. Onze adviseurs kunnen u hierover nader informeren.
Tip:
Vraag uw huurder om binnen vier weken na afloop van het boekjaar schriftelijk aan u te verklaren of hij de onroerende zaak ten minste 90% zakelijk gebruikt.
32. Verricht uw koper nog voldoende btw-belaste prestaties?
Heeft u een onroerende zaak verkocht en met de koper geopteerd voor btw-belaste verkoop? Dan geldt het jaar van levering en het daarop volgende jaar als referentieperiode. De koper moet binnen vier weken na afloop van die referentieperiode verklaren of hij de onroerende zaak voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Heeft hij de onroerende zaak voor minder dan 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt, dan wordt de levering van de onroerende zaak met terugwerkende kracht alsnog een btw-vrijgestelde levering. Dit heeft btw-gevolgen voor de verkoper en koper. Onze adviseurs kunnen u hierover meer vertellen.
Tip:
Vraag de koper van de met btw geleverde onroerende zaak om binnen vier weken na de referentieperiode te verklaren of het btw-belaste gebruik ten minste 90% is.
33. Vergeet btw privégebruik auto niet in uw laatste btw-aangifte
Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat u door het jaar heen de btw op de aanschaf, eventuele leasekosten, het onderhoud en het gebruik van een zakelijke auto kunt aftrekken, voor zover de auto wordt gebruikt voor belaste omzet.
Voor het btw privégebruik kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Voor de btw-heffing over het privégebruik gaat u dan uit van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.
Tip:
Voor de auto die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) in de onderneming is gebruikt en tot uw bedrijfsvermogen hoort, geldt een lager forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik eveneens uitgaan van 1,5%.
Let op!
U hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. U mag namelijk ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn dan de forfaitaire regeling. U moet dan wel een registratie van de gereden kilometers bijhouden.
Tips voor de ondernemer in de inkomstenbelasting
34. Profiteer alleen in 2016 nog van zakelijk gebruik huurwoning
Heeft u in 2016 een nieuwe huurwoning betrokken en gebruikt u deze voor meer dan 10% zakelijk? Of bent u in 2016 uw onderneming gestart, huurt u een huurwoning en gebruikt u deze voor meer dan 10% zakelijk? Dan zijn er mogelijkheden om de huur in aftrek te brengen op uw winst, ook als u niet beschikt over een zelfstandige werkruimte. U moet dan wel een correctie aanbrengen ter grootte van het eigenwoningforfait voor ondernemerswoningen.Of en hoe u in uw situatie van deze mogelijkheid gebruik kunt maken, is afhankelijk van de situatie en uw persoonlijke omstandigheden. Overleg daarover met onze adviseurs.
Tip:
Is de huur aangevangen voor 2016 of bent u uw onderneming voor 2016 gestart, dan kunt u alleen nog een beroep doen op deze mogelijkheid als de aanslagen inkomstenbelasting over het jaar van aanvang huur of start onderneming nog niet onherroepelijk vaststaan.
Let op!
De Staatssecretaris heeft onlangs aangekondigd de wet te wijzigen. Als de Tweede en Eerste Kamer instemmen, zal het daarom met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk zijn om deze aftrekpost toe te passen.
35. Vanaf 2017 meer aftrek algemene kosten
De Staatssecretaris heeft aangekondigd het aftrekpercentage van bepaalde gemengde kosten voor IB-ondernemers en resultaatgenieters met ingang van 2017 te verhogen. Dit betekent dat deze kosten vanaf 2017 waarschijnlijk voor een hoger percentage aftrekbaar zijn.
Met zijn aankondiging doelt de Staatssecretaris waarschijnlijk op de volgende in aftrek beperkt kosten en lasten die verband houden met:
- Voedsel, drank en genotmiddelen,
- Representatie, waaronder recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak, en
- Congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.
Al jarenlang is in de wet bepaald dat deze kosten tot een bedrag van € 4.500 niet in aftrek komen op de winst. Naar keuze kan de belastingplichtige ook kiezen om in plaats van een niet aftrekbaar bedrag van € 4.500, 26,5% van de genoemde kosten niet in aftrek te brengen. 73,5% van deze kosten is dan wel aftrekbaar.
Met de wetswijziging wil de Staatssecretaris waarschijnlijk het aftrekpercentage van 73,5% verhogen. Hoeveel de verhoging is en of ook het bedrag van € 4.500 mogelijk verlaagd wordt, is nog niet bekend.
Let op!
De hiervoor beschreven aftrekbeperking geldt voor IB-ondernemers en resultaatgenieters. In de vennootschapsbelasting geldt de aftrekbeperking echter ook als er werknemers in dienst zijn. Het bedrag van € 4.500 wordt in dat geval vervangen door 0,4% van het totale belastbare loon van de werknemers als dit tot een hogere uitkomst leidt.
36. Profiteer van de ondernemersfaciliteiten
Om te kunnen profiteren van een aantal aantrekkelijke ondernemersfaciliteiten zoals de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de meewerkaftrek, zult u moeten voldoen aan het urencriterium. U moet dan in een jaar minimaal 1.225 uren werken aan, in en voor uw onderneming. Bent u niet alleen ondernemer maar bijvoorbeeld ook werknemer, dan zit er een addertje onder het gras. U moet namelijk meer dan de helft van uw totale werktijd aan uw bedrijf besteden. Vergeet dus niet uw uren te administreren zodat u bij vragen of controle van de Belastingdienst kan aantonen dat u aan het urencriterium voldoet.
Let op!
Voor de MKB-winstvrijstelling hoeft u niet te voldoen aan het urencriterium. Deze vrijstelling vermindert uw belastbare winst uit onderneming na ondernemersaftrekken (zoals bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek) met 14%. Bij een verlies verkleint de mkb-winstvrijstelling dit verlies. De vrijstelling is in dat geval dus nadelig.
37. Spaar voor uw oude dag
U kunt als ondernemer geld opzijzetten binnen uw onderneming voor uw oude dag. Dit geld reserveert u in de oudedagsreserve. Voldoet u aan het urencriterium en had u aan het begin van dit jaar de AOW-leeftijd nog niet bereikt, dan mag u bij voldoende eigen vermogen een deel van de winst toevoegen aan uw oudedagsreserve. Over dit deel betaalt u dan nog geen inkomstenbelasting. Dit jaar bedraagt de toevoeging 9,8% van de winst. Het maximumbedrag bedraagt € 8.774.
Let op!
De oudedagsreserve zorgt voor uitstel van belastingheffing, maar niet voor afstel. Op de opgebouwde reserve rust nog een belastingclaim. Op enig moment, vaak als u stopt met uw onderneming, zult u moeten afrekenen. Overleg daarom met onze adviseurs of toevoegen aan de oudedagsreserve in uw geval raadzaam is.
38. Zet uw stakingwinst om in een lijfrente
Staakt u uw onderneming in 2016? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Doet u dit in 2017, dan is de premie nog aftrekbaar in 2016 mits deze voor 1 juli 2017 is betaald. Op dezelfde wijze is het ook mogelijk om de oudedagsreserve (FOR) om te zetten in een lijfrente.
Tip:
Brengt u uw onderneming in een bv in, dan kunt u de lijfrente ook onderbrengen bij de bv in plaats van bij een bank of verzekeraar. Buiten het voordeel dat u niet hoeft af te rekenen over (een deel van) de stakingswinst, behoudt u dan ook meer werkkapitaal beschikbaar in uw bv. Bespreek met ons de mogelijkheden en voorwaarden.
39. Overweeg een bv
Ga na of de bv-vorm aantrekkelijk voor u is. De oprichting van een bv is tegenwoordig vrij eenvoudig, maatwerk is mogelijk en het storten van minimaal € 18.000 hoeft al jaren niet meer. Of de bv-vorm voor u aantrekkelijk is, hangt af van veel factoren en uw persoonlijke situatie. Het is niet eenvoudig te bepalen vanaf welke winst de bv-vorm fiscaal aantrekkelijker is, omdat dit bijvoorbeeld mede afhankelijk is het salaris dat u moet genieten uit de bv en de wijze waarop u om wilt gaan met de winsten (oppotten of uitkeren). Daarnaast kunnen er ook andere redenen zijn om voor een bv te kiezen. Denk daarbij bijvoorbeeld het beter beschermen van het privévermogen.
Tip:
Overweegt u de bv-vorm, overleg dan met onze adviseurs.
Tips voor de bv en de dga
40. Stop opbouw pensioen in eigen beheer vanaf 2017
Een dga kan net als een gewone werknemer pensioen opbouwen. Een gewone werknemer moet dat doen bij een professioneel pensioenfonds of verzekeraar. Een dga kan dat echter ook in eigen beheer (bij zijn eigen bv). Als de Tweede en Eerste Kamer straks instemmen met de plannen, is het vanaf 2017 echter niet meer mogelijk om als dga fiscaal vriendelijk pensioen in eigen beheer op te bouwen. Bouwt u nu nog pensioen in eigen beheer op, zorg dan dat u in 2017 niet voor een onaangename fiscale verrassing komt te staan en onderneem dit jaar nog de volgende acties:
- Laat de ava (algemene vergadering van aandeelhouders) een besluit nemen tot het stoppen van de opbouw van het pensioen in eigen beheer en legt dit tijdig in notulen vast, en;
- Leg in een overeenkomst met uw bv het stopzetten van de opbouw van het eigenbeheerpensioen vast;
- Heeft u verzekeringen voor het partnerpensioen afgesloten of is een risicodekking ter afdekking van het overlijdensrisico door de bv afgesloten, pas deze dan aan.
Let op!
Wordt de opbouw van het pensioen in eigen beheer niet stopgezet, dan loopt de opbouw door en is de aanspraak vanaf 1 januari 2017 belast. Zorg daarom dat de opbouw op tijd wordt stopgezet!
41. Win advies in over uw mogelijkheden met uw pensioen in eigen beheer
Naast het stopzetten van het fiscaal vriendelijk opbouwen van pensioen in eigen beheer, biedt de wetgeving vanaf 2017 drie mogelijkheden voor reeds opgebouwd pensioen in eigen beheer:
- Fiscaal geruisloos afstempelen naar fiscale waarde gevolgd door afkoop met een korting en zonder revisierente;
- Fiscaal geruisloos afstempelen naar fiscale waarde gevolgd door omzetting in een oudedagsverplichting (OV);
- Het bevriezen van het bestaande pensioen in eigen beheer.
Afkopen kan in 2017, 2018 en 2019. De korting wordt echter elk jaar lager: van 34,5% in 2017, naar 25% in 2018, tot 19,5% in 2019. De korting wordt toegepast op de fiscale waarde per 31 december 2015. Koopt u af in 2017, dan bent u derhalve loonheffing verschuldigd over 65,5% van de fiscale balanswaarde per 31 december 2015. Het verschil tussen de fiscale waarde per afkoopdatum en per 31 december 2015 wordt voor 100% belast. Het jaar van afkoop is niet van invloed op de revisierente: zowel bij afkoop in 2017, als 2018, als 2019 bent u geen revisierente verschuldigd.
Ook omzetten in een oudedagsverplichting kan in de jaren 2017, 2018 en 2019. Zet u om in een oudedagsverplichting en wilt u alsnog afkopen? Dan is dit in de jaren tot en met 2019 nog mogelijk met de korting en zonder revisierente.
Tip:
Welke keuze u moet maken is niet eenvoudig te bepalen. Ook is niet elke keuze altijd mogelijk, bijvoorbeeld omdat liquide middelen voor afrekening met de Belastingdienst ontbreken of omdat de instemming van een ex-partner nodig is. Overleg met onze adviseurs over uw mogelijkheden en de voor- en nadelen van de mogelijke keuzes in uw persoonlijke situatie.
42. Overdracht extern verzekerd pensioendeel naar eigen beheer alleen in 2016 nog mogelijk
Heeft u ook nog een deel van uw pensioen extern bij een verzekeringsmaatschappij verzekerd, dan kan dit alleen in 2016 nog worden overgedragen naar uw pensioen in eigen beheer. Dit kan aantrekkelijk zijn als u het pensioen in eigen beheer wilt afkopen of wilt omzetten in een oudedagsverplichting.
Overleg met onze adviseurs of het terughalen van extern verzekerd pensioen in uw geval raadzaam is. Neem daarbij ook uw oorspronkelijke afwegingen om het pensioen extern te verzekeren in ogenschouw. Houd er bovendien rekening mee dat bij afkoop de korting niet kan worden toegepast op dit deel van het pensioen, omdat dit op 31 december 2015 nog niet in eigen beheer verzekerd was.
Tip:
Zorg dat uw verzoek tot overdracht naar eigen beheer uiterlijk 31 december 2016 door de externe verzekeraar ontvangen is. Alleen dan kunt u het extern verzekerde pensioenkapitaal nog naar eigen beheer halen.
43. Treed in overleg met uw (ex)partner over uw pensioen in eigen beheer
Als u uw pensioen in eigen beheer wilt afstempelen, afkopen en/of wilt omzetten zal uw (ex-)partner moeten instemmen omdat deze handelingen ook gevolgen hebben voor zijn/haar pensioenrechten. Houd hier rekening mee als u nadenkt over uw pensioen in eigen beheer en treed in overleg met uw (ex)partner.
44. Eindelijk weer dividend uitkeren na afkoop of omzetting pensioen in eigen beheer?
Vanwege het pensioen in eigen beheer, kan in veel gevallen op dit moment geen dividend uitgekeerd worden. Door afkoop of omzetting van het pensioen in eigen beheer zal het eigen vermogen van de bv verbeteren. De mogelijkheid om dividend uit te keren neemt daarmee toe. Bovendien bestaat er dan geen risico meer dat de dividenduitkering wordt aangemerkt als een pensioenafkoop met daarbij behorende enorme belastingaanslagen.
Let op!
Alvorens u dividend uit kunt keren zal de algemene vergadering (van aandeelhouders) eerst moeten vaststellen of het eigen vermogen ook na de uitkering groter is dan de wettelijke en statutaire reserves (balanstest). Hierna moet het bestuur nog goedkeuring geven. Deze goedkeuring kan niet worden gegeven als het bestuur weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de bv na uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden (uitkeringstoets).
45. Minder vennootschapsbelasting vanaf 2018
U heeft er dit jaar nog niets aan maar het is wel een goed vooruitzicht. De vennootschapsbelasting wordt vanaf 2018 namelijk verminderd door een stapsgewijze verlenging van de eerste tariefschijf (20%). In 2018 wordt de eerste tariefschijf verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in 2020 van € 250.000 naar € 300.000 en in 2021 van € 300.000 naar € 350.000.
46. Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag
Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2015 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2016 een rente van 8%! Voorkom dat u deze hoge rente verschuldigd wordt en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.
Tip:
Vraag ook om een lagere voorlopige aanslag als uw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kunt u niet meer “sparen” bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.
47. Houd rekening met nexusbenadering en toegangscriteria in de innovatiebox
Door de innovatiebox kan het effectieve belastingtarief in de vennootschapsbelasting op winst uit innovatieve activiteiten worden verlaagd. Vanaf 2017 worden de nexusbenadering en toegangscriteria in de innovatiebox geïntroduceerd. De nexusbenadering betekent dat een deel van de voordelen uit innovatieve activiteiten niet in aanmerking komt voor de innovatiebox, als een gedeelte van de uitgaven verband houdt met het uitbesteden van speur- en ontwikkelingswerk aan verbonden lichaam. Het toegangsticket voor de innovatiebox wordt de S&O-verklaring. Bij een nettogroepsomzet van meer dan € 50 miljoen per jaar (€ 250 miljoen in vijf jaar) of brutovoordelen uit innovatieve activa van meer dan € 7,5 miljoen per jaar (€ 37,5 miljoen in vijf jaar), moet vanaf 2017 naast de S&O-verklaring een tweede toegangsticket worden overlegd (denk hierbij aan een octrooi, naar hun aard met octrooien vergelijkbare rechten als utility models, kwekersrechten etcetera).
48. Strengere voorwaarden VBI
In een VBI (een vrijgestelde beleggingsinstelling) zijn de beleggingsresultaten van beleggingen onder voorwaarden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Tot 20 september 2016 15.15 uur kon overtollig vermogen uit een bv fiscaal geruisloos worden afgesplitst naar een VBI. Vanaf die datum kan dit niet meer en moet in box 2 worden afgerekend over de positieve aanmerkelijkbelangclaim.
Tip:
Indien het verzoek om de VBI-status te verlenen voor 20 september 2016 15.15 uur bij de Belastingdienst is ingediend, kunt u nog geruisloos afsplitsen. Ditzelfde geldt als voor die datum al vooroverleg of daaropvolgende correspondentie met de Belastingdienst heeft plaatsgevonden over de VBI-status.
Daarnaast wordt voortaan box 3-vermogen dat wordt ondergebracht in een VBI maar binnen 18 maanden weer terugkomt in box 3, gedurende al die tijd zowel in box 2 als box 3 belast.
Tip:
De belastingplichtige die aannemelijk maakt dat het vermogen om zakelijke reden binnen 18 maanden weer naar box 3 gehaald is, kan dubbele heffing (in box 2 en 3) voorkomen.
Tenslotte wordt het forfaitair rendement uit een VBI vanaf 2017 gelijk aan het hoogste rendement in box 3 (in 2017 5,39%).
49. Lager gebruikelijk loon voor innovatieve startups
Wordt u voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2017 als starter aangemerkt? Dan kunt u het gebruikelijk loon vanaf 2017 vaststellen op het wettelijk minimumloon. Deze maatregel geldt in beginsel tot 1 januari 2022, maar kan eventueel verlengd worden.
Tip:
Ook in 2016 kunt u waarschijnlijk al een lager gebruikelijk loon vaststellen. Wilt u hierover zekerheid, dien dan een verzoek in bij de Belastingdienst.
50. Lager gebruikelijk loon voor andere dga’s
Ook dga’s die niet als dga van een innovatieve startup worden aangemerkt, kunnen het gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 44.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
- het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);
- € 44.000.
Let op!
Om het loon lager dan € 44.000 vast te stellen, moet u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 44.000. Lukt dat niet dan bedraagt het gebruikelijk loon altijd minimaal € 44.000.
51. Leent u zakelijk van en aan uw bv?
De leningsovereenkomsten die u sluit met uw bv, moeten zakelijk zijn. Een lening is over het algemeen zakelijk als ook een onafhankelijke derde een dergelijke lening onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden zou aangaan of verstrekken. Dit betekent dat de lening in ieder geval zakelijke voorwaarden moet bevatten. Of een leningsovereenkomst zakelijk is, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden en is geheel afhankelijk van de individuele feiten en omstandigheden. Een aantal aandachtspunten dat in ieder geval van belang is: schriftelijke vastlegging van de leningsovereenkomst met daarin een aflossingsschema, een terugbetalingsverplichting, zakelijke afspraken over de gevolgen wanneer u of de bv zich niet aan de afspraken houdt of kan houden, zekerheden en uiteraard een zakelijke rente.
Tip:
Overleg met onze adviseurs of uw leningsovereenkomsten zakelijk zijn en wat de fiscale gevolgen kunnen zijn.
Tips voor werkgevers
52. Nieuw loonkostenvoordeel voor lage lonen
Vanaf 2017 krijgen werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het wettelijke minimumloon (WML), een nieuwe tegemoetkoming: het lageinkomensvoordeel (LIV). Voor de LIV gelden de volgende voorwaarden:
- Het gemiddelde uurloon van de werknemer bedraagt minimaal 100% en maximaal 125% van het WML voor een 23-jarige of ouder.
- Er is sprake van een substantiële baan (minimaal 1248 verloonde uren per kalenderjaar).
- De werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
Het LIV is ook van toepassing op werknemers jonger dan 23. Zij moeten dan echter wel een gemiddeld uurloon hebben van minimaal 100% en maximaal 125% van het WML voor een 23-jarige of ouder .
Tip:
U hoeft geen apart verzoek te doen voor het LIV. Het LIV wordt automatisch vastgesteld aan de hand van de in uw loonaangifte aanwezige gegevens.
Het LIV wordt vormgegeven als een vast bedrag per verloond uur met een vast bedrag als jaarmaximum, volgens de volgende tabel.
Hoogte loon | Gemiddelde uurloon 100% tot 110% van het WML | Gemiddelde uurloon 110% tot 125% van het WML |
Vast bedrag per verloond uur | € 1,01 per uur | € 0,51 per uur |
Maximale hoogte LIV | € 2.000 per jaar | € 1.000 per jaar |
Let op!
Het LIV geldt al vanaf 2017 maar wordt uiteindelijk pas na 1 augustus 2018 aan de werkgever uitgekeerd. Houd er dus rekening mee dat u het loonkostenvoordeel 2017 pas in de tweede helft van 2018 daadwerkelijk ontvangt.
53. Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling
Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling:
- Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte (1,2% van de totale fiscale loonsom). Het is niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2016 over is, door te schuiven naar 2017. Maar als u vrije ruimte over heeft, kunt u wel uw werknemers dit jaar nog een aantal belastingvrije vergoedingen of verstrekkingen geven.
- Houd hierbij rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze onderbrenging op zichzelf ongebruikelijk is en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband: een afwijking van 30% of meer.
- Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk.
- Maak gebruik van de collectieve vrije ruimte binnen de concernregeling. Houd hierbij rekening dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% vereist is.
54. Vier kerst dit jaar WKR-optimaal met uw personeel
Geef bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket eens een nieuwjaarsgeschenk. Of vervang de kerstborrel buiten de deur door een nieuwjaarsborrel buiten de deur. En het bedrijfsfeestje is misschien begin 2017 net zo gezellig als eind 2016. Omdat deze verstrekkingen dan in 2017 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2017.
Let op!
Bedenk wel dat schuiven alleen zin heeft als u ook in 2017 niet met dezelfde dreigende overschrijding van de vrije ruimte te maken krijgt.
Denk ook eens na over het anders inrichten van bepaalde vergoedingen of verstrekkingen. De kerstborrel buiten de deur is met wat aankleding misschien wel net zo gezellig in uw bedrijfspand. Dit is aantrekkelijk omdat de kerstborrel buiten de deur bij aanwijzing ten laste van de vrije ruimte komt, terwijl de borrel binnenshuis op nihil is gewaardeerd.
Let op!
Gaat de borrel binnenshuis gepaard met een maaltijd, dan komt voor de maaltijd wel het forfaitaire bedrag van € 3,25 per werknemer ten laste van de vrije ruimte. Dit is echter altijd beduidend minder dan de werkelijke waarde van een maaltijd buiten de deur die anders ten laste van uw vrije ruimte was gekomen.
55. Inhoudingsverbod minimumloon vanaf 2017
Vanaf 1 januari 2017 mag u geen bedragen meer inhouden op het loon van uw werknemer als u hierdoor minder dan het minimumloon uitbetaalt. Ditzelfde geldt voor het verrekenen van vorderingen met het loon. Er geldt een uitzondering voor verplichte inhoudingen zoals loonheffing en pensioenpremies. Onder voorwaarden is daarnaast een uitzondering mogelijk voor huisvestingskosten en kosten voor een zorgverzekering.
Tip:
Beoordeel of u door het inhoudingsverbod mogelijk bepaalde bedragen, zoals studiekosten en boetes, niet meer kan inhouden en onderneem hiervoor tijdig actie.
56. Zorg tijdig voor een nieuwe garantieverklaring WGA
Bent u eigenrisicodrager voor de WGA, dan geldt dit in 2016 alleen voor werknemer met een vast dienstverband. Vanaf 2017 komen daar flexwerkers bij. Wilt u ook in 2017 eigenrisicodrager blijven, dan moet u een nieuwe garantieverklaring aanvragen die betrekking heeft op zowel werknemers met een vast dienstverband als op flexwerkers.
Tip:
Zorg dat de garantieverklaring uiterlijk 31 december 2016 door de Belastingdienst ontvangen is. Alleen dan kunt u eigenrisicodrager blijven in 2017.
Tips voor de automobilist
57. Houd rekening met de nieuwe bijtelling vanaf 2017
Per 1 januari 2017 wordt de standaardbijtelling voor de auto van de zaak verlaagd van 25% naar 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en BPM). Alleen voor auto’s die geen CO2 uitstoten, geldt vanaf volgend jaar nog een lagere bijtelling van 4% van de cataloguswaarde (inclusief btw en BPM).De percentages gelden alleen voor nieuwe auto’s. Dat wil zeggen: auto’s met een datum eerste toelating op de weg vanaf 1 januari 2017. Voor auto’s met een eerste toelating op de weg van voor die tijd, gelden andere percentages.Let op!
Valt uw auto op dit moment in de bijtelling van 25%? Dan blijft dit ook in 2017 zo. Ook na 60 maanden valt deze auto niet terug naar een bijtelling van 22%! 58. Koop (zeer) zuinige auto nog in 2016
Wilt u in een milieuvriendelijke nieuwe auto van de zaak gaan rijden? Schaf deze auto dan dit jaar nog aan. Voor auto’s met een eerste toelating op de weg in 2016 met een CO2-uitstoot groter dan 0 maar niet groter dan 50 gr/km, geldt gedurende 60 maanden een bijtelling van 15%. Heeft dezelfde auto een eerste toelating op de weg in 2017, dan bedraagt de bijtelling 22%.Tip:
Wilt u een dergelijke zeer zuinige auto aanschaffen, dan bedraagt de bijtelling 7% minder als deze auto nog in 2016 voor het eerst op de weg wordt toegelaten. Overweeg daarom om een zeer zuinige auto nog dit jaar aan te schaffen.Voor zuinige auto’s (CO2-uitstoot groter dan 50 gr/km maar niet groter dan 106 gr/km) is het verschil tussen eerste toelating op de weg 2016 (21% bijtelling) en 2017 (22% bijtelling) minder groot en slechts 1%.Let op!
De bijtelling voor de zeer zuinige en zuinige auto met eerste toelating op de weg in 2016 geldt gedurende 60 maanden. Houd er rekening mee dat na deze 60 maanden deze auto’s allebei terugvallen naar een bijtelling van 25%!59. Koop minder zuinige auto pas in 2017
Voor een auto van de zaak met eerste toelating op de weg in 2016 met een CO2-uitstoot groter dan 106 gr/km, geldt momenteel een bijtelling van 25%. Heeft dezelfde auto een eerste toelating op de weg in 2017 (of later), dan bedraagt de bijtelling 22%. Wilt u een dergelijke minder zuinige auto aanschaffen, dan scheelt het jaarlijks 3% bijtelling als de auto een eerste toelating op de weg heeft in 2017.Tip:
Overweeg om een minder zuinige auto pas volgend jaar aan te schaffen. 60. Houd rekening met verval lage bijtelling na 60 maanden
Een lagere bijtelling dan 25% geldt gedurende een termijn van maximaal 60 maanden. Heeft u een auto van de zaak met een lagere bijtelling die op kenteken is gezet in 2012, houd er dan rekening mee dat in deze lagere bijtelling in 2017 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 25% (en dus geen 22%)!Tip:
Het verval van de lage bijtelling na 60 maanden geldt voor alle auto’s. Dus ook de auto die nu nog een 0% bijtelling kent zal na 60 maanden terugvallen naar een bijtelling van 25%!
61. Vergeet geen milieu-investeringsaftrek aan te vragen voor uw milieuvriendelijke auto
Schaft u nog in 2016 een milieuvriendelijke auto aan, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt voor een waterstofpersonenauto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km, voor de elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km en voor de plugin-hybride met een CO2-uitstoot van maximaal 30 gr/km (niet zijnde een dieselauto). Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.
Soort auto | MIA % | Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag |
Waterstofpersonenauto
(CO2-uitstoot = 0) |
36% | € 50.000 |
Elektrische auto
(CO2-uitstoot = 0) |
36% | € 50.000 |
Plug-in hybride
(CO2-uitstoot maximaal 30) |
27% | € 35.000 |
Let op!
Om in aanmerking te komen voor de MIA, moet u uw investering binnen drie maanden nadat u de investeringsverplichting bent aangegaan melden bij RVO.nl. Bent u te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de aftrek!
Het is nog niet bekend of de MIA ook in 2017 geldt voor de milieuvriendelijke auto, omdat pas eind 2016 de nieuwe milieulijsten voor de MIA 2017 bekend worden gemaakt.
Tip:
Wordt uw auto pas in 2017 geleverd maar bent u in 2016 de investeringsverplichting al aangegaan, meld uw investering dan binnen drie maanden na aangaan van de investeringsverplichting bij RVO.nl. Uw auto maakt dan nog gebruik van de MIA 2016. Meldt u zich te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de MIA, ook niet voor de MIA 2017!
Ook voor de oplaadpaal van de elektrische auto op eigen terrein en voor eigen gebruik geldt in 2016 nog de MIA. Het aftrekpercentage voor de oplaadpaal bedraagt 36%. Daarnaast mag op deze laadpaal voor 75% willekeurig afgeschreven worden (VAMIL). Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA/VAMIL, tenzij deze samen met de elektrische auto worden aangemeld.
62. Minder motorrijtuigenbelasting in 2017
De tarieven in de motorrijtuigenbelasting voor personenauto’s gaan per 1 januari 2017 met 2,7% omlaag. Voor plug-in hybride auto’s (CO2-uitstoot van 1-50 gr/km) blijft de MRB (net als nu) de helft van het reguliere tarief en nul-emissieauto’s blijven volledig vrijgesteld van MRB.
Tips voor de woningeigenaar
63. Wacht met schenken voor de eigen woning tot 2017
Per 1 januari 2017 wordt de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning verhoogd naar € 100.000. Wacht daarom nog even als u wilt schenken voor de eigen woning.De beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind, komt per 1 januari 2017 ook te vervallen. Hierdoor kan er ook buiten de gezinssituatie gebruik worden gemaakt van de vrijstelling. Wel blijft de beperking van kracht dat de begunstigde tussen 18 en 40 jaar moet zijn. Degene die de schenking ontvangt, moet deze gebruiken voor de eigen woning. Het gaat om de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning en de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld na verkoop van de eigen woning.Let op!
De verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is eenmalig. De verkrijger kan hier maar eenmaal per schenker gebruik van maken. Heeft u als schenker ten aanzien van dezelfde verkrijger in 2010 tot en met 2014 al gebruik gemaakt van de toenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling, dan is dit vanaf 2017 niet meer mogelijk. Heeft u in 2015 of 2016 eenmalig een bedrag voor de eigen woning onder de verhoogde schenkingsvrijstelling geschonken (maximaal € 52.752 respectievelijk € 53.016) aan uw zoon of dochter, dan mag u dit bedrag in 2017 of 2018 nog aanvullen tot € 100.000.64. Of schenk in 2016 nog en verhoog uw schenkingsvrijstelling in 2017Is voor het jaar 2010 al gebruik gemaakt van de toenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling? Wacht dan niet met schenken tot 2017. Een schenking in 2016 kan de vrijstelling in 2017 namelijk behoorlijk verhogen.In de jaren voor 2010 was het bedrag van de schenkingsvrijstelling maar ongeveer de helft van het huidige bedrag. Om die reden kan vanaf 2010 nogmaals een beroep op de verhoogde vrijstelling worden gedaan tot een bedrag van € 27.570 (bedrag 2016). Is hiervan tot en met 2016 geen gebruik gemaakt, dan bedraagt de vrijstelling vanaf 2017 nog maar € 27.517. Is echter in de jaren 2015 of 2016 wel een beroep hierop gedaan, dan kan in 2017 of 2018 nog gebruik worden gemaakt van een vrijstelling van € 46.984!Tip:
Ingewikkeld: ja, maar zo heeft de wetgever het nu eenmaal bedacht. Onthoud echter de belangrijkste conclusie dat schenking in 2016 voor een totale nog te gebruiken vrijstelling van € 74.554 zorgt, terwijl schenking in 2017 nog maar een totale vrijstelling van € 27.517 oplevert. Overleg daarom met onze adviseurs over uw schenkingsplanning.65. Gebruik schenkingsvrijstelling van € 100.000 al in 2016 door te lenen
Als u het één en ander juist vormgeeft, kan ook in 2016 al gebruik worden gemaakt van de vrijstelling van € 100.000. De schenkingsvrijstelling geldt namelijk niet alleen voor de aankoop van een eigen woning maar ook voor de aflossing van een eigenwoningschuld. Door nu in 2016 een bedrag van € 100.000 te lenen voor de eigen woning, kan ditzelfde bedrag in 2017 of later vrijgesteld geschonken worden ter aflossing van de lening.Let op!
De lening moet wel kunnen worden aangemerkt als een eigenwoningschuld. Hiervoor gelden stringente voorwaarden waaronder dat de lening ten minste annuïtair in maximaal 30 jaar moet worden afgelost. Voldoet de lening niet aan de gestelde voorwaarden, dan bestaat geen recht op renteaftrek. Vanaf 2017 kan op dat moment ook geen beroep gedaan worden op de schenkingsvrijstelling van € 100.000. Laat u hier dus goed over adviseren.66. Combineer schenken en lenen voor eigen woning
U kunt ook in 2016 al gebruik maken van de hoge vrijstelling van € 100.000 door in 2016 tot een bedrag van € 53.016 een schenking te doen onder de huidige verhoogde schenkingsvrijstelling en daarnaast een lening voor de eigen woning te verstrekken tot een bedrag van € 46.984. In 2017 of 2018 kan dan een zelfde bedrag vrijgesteld geschonken worden ter aflossing van de lening.Tip:
Bij deze route kan het bedrag van de lening vanaf 2019 niet meer vrijgesteld geschonken worden. Overleg daarom met onze adviseurs of deze schenkingplanning in uw situatie het meest ideaal is.
67. Spreid de schenking over drie jaren en voorkom boeterente
Vanaf 2017 is het ook mogelijk om de hoge schenkingsvrijstelling van € 100.000 te gebruiken voor een schenking die u spreidt over drie achtereenvolgende jaren. Als de ontvanger van de schenker deze gebruikt voor aflossing van de eigenwoningschuld, kan hierdoor de boeterente misschien (deels) worden voorkomen.
68. Los uw geringe hypotheekschuld af
Als u geen hypotheekrente in aftrek brengt, hoeft u ook geen eigenwoningforfait bij te tellen. Om die reden kan het verstandig zijn om een lage hypotheekschuld af te lossen. Bijkomend voordeel is dat hiermee ook uw box 3-vermogen lager wordt en u dus ook minder belasting in box 3 betaalt. Uiteraard moet u dan wel zorgen dat u uiterlijk 31 december 2016 aflost.
Let op!
Laat de voorkoming van het eigenwoningforfait en de verlaging van de belasting in box 3 geen doel op zich zijn. Bedenk daarom vooraf of u mogelijk op een later moment geen ander bestedingsdoel heeft voor het voor de aflossing gebruikte box 3-vermogen.
69. Restschuld na verkoop? Rente is aftrekbaar
Verkoopt u uw woning en blijft u met een restschuld zitten, dan kunt u voorlopig de rente op deze restschuld nog in aftrek brengen. De regeling geldt voor rente die u betaalt op een restschuld die is ontstaan tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017. De maximale periode voor aftrek van rente op restschulden bedraagt vijftien jaar.
Tip:
Ontvangt u een schenking voor de eigen woning, dan mag u dit bedrag ook gebruiken om de restschuld mee af te lossen.
70. Onderzoek rentemiddeling
Rentemiddeling biedt een mogelijkheid om tegen een lagere hypotheekrente te lenen zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald hoeft te worden. Bij rentemiddeling wordt de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Hiermee wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep. Onderzoek daarom of in uw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.
71. Dubbele woonlasten? Maak gebruik van de verhuisregelingen
Staat uw voormalige, leegstaande woning te koop of bent u nog niet verhuisd maar heeft u al wel een nieuwe woning aangeschaft, dan heeft u gedurende het jaar waarin de woning leeg kwam te staan en de drie jaren daarna renteaftrek voor beide woningen.
Staat uw voormalige eigen woning na de verhuur weer leeg, dan heeft u wederom recht op hypotheekrenteaftrek tot het einde van dezelfde driejaarstermijn van de verhuisregeling.
Let op!
Eindigt de verhuurperiode van uw woning na deze driejaarstermijn, dan gaat uw woning bij aanvang van de verhuurperiode definitief over naar box 3.
72. Betaal hypotheekrente vooruit
Valt uw inkomen in 2017 in een lager tarief dan in 2016 en/of wilt u uw box 3-vermogen verlagen, dan is het mogelijk financieel aantrekkelijk om in 2016 uw hypotheekrente vooruit te betalen. Uw hypotheekrente wordt in 2016 dan nog afgetrokken tegen het hogere tarief en uw box 3-vermogen per 1 januari 2017 zal lager zijn.
Let op!
U mag maximaal de in 2016 vooruitbetaalde hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2017 in 2016 in aftrek brengen.
73. Plan verkoop eigen woning slim rondom de jaarwisseling
Verkoopt u uw eigen woning, dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris voor 1 januari 2017 plaatsvindt. Als u de ontvangen koopsom namelijk niet direct gebruikt voor de aankoop van een nieuwe eigen woning, valt deze per 1 januari 2017 in box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 2 januari 2017.
Tip:
Plan de overdracht van uw eigen woning bij de notaris slim en bespaar box 3-heffing.
Draagt u uw eigen woning bij de notaris over voor 1 januari 2017 en wendt u de ontvangen koopsom nog voor 1 januari 2017 aan voor de koop van een nieuwe eigen woning bij de notaris? Dan valt de ontvangen koopsom niet in box 3.
74. Plan koop eigen woning slim rondom de jaarwisseling
Koopt u een eigen woning en betaalt u deze aankoop (gedeeltelijk) met eigen geld? Dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris na 1 januari 2017 plaatsvindt. Het eigen geld behoort dan namelijk per 1 januari 2017 nog tot uw vermogen in box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 30 december 2016.
Let op!
Het schuiven met de datum is niet altijd eenvoudig omdat uw verkoper mogelijk een tegenovergesteld belang heeft.
November 2016 – Nieuwsbrief november
Einde pensioen in eigen beheer! Wat moet u nu doen?
Vanaf 1 januari 2017 zal het naar alle waarschijnlijkheid voor de dga niet meer mogelijk zijn pensioen in eigen beheer op te bouwen. De dga kan vanaf dat moment alleen nog nieuwe pensioenrechten opbouwen bij een professionele partij.Waarom afgeschaft?
Voor uw pensioen in eigen beheer is op de balans van de bv een voorziening gevormd. De hoogte van deze voorziening is gebonden aan fiscale regels. Deze voorziening noemen we fiscale waarde. Daarnaast kennen we ook een commerciële waarde van het pensioen. Dat is een indicatie van hoeveel het pensioen op dit moment echt waard is. Deze waarde wijkt af van de fiscale waarde en is op dit moment soms wel twee tot drie keer zo hoog. Door die afwijking is het voor veel dga’s lastig om dividend uit te keren. Ook bij echtscheiding kan men in problemen komen als het deel van de pensioenvoorziening van de ex-partner tegen commerciële waarde moet worden verdeeld. Als oplossing voor deze knelpunten heeft het kabinet er nu voor gekozen om per 1 januari 2017 te stoppen met de opbouw van pensioen in eigen beheer.Let op!
De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen met het wetsvoorstel van het kabinet.Wat betekent het voor u dat het pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft en met welke praktische zaken moet u rekening houden?Al opgebouwde pensioenrechten
U kunt er voor kiezen om niets te doen, oftewel uw pensioen in eigen beheer te laten staan. De huidige regels blijven dan gelden. Er kan echter vanaf 1 januari 2017 geen verdere opbouw aan het eigenbeheerpensioen meer plaatsvinden. Het verschil tussen de commerciële en fiscale waarde van uw pensioenaanspraak blijft bestaan. Op pensioeningangsdatum zal uw bv de pensioenreservering aan u uitkeren, zoals dit is vastgelegd in de pensioenovereenkomst tussen u en de bv.Let op!
Houdt u het pensioen in eigen beheer in stand, pas dan extra op met dividenduitkeringen. Een dividenduitkering is namelijk pas mogelijk als er voldoende vermogen in uw bv is en blijft voor de dekking van het pensioen. Om dit de bepalen moet u niet uitgaan van de fiscale waarde van de pensioenverplichting zoals die op de balans staat, maar van de commerciële waarde.Naast dat u uw pensioen in eigen beheer ongewijzigd kunt laten, worden er in het wetsvoorstel twee faciliteiten voorgesteld: het afkopen van het pensioen en het omzetten van het pensioen in een oudedagsverplichting.Afkopen van het pensioen
U kunt het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer fiscaalvriendelijk met een belastingkorting afkopen. Daarbij wordt uw pensioenaanspraak zonder fiscale gevolgen afgestempeld naar de fiscale (balans)waarde. Hierdoor verdwijnt het verschil tussen commerciële en fiscale waarde. De afgestempelde pensioenaanspraak kunt u vervolgens fiscaal vriendelijk met een belastingkorting afkopen. Deze korting geldt slechts gedurende drie jaar en wordt maximaal verleend over de fiscale (balans)waarde van de pensioenverplichting op 31 december 2015. Over de waardestijgingen na die datum wordt geen korting verleend.Belastingkorting
In 2017 geldt een belastingkorting van 34,5%. Ook in 2018 en 2019 kan worden afgekocht, maar dan geldt een lager vrijstellingspercentage van 25% respectievelijk 19,5%.Let op!
Afkoop in 2017 lijkt gunstiger dan in de latere jaren. Bij afkoop moet echter wel daadwerkelijk worden afgerekend met de Belastingdienst en dus loonbelasting worden betaald. Als dit geld niet beschikbaar is, is afkoop daarom niet mogelijk. Overigens kan de betaling wel zo ver mogelijk worden uitgesteld: door de afkoop pas eind 2017 te laten plaatsvinden, kan betaling van de loonbelasting worden doorgeschoven naar januari 2018.Na afkoop wordt de afkoopsom (na aftrek van de loonbelasting) aan de dga uitgekeerd of schuldig gebleven. Bij het maken van de keuze tussen wel of geen afkoop moet daarom ook rekening gehouden worden met de inkomstenbelastingheffing over dit privévermogen. Zolang het pensioen niet is afgekocht, wordt namelijk geen inkomstenbelasting geheven over de waarde van de pensioenaanspraken. Inkomstenbelasting wordt dan pas geheven over de daadwerkelijke (toekomstige) pensioenuitkeringen.Nabestaandenpensioen
Er is echter een nog veel groter latent probleem aanwezig bij de afkoop van het pensioen. Vaak bevat het pensioen van de dga namelijk ook een zogenoemd nabestaandenpensioen. Afkoop is in deze gevallen alleen mogelijk als de partner toestemming geeft. Deze toestemming is niet zonder meer vanzelfsprekend. De partner moet namelijk zijn of haar rechten prijsgeven en wordt daarvoor niet automatisch gecompenseerd. Weliswaar kan de partner meeprofiteren van een hoger (dividend)inkomen, maar medewerking van de partner is niet gegarandeerd.
Let op!
Als de dga ooit is gescheiden, is er vaak ook een ex-partner die medegerechtigd is tot een deel van de pensioenaanspraken. Afkoop is ook in deze gevallen alleen mogelijk als de ex-partner meewerkt. Die medewerking zal waarschijnlijk niet heel soepel verlopen en de ex-partner zal vaak financieel gecompenseerd willen worden. De staatssecretaris van Financiën laat al weten dat deze compensatie op dat moment geen schenking vormt.
Omvormen pensioen in een oudedagspotje
U kunt uw opgebouwde pensioen in eigen beheer omzetten in een oudedagsverplichting. Ook dan vindt eerst zonder fiscale gevolgen de afstempeling van de pensioenafspraak plaats naar fiscale (balans)waarde. Deze afgestempelde pensioenafspraak wordt vervolgens omgezet in een spaarverplichting voor de oude dag.
Tip:
Deze faciliteit komt bijvoorbeeld in beeld als er onvoldoende geld is om de loonbelasting bij afkoop te betalen. Ook als er weinig of geen pensioen is opgebouwd, kan deze faciliteit een optie zijn.
Het oudedagspotje mag tot pensioendatum worden opgerent tegen de marktrente. Vervolgens wordt bij het bereiken van de pensioendatum gedurende twintig jaren een gelijk bedrag uitgekeerd, waarna het oudedagspotje uiteindelijk leeg zal zijn. In deze variant blijft dus geld beschikbaar binnen de onderneming waarvan uiteindelijk ook een oudedagsuitkering kan worden gedaan.
Let op!
Ook bij deze faciliteit geldt dat de (ex)partner moet meewerken aangezien ook hier de pensioenaanspraken worden prijsgegeven.
Het zal bepaald niet eenvoudig zijn te bepalen wat voor u het voordeligste is. Bovendien is het daarna dan ook nog de vraag of uw keuze (financieel en qua medewerking van de partner) wel mogelijk is. Als dga moet u zich hierover goed laten adviseren. Dit geldt zeker ook voor de partner.
Bijtelling auto van de zaak ondanks verbod privégebruik
Ondanks een verbod op privégebruik, het wisselend gebruik door verschillende werknemers en het parkeren van de auto’s bij het kantoor van de werkgever acht het gerechtshof een naheffingsaanslag van € 85.000 en een boete van € 5.000 passend in deze situatie.Had deze werkgever zijn zaken beter op orde gehad, dan had hij deze forse aanslag en boete wellicht kunnen voorkomen.
De valkuilen
De werkgever dacht dat het wel goed zat. Hij had zijn werknemers immers meegedeeld dat privégebruik van de auto niet was toegestaan. Daarnaast stonden de auto’s niet aan één werknemer specifiek ter beschikking, maar werden deze voortdurend afwisselend door vele werknemers gebruikt. Bovendien werden de auto’s ’s avonds ook nog bij het kantoor van de werkgever geparkeerd hetgeen privégebruik in de avond onmogelijk zou maken.
Desondanks ging het mis. De werkgever kon namelijk niet voldoende onderbouwen dat daadwerkelijk niet privé met de auto’s was gereden. Het verbod op privégebruik werd nauwelijks gecontroleerd. Ook het afwisselend gebruik van de auto’s kon de werkgever niet baten omdat het personenauto’s betrof. De speciale regeling die voor afwisselend gebruik geldt, is immers alleen van toepassing voor bestelauto’s. Ditzelfde gold voor het parkeren van de auto’s bij het kantoor van de werkgever: alleen voor bestelauto’s is wettelijk vastgelegd dat de bijtelling in zo’n situatie achterwege kan blijven.
Wat had deze werkgever anders kunnen doen?
De werkgever had zich beter moeten laten informeren over de regels. Bijtelling voor personenauto’s kan niet zonder meer achterwege blijven. De bijtelling kan in principe alleen achterwege blijven als de werknemer over een beschikking verklaring geen privégebruik auto beschikt en door een rittenregistratie of met ander bewijs kan aantonen dat de auto op jaarbasis niet voor meer dan 500 kilometer privé wordt gebruikt. Als de werknemer niet beschikt over de eerste twee bewijsmiddelen, is de werkgever aangewezen op ander bewijs. Een verbod op privégebruik en het parkeren bij de werkgever kunnen onderdeel zijn van dit andere bewijs, maar zullen in het algemeen zonder nadere afspraken met de Belastingdienst vaak onvoldoende bewijs vormen.
Verbod privégebruik
Een verbod op privégebruik is op zich over het algemeen onvoldoende om de bijtelling achterwege te kunnen laten. Hiervoor is aanvullend bewijs nodig, zoals een controle op dit verbod en een reële sanctie bij overtreding van het verbod.
Tip:
Wilt u gebruikmaken van de mogelijkheid om door een verbod op privégebruik de bijtelling achterwege te laten, maak hierover dan altijd vooraf afspraken met de Belastingdienst. Hiermee voorkomt u dat u achteraf voor onaangename verrassingen komt te staan.
Afwisselend gebruik
Voor bestelauto’s die afwisselend door verschillende werknemers worden gebruikt, geldt onder voorwaarden een speciale regeling waarbij het eventuele privégebruik kan worden ‘afgekocht’ voor € 300 per jaar. Deze speciale regeling geldt echter expliciet niet voor personenauto’s.
Parkeren bij de werkgever
Voor bestelauto’s die buiten werktijd niet gebruikt kunnen worden, is in de wet opgenomen dat geen bijtelling hoeft te worden toegepast. Een dergelijke wettelijke regeling is er echter niet voor personenauto’s. Of de omstandigheid dat een personenauto alleen tijdens werktijd kan worden gebruikt voldoende is om met ander bewijs aan te tonen dat de auto niet voor meer dan 500 kilometer privé wordt gebruikt, is moeilijk te zeggen. Het lijkt erop dat de Belastingdienst in ieder geval essentieel acht dat de werkgever controleert of de auto inderdaad op het parkeerterrein wordt geparkeerd, bijvoorbeeld door controle van de achtergelaten sleutels.
Tip:
Overleg altijd vooraf met de Belastingdienst of het buiten werktijd parkeren van de personenauto op het parkeerterrein bij het bedrijfspand in uw specifieke geval voldoende is om geen bijtelling toe te passen.
Uw studerend kind bij u op de loonlijst
Heeft u een of meerdere studerende kinderen? Dan is het wellicht een idee om hen parttime bij u op de loonlijst te zetten. Wat zijn daarvan de voordelen?
Zet u uw kind parttime op de payroll, dan betaalt hij of zij over de eerste ruim € 6.000 geen belasting. Dit komt omdat er recht bestaat op de algemene heffingskorting en arbeidskorting. De inkomsten zijn dus wel belast, maar omdat hierop de heffingskortingen in aftrek komen, is de heffing per saldo nihil. Ligt het inkomen boven genoemde grens, dan moet u tot een inkomen van ongeveer € 20.000 rekenen met een tarief van 36,55%.
Tip:
Uw bedrijf kan voor zijn werknemers natuurlijk gebruikmaken van de werkkostenregeling en dat geldt natuurlijk ook voor vergoedingen en verstrekkingen aan uw kind. Tot een bedrag van 1,2% van de loonsom zijn vergoedingen en verstrekkingen niet belast bij de werknemer, betaalt u als werkgever geen eindheffing (80% loonbelasting) en is de vergoeding of verstrekking gewoon aftrekbaar van de winst.
Let op!
Een vergoeding of verstrekking mag niet ongebruikelijk zijn, maar tot een bedrag van € 2.400 per werknemer per jaar gaat de fiscus ervan uit dat hiervan geen sprake is. Zodoende is er voor uw kind per maand ruimte voor € 200 aan extra onbelaste vergoedingen of verstrekkingen, ervan uitgaande dat u de grens van 1,2% van de loonsom niet overschrijdt.
Auto van de zaak?
Geeft u uw zoon of dochter een auto van de zaak, zorg dan voor een lage bijtelling. Gecombineerd met een laag tarief, kan dit een goed alternatief zijn voor de studenten OV-jaarkaart.
Let op!
Blijf qua salaris, werkzaamheden en overige arbeidsvoorwaarden wel reëel. Doet u dit niet, dan is de kans zeker aanwezig dat de inspecteur de beloning als uitdeling aanmerkt. Houdt u verder in de gaten dat er soms maar beperkt bijverdiend mag worden als uw kind ook studiefinanciering ontvangt.
Uit dienst? Telefoon terug of afrekenen
Heeft uw personeel een telefoon van de zaak en vergoedt u deze onder het noodzakelijkheidscriterium? Let dan op de voorwaarden die gelden als een personeelslid uit dienst treedt.
Uw personeel heeft een telefoon nodig om het werk goed te kunnen doen. U heeft de telefoons in 2015 onder het noodzakelijkheidscriterium vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld. Dit betekent dat de telefoon belastingvrij was. Dit betekent echter ook dat u de voorwaarden die gelden bij uitdiensttreding goed in de gaten moet houden. Doet u dit niet, dan loopt u het risico dat de telefoon alsnog (deels) tot het loon gerekend wordt.
Teruggeven
Het noodzakelijkheidscriterium bestaat sinds 2015. Onder dit noodzakelijkheidscriterium kunnen werknemers belastingvrij een telefoon van de zaak krijgen. Wat veel werkgevers vergeten, is dat één van de voorwaarden voor toepassing van het noodzakelijkheidscriterium is dat de telefoon moet worden teruggegeven als de werknemer de telefoon niet meer nodig heeft voor zijn werk.
Let op!
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een werknemer de telefoon niet meer nodig heeft voor zijn werk. Denk bijvoorbeeld aan een functiewijziging. De belangrijkste reden zal over het algemeen echter de uitdiensttreding van de werknemer zijn.
Vergoeden restwaarde
Geeft de werknemer de telefoon niet terug, dan is het ook mogelijk dat hij de restwaarde van de telefoon aan de werkgever betaalt. Vergoedt de werknemer ook de restwaarde niet, dan moet de werkgever de restwaarde tot het individuele loon van de werknemer rekenen. De belastingvrije telefoon wordt daarmee alsnog een (deels) belaste telefoon.
Tip:
Het is ook mogelijk om de restwaarde van de telefoon als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen in de vrije ruimte. De restwaarde is dan niet belast voor zover de vrije ruimte (1,2% van de totale fiscale loonsom) niet wordt overschreden. Wordt de vrije ruimte wel overschreden dan bedraagt de belasting 80%.
Gereedschappen, computers, tablet
De regels die gelden voor de telefoon van de zaak gelden ook voor gereedschappen, computers en andere mobiele communicatiemiddelen (zoals tablets) en dergelijke apparatuur. Bij uitdiensttreding zal de werknemer ook deze moeten inleveren of de restwaarde aan de werkgever moeten vergoeden.
Tip:
De restwaarde is de waarde in het economische verkeer op het moment dat de werknemer uit dienst gaat. Deze waarde zal niet eenvoudig vast te stellen zijn. Diverse websites, waaronder bijvoorbeeld Marktplaats.nl, kunnen hierbij ter hulp zijn.
NIEUWSBERICHTEN
1. Onbetaalde factuur? Teruggaaf btw makkelijker!
Vanaf 2017 wordt het eenvoudiger om btw op oninbare vorderingen terug te vragen. Anders dan nu het geval is, hoeft vanaf 2017 niet meer aannemelijk gemaakt te worden dat een afnemer niet betaald heeft en ook niet meer zal betalen. Het recht op teruggaaf geldt vanaf 2017 zodra de factuur één jaar nadat het factuurbedrag opeisbaar is geworden, nog niet is betaald. Een apart verzoek om teruggave is vanaf 2017 ook niet meer nodig. Het oninbare btw-bedrag kan dan namelijk gewoon in de reguliere btw-aangifte opgenomen worden.2. Zuinige auto rijden? Profiteer nog snel van de lage bijtelling
Wilt u een nieuwe zuinige auto aanschaffen en nog profiteren van de lage bijtelling? Dan moet u er snel bij zijn. Per 1 januari 2017 verdwijnt namelijk het fiscale voordeel. De bijtelling van de zeer zuinige auto wordt per 1 januari 2017 verhoogd van 15% naar 22% en die van de zuinige auto van 21% naar 22%. Alleen voor auto’s die geen CO2 uitstoten, geldt een lagere bijtelling van 4% van de cataloguswaarde (inclusief btw en BPM). Let op! Deze nieuwe percentages gelden alleen voor nieuwe auto’s. Dat wil zeggen: auto’s met een datum eerste toelating op de weg vanaf 1 januari 2017. Wilt u een zeer zuinige auto aanschaffen, dan bedraagt de bijtelling dus 7% minder als deze auto nog in 2016 voor het eerst tot de weg wordt toegelaten. Overweeg daarom om een dergelijke auto nog dit jaar aan te schaffen.3. Werken via eigen bv of in dienstbetrekking?
Het werken via een eigen bv sluit een dienstbetrekking niet per definitie uit. Dat heeft staatssecretaris Wiebes onlangs aangegeven, in antwoord op Kamervragen. Als sprake is van een dienstbetrekking wordt dit niet anders als de werkzaamheden via een eigen bv worden verricht. Een eigen bv zal daarom geen oplossing zijn voor de problematiek rondom de modelovereenkomsten. Voor 1 mei 2016 bestond nog de VAR-dga die de opdrachtgever vrijwaring gaf. Met het afschaffen van de VAR-dga is deze vrijwaring echter vervallen en zal ook bij werken via de eigen bv de relatie tussen de dga en de opdrachtgever beoordeeld moeten worden op de aanwezigheid van een dienstbetrekking. De staatssecretaris heeft bevestigd dat een dga met een eigen bv die zekerheid wil over de arbeidsverhouding met de opdrachtgever, gebruik kan maken van de modelovereenkomsten die op de website van de Belastingdienst staan.4. Nieuwe vermogenstarieven 2017
Vanaf 2017 krijgt u in box 3 te maken met een vermogensmix en drie schijven met ieder een eigen forfaitair rendementspercentage. Het forfaitair rendement van 4% wordt dan vervangen door een staffel van jaarlijks veranderende rendementen. De definitieve rendementen voor 2017 per vermogensschijf zijn nu bekendgemaakt en luiden als volgt:
Vermogensschijf | Vermogen
(na aftrek heffingsvrij vermogen) |
Forfaitair rendementspercentage |
1 | Minder of gelijk aan € 75.000 | 2,87% |
2 | Meer dan € 75.000 of minder of gelijk aan € 975.000 | 4,60% |
3 | Meer dan € 975.000 | 5,39% |
Het belastingtarief in box 3 blijft in 2017 30% en het heffingsvrij vermogen (een vast bedrag van uw vermogen is vrijgesteld van belasting) gaat naar € 25.000 per persoon
5. Zzp’er? Maak goede afspraken over verhalen premies!
Bent u opdrachtnemer of zzp’er en sluit u een modelovereenkomst af met uw opdrachtgever? Maak daarin dan duidelijke afspraken over het verhalen van loonheffingen en premies. Niet alle risico’s mogen namelijk bij u worden neergelegd. In het geval dat de Belastingdienst alsnog tot de conclusie komt dat u in dienstbetrekking bent bij uw opdrachtgever, krijgt deze een naheffing inzake loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en zorgverzekeringswet. In de praktijk blijkt dat opdrachtgevers deze risico’s willen neerleggen bij u als opdrachtnemer. In de standaardovereenkomsten zijn hierover geen richtlijnen opgenomen. U moet hierover daarom goede afspraken maken en deze gezamenlijk vastleggen. Uw opdrachtgever mag in ieder geval premies werknemersverzekeringen en zorgverzekeringswet nooit op u verhalen. Nageheven loonbelasting en premies volksverzekeringen kan uw opdrachtgever wel op u verhalen. Dit is op zich niet vreemd omdat de loonbelasting en premies volksverzekeringen altijd door de werknemer gedragen worden.
6. Kleine ondernemersregeling voor korting op btw
Bent u ondernemer en draagt u per jaar weinig btw af? Maak dan gebruik van de kleine ondernemersregeling. Deze regeling voorziet in een korting op de af te dragen btw en kan gezien worden als een tegemoetkoming in de administratieve kosten. De regeling kent een aantal voorwaarden. Zo is de korting alleen weggelegd voor natuurlijke personen, dus voor ondernemers met een eenmanszaak, maatschap of vof. Verder moet uw bedrijf in Nederland gevestigd zijn. In beginsel moet u wel voldoen aan de administratieve eisen die met de btw samenhangen. U kunt hiervan ontheven worden als u aannemelijk maakt dat u de komende jaren niet meer dan € 1.345 per jaar aan btw hoeft af te dragen.
September 2016 – Nieuwsbrief november
1. Alle belastingplichtigen
Vervallen aftrekposten, vereenvoudigen en bestrijden ongewenst gebruik52%-tarief inkomstenbelasting eerder bereikt
In tegenstelling tot al eerder aangenomen plannen zal het 52%-tarief in de inkomstenbelasting in 2017 niet beginnen bij € 67.472 maar al bij € 67.072. Overigens is al in eerdere plannen aangenomen dat de schijf hieronder 40,80% bedraagt in 2017 (2016 40,40%).Wijzigingen heffingskortingen
De maximale algemene heffingskorting gaat in 2017 omhoog naar € 2.254 (2016: € 2.242). Overigens blijft de afbouw in de algemene heffingskorting (in 2017 4,787%) bestaan, zodat ook in 2017 vanaf een inkomen van rond de € 67.000 geen recht meer bestaat op de algemene heffingskorting.De maximale arbeidskorting gaat omhoog naar € 3.223 (en dus niet naar de in eerdere plannen al aangenomen € 3.269). Het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting wordt verlaagd van € 34.015 naar € 32.444. Dit betekent dat de arbeidskorting al vanaf een inkomen vanaf € 32.444 steeds met 3,6% van het inkomen boven dit bedrag wordt verlaagd. Vanaf een inkomen van € 121.972 bedraagt de arbeidskorting in 2017 nihil.De ouderenkorting wordt voor verzamelinkomens van niet meer dan € 36.057 in 2017 verhoogd van € 1.187 naar € 1.292.Aftrek monumentpanden vervalt vanaf 2017
De aftrek monumentenpanden stelt particuliere eigenaren in staat de kosten van onderhoud van hun rijksmonumentenpand fiscaal in aftrek te brengen. Deze aftrekpost vervalt met ingang van 2017. Voor eigenaren die reeds onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan, treedt met ingang van 1 januari 2017 een niet-fiscale overgangsregeling in. Deze overgangsregeling geldt in 2017 en 2018 en wordt vormgegeven in een subsidieregeling met een budget van € 32 miljoen per jaar.Let op!
De aftrek monumentenpanden blijft vanaf 2017 nog wel in beeld voor teruggaven van kosten. Heeft u in de jaren tot en met 2016 aftrek monumentenpanden genoten voor kosten die u in 2017 of latere jaren terugontvangt, dan moet u deze teruggave op dat moment als inkomen aangeven.Aftrek scholingsuitgaven vervalt vanaf 2018
Particulieren die een opleiding of studie voor een beroep volgen waarvoor geen recht bestaat op studiefinanciering, kunnen de kosten hiervan in aftrek brengen als scholingsuitgaven. Deze aftrekpost vervalt met ingang van 2018. In plaats daarvan komt een gerichte uitgavenregeling in de vorm van scholingsvouchers voor mensen die uit zichzelf minder snel geneigd zijn om scholing te volgen.Let op!
De aftrek scholingsuitgaven blijft vanaf 2018 nog wel in beeld voor teruggave van kosten. Heeft u in de jaren tot en met 2017 aftrek scholingsuitgaven genoten voor kosten die u in 2018 of latere jaren terugontvangt, dan moet u deze teruggave op dat moment als inkomen aangeven.Wijziging toerekening schulden bij vruchtgebruik krachtens erfrecht
Goederen waarop een vruchtgebruik rust worden in box 3 voor de blooteigendomswaarde bij de blooteigenaar in aanmerking genomen en voor de vruchtgebruikwaarde bij de vruchtgebruiker. Dit is alleen anders als het vruchtgebruik krachtens erfrecht gevestigd is. In dat geval wordt bij de blooteigenaar (meestal het kind) niets belast en bij de vruchtgebruiker (meestal de langstlevende) de volle waarde. Deze uitzondering geldt op dit moment echter niet voor schulden. Dit heeft tot gevolg dat die schulden, in tegenstelling tot de bijbehorende bezittingen, voor de blooteigendomswaarde bij de blooteigenaar in aanmerking worden genomen en voor de vruchtgebruikwaarde bij de vruchtgebruiker. Om deze onwenselijke situatie op te lossen worden deze schulden vanaf 2017 ook voor de volle waarde bij de vruchtgebruiker in aanmerking genomen.Teruggaafregeling dividendbelasting voor niet-ingezetenen
Een niet-ingezeten natuurlijk persoon en een niet-ingezeten lichaam met Nederlandse aandelen kan op verzoek teruggaaf van ingehouden dividendbelasting krijgen. Dit is bij beleidsbesluit van 25 april 2016 goedgekeurd. Deze teruggaaf is nooit hoger dan de dividendbelasting verminderd met de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting die verschuldigd zou zijn geweest als de natuurlijke persoon of het lichaam inwoner van Nederland zou zijn geweest. Geen teruggaaf wordt verleend als de natuurlijk persoon of het lichaam recht heeft op volledige verrekening van de Nederlandse belasting in de woonstaat of vestigingsstaat op grond van een gesloten belastingverdrag. Vanaf 1 januari 2017 wordt de teruggaafregeling in wettelijke bepalingen opgenomen.Heffingsvrij vermogen in box 3 voor (niet-kwalificerende) buitenlands belastingplichtigen
Bij beleidsbesluit van 25 april 2016 is ook goedgekeurd dat bij (niet-kwalificerende) buitenlands belastingplichtigen met een box 3-inkomen het heffingsvrije vermogen in aanmerking wordt genomen. Vanaf 1 januari 2017 wordt ook deze goedkeuring in wettelijke bepalingen opgenomen.Beperking reikwijdte toerekeningsstop afgezonderde particuliere vermogens (APV’s)
Het vermogen en inkomen van een afgezonderd particulier vermogen (APV) wordt belast bij de inbrenger van het vermogen (of zijn erfgenamen). Het kan hierbij gaan om inkomen in box 1, 2 en/of 3. Om dubbele belastingheffing te voorkomen is de zogenaamde toerekeningsstop van toepassing. De toerekeningsstop houdt grofweg in dat als het APV in een naar Nederlandse maatstaven reële heffing (minimaal 10%) wordt betrokken, het vermogen en inkomen waarvoor de APV in een winstbelasting betrokken wordt, dan niet bij de inbrenger belast wordt in de inkomstenbelasting. De toerekeningsstop blijkt steeds meer gebruikt te worden om belasting bij de inbrenger te voorkomen, terwijl in het buitenland over het APV nauwelijks belasting wordt geheven. Daarnaast kan de toerrekeningsstop de gebruikelijkloonregeling, de terbeschikkingstellingsregeling en de dividendbelasting onbedoeld buiten toepassing laten. Om die reden wordt voorgesteld om de toerekeningsstop te beperken en deze alleen nog te laten gelden voor APV’s die een reële actieve onderneming drijven.Let op!
Anticiperen op deze maatregel is niet meer mogelijk. De maatregel werkt namelijk terug tot 20 september 2016 15.15 uur.
Tip:
In het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 zullen aanvullende maatregelen worden getroffen, zodat bij de Nederlandse belastingheffing van de inbrenger rekening gehouden wordt met de daadwerkelijk in het buitenland betaalde belasting.
Herziening voorschot en vaststelling toeslag binnen vijf jaar
Herziening van een voorschot en vaststelling van een toeslag moet vanaf 1 januari 2017 geschieden binnen 5 jaar na de laatste dag van het berekeningsjaar. Als dat niet is gebeurd, is vaststelling op een lager bedrag dan het verleende voorschot niet mogelijk. Vaststelling op een hoger bedrag blijft wel altijd mogelijk, ook buiten de vijf-jaarstermijn.
Tip:
Met een beroep op een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan ook nu al een beroep gedaan worden op deze termijn van maximaal vijf jaar.
Informatie-uitwisseling Belastingdienst/toeslagen aan andere bestuursorganen
De Belastingdienst/toeslagen mag alleen informatie uitwisselen als een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Als dat niet het geval is, is de Belastingdienst/toeslagen gebonden aan haar geheimhoudingsplicht. Voorgesteld wordt om het benodigde voorschrift voor de informatie-uitwisseling vanaf 1 januari 2017 in de wet (Awir) op te nemen. Gegevensverstrekking kan dan plaatsvinden aan andere bestuursorganen waarmee op basis van een convenant wordt samengewerkt. In het uitvoeringsbesluit Awir zal nader worden opgenomen aan welke bestuursorganen welke informatie wordt verstrekt en met het oog op welke taak.
Invordering belastingen en toeslagen onder één regime vanaf 2019
Voor toeslagen geldt een ander invorderingsregime dan voor belastingen. Dit heeft tot gevolg dat een burger die een toeslag en een belastingschuld moet terugbetalen, te maken krijgt met verschillende betalingsregelingen onder andere voorwaarden, een maandelijkse stroom aan verschillende berichten van verschillende instanties en afwijkende mogelijkheden van bijvoorbeeld kwijtschelding. Dit is niet alleen lastig uit te leggen, maar een burger zal ook snel het overzicht kwijt zijn over zijn schulden. Dit is ongewenst en daarom wordt de invordering van belastingen en toeslagen ondergebracht in één invorderingsregime. Hierbij wordt het invorderingsregime dat geldt voor belastingen (grotendeels) van toepassing verklaard op toeslagen. Een burger met belastingschulden en toeslagschulden krijgt in de toekomst daarom alleen nog maar te maken met de ontvanger van de Belastingdienst en niet langer met de Belastingdienst/toeslagen. Het streven is om de wijzigingen per 1 januari 2019 in werking te laten treden.
Ruimere betalingsregelingen belastingschulden vanaf 2019
Door de stroomlijning naar één invorderingsregime komt een standaardbetalingsregeling voor belastingschulden van maximaal twaalf maanden (nu: vier maanden) met een minimale betaling van
€ 50 per maand. De betalingscapaciteit of de vermogenspositie van de belastingschuldige is hierbij niet relevant. Iedereen kan zijn belastingschulden standaard afbetalen in maximaal twaalf maanden.
De maatwerkregeling voor belastingschulden wordt 24 maanden (nu: twaalf maanden). Hierbij is de betalingscapaciteit en de vermogenspositie wel van belang.
Tip:
Mensen met toeslagschulden gaan er in de nieuwe invorderingsregeling op achteruit. Voor toeslagen geldt nu een standaardbetalingsregeling, ongeacht betalingscapaciteit of vermogenspositie, van 24 maanden.
De nieuwe betalingsregelingen gaan gelden voor toeslagschulden van particulieren en ondernemers en voor belastingschulden van particulieren.
Let op!
In de nieuwe regeling bent u verplicht een automatische incasso af te geven voor de betalingsregeling.
Na afloop van een maatwerkbetalingsregeling volgt in beginsel automatisch kwijtschelding van het eventuele restant van de schuld.
Let op!
De ruimere betalingsregelingen gelden nog niet vanaf 1 januari 2017. Het streven is inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2019.
Vanaf 2019 naar de fiscale rechter
Op dit moment zijn er nog verschillende rechtsgangen voor geschillen over invordering van toeslagschulden en belastingschulden. Straks (streefdatum: 1 januari 2019) worden alle geschillen voorgelegd aan de fiscale rechter.
Maatregelen accijnzen
De structuur en tarifering van accijns op tabaksproducten wordt vereenvoudigd. Het kabinet wil ook de vrijstelling van accijns voor biobrandstoffen voor verwarmingsdoeleinden laten vervallen per 1 juli 2017. Daarnaast stelt het kabinet voor de gedeeltelijke teruggaafregelingen accijns voor vloeibaar gemaakt petroleumgas voor autobussen in het ov en onder meer vuilniswagens te laten vervallen. Tot slot wil het kabinet de huidige teruggaafregeling voor biobrandstoffen uitbreiden met hernieuwbare brandstoffen.
Ondernemers en rechtspersonen
Verlagen VPB, vereenvoudigen en bestrijden ongewenst gebruikAfbouw vennootschapsbelasting van 2018 tot 2021
De vennootschapsbelasting wordt vanaf 2018 verminderd door een stapsgewijze verlenging van de eerste tariefschijf (20%). In 2018 wordt de eerste tariefschijf verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in 2020 van € 250.000 naar € 300.000 en in 2021 van € 300.000 naar € 350.000.Teruggaaf btw oninbare vorderingen eenvoudiger
Vanaf 2017 wordt het eenvoudiger om btw op oninbare vorderingen terug te vragen. Anders dan nu het geval is, hoeft vanaf 2017 niet meer aannemelijk gemaakt te worden dat een afnemer niet betaald heeft en ook niet meer zal betalen. Het recht op teruggaaf geldt vanaf 2017 zodra de factuur één jaar nadat het factuurbedrag opeisbaar is geworden, nog niet is betaald.Tip:
Een apart verzoek om teruggave is vanaf 2017 ook niet meer nodig. Het oninbare btw-bedrag kan dan namelijk gewoon in de reguliere btw-aangifte opgenomen worden.Gebruikelijkloonregeling voor innovatieve startups versoepeld
De gebruikelijkloonregeling voor innovatieve startups wordt versoepeld. Op verzoek kreeg een startup al enige tijd toestemming een lager gebruikelijk loon vast te stellen maar vanaf 2017 komt er een wettelijke regeling. Het belastbaar loon van de dga van een innovatieve startup mag door deze wettelijke regeling vanaf 2017 worden vastgesteld op het wettelijke minimumloon. De maatregel geldt voor dga’s van bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk verrichten en voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering als starter worden aangemerkt. De maatregel geldt in beginsel tot 1 januari 2022, maar kan bij een positieve evaluatie eventueel verlengd worden.Tip:
Ook dga’s die niet als dga van een innovatieve startup worden aangemerkt, kunnen het gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 44.000. De dga moet dan gebruik maken van de tegenbewijsregeling en aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 44.000.Geen keuzemogelijkheid invulling begrip bouwterrein meer
In de btw-wetgeving staan limitatieve voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wil er sprake zijn van een bouwterrein. Als er sprake is van een bouwterrein, is de levering van dat bouwterrein belast met btw. Door toepassing van de samenloopregeling is dan geen overdrachtsbelasting verschuldigd.Europese rechtspraak zorgt voor een ruimere uitleg van het begrip bouwterrein. Op dit moment kan nog gekozen worden om de limitatieve voorwaarden van de wet dan wel de ruimere uitleg van de Europese rechter toe te passen. Op die manier kan de voor het specifieke geval de meest gunstige uitkomst worden gekozen.Vanaf 2017 wordt het wettelijke begrip bouwterrein echter verruimd en is de keuzeregeling niet meer mogelijk. Als uit de beoordeling van alle omstandigheden blijkt dat het terrein daadwerkelijk bestemd is om te worden bebouwd, is sprake van een bouwterrein. Bij deze beoordeling wordt de intentie van partijen ook meegenomen als deze met objectieve gegevens kan worden onderbouwd.Let op!
Vanaf 2017 kan niet meer gekozen worden voor een andere definitie van een bouwterrein. Het kan in individuele gevallen daarom aantrekkelijk zijn de levering van een bouwterrein nog in 2016 te laten plaatsvinden.Langere termijn voor opteren belastingplicht vennootschapsbelasting
Stichtingen en verenigingen die in een jaar niet meer dan € 15.000 winst behalen of stichtingen en verenigingen die in een jaar en de daaraan voorafgaande vier jaren niet meer dan € 75.000 winst behalen, zijn van vennootschapsbelasting vrijgesteld. In bepaalde gevallen kan het voor deze stichtingen en verenigingen voordeliger zijn om wel vennootschapsbelastingplichtig te zijn.Tip:
Bij ingang van de vrijstelling vennootschapsbelasting vindt een eindafrekening plaats waarbij onder meer stille reserves in de heffing betrokken worden. Om die reden kan het voordeliger zijn om niet in de vrijstelling te vallen. Dit geldt bijvoorbeeld ook als door de vrijstelling een verlies uit een jaar niet verrekenbaar is met andere jaren.De stichting of vereniging kan daarom verzoeken om de vrijstelling niet toe te passen. Dit verzoek moet nu nog binnen zes maanden na afloop van het boekjaar worden ingediend. Vanaf 2017 moet dit verzoek uiterlijk gelijktijdig met het indienen van de aangifte worden gedaan.Wijziging vrijstelling btw watersportorganisaties
Watersportorganisaties die geen winst beogen, vallen voor hun diensten ten behoeve van de watersport onder de btw-sportvrijstelling. Dit geldt niet als deze watersportorganisaties personeel in dienst hebben. Deze beperking ten aanzien van personeel geldt vanaf 2017 niet meer. Dit betekent dat vanaf 2017 ook niet-winstbeogende watersportverenigingen die personeel in dienst hebben voor het verrichten van werkzaamheden aan vaartuigen en voor het beschikbaar stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen, vrijgesteld zijn van btw.
Tip:
Het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen aan vaartuigen voor recreatief gebruik is vanaf 2017 niet meer vrijgesteld van btw. Dit kan kostprijsverhogend werken. Daar staat echter tegenover dat de voorbelasting met betrekking tot terbeschikkingstelling wel aftrekbaar wordt.
Introductie nexusbenadering en toegangscriteria in de innovatiebox
De innovatiebox is een aantrekkelijk instrument omdat hiermee het effectieve belastingtarief in de vennootschapsbelasting op winst uit innovatieve activiteiten wordt verlaagd. Door internationale afspraken inzake belastingontwijking wordt in de innovatiebox de nexusbenadering en toegangscriteria geïntroduceerd.
De nexusbenadering betekent dat een deel van de voordelen uit innovatieve activiteiten niet in aanmerking komt voor de innovatiebox als een gedeelte van de uitgaven verband houdt met het uitbesteden van speur- en ontwikkelingswerk aan verbonden lichaam. De berekening van de uitsluiting gaat via een bepaalde formule. Er komt vooralsnog geen tegenbewijsregeling voor de nexusbenadering.
De S&O-verklaring wordt centraal gesteld als toegangsticket voor de innovatiebox. Belastingplichtigen met een nettogroepsomzet van meer dan € 50 miljoen per jaar (€ 250 miljoen in vijf jaar) of brutovoordelen uit innovatieve activa van meer dan € 7,5 miljoen per jaar (€ 37,5 miljoen in vijf jaar) moeten naast de S&O-verklaring beschikken over een tweede toegangsticket (denk hierbij aan een octrooi, naar hun aard met octrooien vergelijkbare rechten als utility models, kwekersrechten etcetera).
Tip:
De wijzigingen zijn van toepassing op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2017. Voor immateriële activa die uiterlijk op 30 juni 2016 zijn voortgebracht, gaat een overgangsrecht gelden.
Box 2-beleggen VBI wordt minder aantrekkelijk
In een VBI, Vrijgestelde Beleggingsinstelling, zijn de beleggingsresultaten van beleggingen onder voorwaarden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Dit is aantrekkelijk zeker nu een belastingplichtige fiscaal geruisloos overtollig vermogen kan afsplitsen uit zijn bv naar een VBI. Voortaan moet echter in box 2 worden afgerekend over de positieve aanmerkelijkbelangclaim als een lichaam waarin een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft de VBI-status verkrijgt.
Let op!
Het heeft geen zin om voor 2017 nog snel een VBI-status aan te vragen. De maatregel werkt namelijk terug tot 20 september 2016 15.15 uur.
Het kan ook aantrekkelijk zijn box 3-vermogen tijdelijk in een VBI onder te brengen om daarmee op de peildata de box 3-heffing te ontlopen. Om ook deze route minder aantrekkelijk te maken wordt box 3-vermogen dat is ondergebracht in een VBI waarin een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft voortaan niet alleen maar belast in box 2. Dit vermogen blijft ook belast in box 3 als dit vermogen binnen 18 maanden weer terugkomt naar box 3.
Tip:
Er komt een tegenbewijsregeling die dubbele heffing voorkomt. De belastingplichtige moet dan de zakelijke reden om het vermogen binnen 18 maanden weer naar box 3 te halen aannemelijk maken.
Naast deze twee maatregelen om gebruik van de VBI tegen te gaan, zal ook het percentage van het forfaitaire rendement uit een VBI voortaan gekoppeld worden aan het voor dat jaar geldende percentage van de hoogste schijf in box 3 (voor 2017 waarschijnlijk 5,5%)
Let op!
De maatregelen gaan ook gelden voor het onderbrengen van vermogen in een buitenlands beleggingslichaam waarover geen of nauwelijks winstbelasting wordt geheven.
Reparatie bedrijfsopvolgingsregeling
Een uitspraak van de Hoge Raad is reden voor het kabinet geweest om de bedrijfsopvolgingsregeling voor de erf- en schenkbelasting en de inkomstenbelasting vanaf 1 juli 2016 te repareren. De bedrijfsopvolgingsregeling komt erop neer dat degene die ondernemingsvermogen erft of geschonken krijgt onder voorwaarden (nagenoeg) geen schenk- en erfbelasting hoeft te betalen. Er geldt namelijk een forse vrijstelling. Door de uitspraak van de Hoge Raad is het mogelijk dat ook een aandelenpakket met een indirect belang kleiner dan 5% in sommige situaties onder de bedrijfsopvolgingsregeling kan vallen. Dit wordt dus met terugwerkende kracht door het kabinet vanaf 1 juli 2016 gerepareerd.
Beloning buitenlands belastingplichtige bestuurder en commissaris in Nederland belast
Het heffingsrecht over beloningen van bestuurders en commissarissen wordt in belastingverdragen over het algemeen toegewezen aan het land waarin de vennootschap gevestigd is. Om zeker te stellen dat Nederland ook over deze beloningen kan heffen, wordt de Wet inkomstenbelasting aangepast.
Renteaftrekbeperking overnameholding aangescherpt
De fiscale aftrekbaarheid van rente op bovenmatige schuldfinanciering bij overnames gevolgd door voeging in een fiscale eenheid, is beperkt door invoering van de overnameholdingbepaling. Deze overnameholdingbepaling wordt op een aantal punten aangescherpt:
- De berekeningssystematiek wordt aangescherpt in het geval een overnameschuld van het niveau van de overnameholding wordt verplaatst naar het niveau van de overgenomen vennootschap.
- De termijn van zeven jaar waarbinnen de financiering moet worden afgebouwd van maximaal 60% van de verkrijgingsprijs naar maximaal 25% van de verkrijgingsprijs, wordt nader aangescherpt.
- Het eerbiedigende overgangsrecht komt te vervallen als een overnameholding op of na 1 januari 2017 in een nieuwe fiscale eenheid met een andere moeder wordt opgenomen.
Tip:
De maatregelen zullen de deur van veel mkb-ondernemers wel voorbij gaan. Er geldt namelijk een drempel van € 1 miljoen rente die niet in aftrek beperkt wordt. Deze drempel blijft, ook na de aanscherping, gewoon bestaan.
Tijdelijk verlaagd tarief energiebelasting openbare laadpalen
Het tarief in de energiebelasting voor openbare laadpalen met een zelfstandige aansluiting op het distributienet wordt over de eerste 10.000 kWh verlaagd van 10,07 cent per kWh naar 4,996 cent per kWh. De verlaging geld in de periode 2017-2020. Daarnaast gaat een nultarief gelden in de Wet opslag duurzame energie.
Pensioenen
Geen pensioen in eigen beheer meer, wel afkoop met kortingDe dga kan net zoals gewone werknemers een pensioen opbouwen. Normale werknemer moeten dat doen bij een professioneel pensioenfonds of verzekeraar. De dga kan echter pensioen opbouwen in eigen beheer. Vanaf 1 januari 2017 zal dat niet meer mogelijk zijn. De dga kan vanaf dat moment alleen nog nieuwe pensioenrechten opbouwen bij een professionele partij.
In eigen beheer al opgebouwde pensioenrechten kunnen wel worden gehandhaafd. Of dat wenselijk is, is een andere vraag. Pensioen in eigen beheer is namelijk complex. Dit wordt veroorzaakt door de verschillende waarderingsregels die gelden voor dat eigenbeheerpensioen.
Zo gelden voor de aangifte vennootschapsbelasting andere regels dan voor de gewone jaarrekening. En ook voor de loonbelasting gelden weer andere regels. Deze verschillende regels hebben de afgelopen jaren voor veel problemen gezorgd. De dga is door de fiscale regels namelijk van een veel te laag bedrag aan pensioenverplichting uitgegaan en heeft zich daarbij te rijk gerekend. Sinds de rentestand drastisch is gedaald, is dit probleem alleen maar erger geworden.
Dividenduitkeringen zijn in veel gevallen niet meer mogelijk vanwege de pensioenverplichting. In gevallen waarin toch dividend is uitgekeerd omdat men zich hier niet van bewust is geweest, stelt de Belastingdienst soms dat het pensioen is afgekocht. Dat leidt dan vaak tot onoverkomelijke hoge aanslagen. Met name het pensioentekort en het risico van onbedoelde afkoop waren reden om pensioen in eigen beheer af te schaffen.
Tip:
Door afkoop van het pensioen in eigen beheer zal het eigen vermogen van de bv verbeteren. De mogelijkheid om dividend uit te keren neemt hierdoor toe. Daarnaast bestaat dan geen risico meer dat de dividenduitkering wordt aangemerkt als een pensioenafkoop met daarbij behorende enorme belastingaanslagen.
In het wetsvoorstel worden twee faciliteiten voorgesteld: het afkopen van het pensioen en het omzetten van het pensioen in een oudedagsverplichting.
Afkopen van het pensioen
Voorgesteld wordt om de dga de mogelijkheid te bieden een deel van zijn pensioenrechten zonder fiscale gevolgen prijs te geven. Het gaat om het deel daarvan dat uitgaat boven de fiscale balanswaarde (die zoals gezegd vaak veel te laag is).
Vervolgens kan in 2017 voornoemde fiscale balanswaarde worden afgekocht. Daarbij geldt dan een vrijstelling ter grootte van 34,5% van die fiscale balanswaarde zoals die eind 2015 bestond. Ook in 2018 en 2019 kan worden afgekocht, maar dan geldt een lager vrijstellingspercentage van 25% respectievelijk 19,5%.
Let op!
Afkoop in 2017 lijkt gunstiger dan in de latere jaren. Bij afkoop moet echter wel daadwerkelijk worden afgerekend met de Belastingdienst en dus loonbelasting worden betaald. Als dit geld niet beschikbaar is, is afkoop daarom niet mogelijk. Overigens kan de betaling wel zo ver mogelijk worden uitgesteld: door de afkoop pas eind 2017 te laten plaatsvinden, kan betaling van de loonbelasting worden doorgeschoven naar januari 2018.
Na afkoop wordt de afkoopsom (na aftrek van de loonbelasting) aan de dga uitgekeerd of schuldig gebleven. Bij het maken van de keuze tussen wel of geen afkoop moet daarom ook rekening gehouden worden met de inkomstenbelastingheffing over dit privévermogen. Zolang het pensioen niet is afgekocht, wordt namelijk geen inkomstenbelasting geheven over de waarde van de pensioenaanspraken. Inkomstenbelasting wordt dan pas geheven over de daadwerkelijke (toekomstige) pensioenuitkeringen.
Er is echter een nog veel groter latent probleem aanwezig bij de afkoop van het pensioen. Vaak bevat het pensioen van de dga namelijk ook een zogenoemd nabestaandenpensioen. Afkoop is in deze gevallen alleen mogelijk als de partner toestemming geeft. Deze toestemming is niet zonder meer vanzelfsprekend. De partner moet namelijk zijn of haar rechten prijsgeven en wordt daarvoor niet automatisch gecompenseerd. Weliswaar kan de partner meeprofiteren van een hoger (dividend)inkomen, maar medewerking van de partner is niet gegarandeerd.
Let op!
Als de dga ooit is gescheiden, is er vaak ook een ex-partner die medegerechtigd is tot een deel van de pensioenaanspraken. Afkoop is ook in deze gevallen alleen mogelijk als de ex-partner meewerkt. Die medewerking zal waarschijnlijk niet heel soepel verlopen en de ex-partner zal vaak financieel gecompenseerd willen worden. De staatssecretaris van Financiën laat al weten dat deze compensatie op dat moment geen schenking vormt.
Omvormen pensioen in een oudedagspotje (oudedagsverplichting).
Ook bij deze faciliteit wordt het pensioen prijsgegeven tot de fiscale balanswaarde. Vervolgens vindt echter geen afkoop plaats, maar blijft het geld in de bv.
Tip:
Deze faciliteit komt bijvoorbeeld in beeld als er onvoldoende geld is om de loonbelasting bij afkoop te betalen. Ook als er weinig of geen pensioen is opgebouwd, kan deze faciliteit een optie zijn.
Het oudedagspotje mag tot pensioendatum worden opgerent tegen de marktrente. Vervolgens wordt bij het bereiken van de pensioendatum gedurende 20 jaren een gelijk bedrag uitgekeerd, waarna het oudedagspotje uiteindelijk leeg zal zijn. In deze variant blijft dus geld beschikbaar binnen de onderneming waarvan uiteindelijk ook een oudedagsuitkering kan worden gedaan.
Let op!
Ook bij deze faciliteit geldt dat de (ex)partner moet meewerken aangezien ook hier de pensioenaanspraken worden prijsgegeven.
Het zal bepaald niet eenvoudig zijn te bepalen welke faciliteit het voordeligste is. Bovendien is het daarna dan ook nog de vraag of die faciliteit (financieel en qua medewerking van de partner) wel mogelijk is. Als dga moet u zich hierover goed laten adviseren. Dit geldt zeker ook voor de partner.
Werkgevers
Commissarissen die hun commissariaat uitvoeren als ondernemer, zouden na afschaffing van de VAR (vanaf 1 mei 2016) automatisch onder de loonbelasting vallen vanwege de fictieve dienstbetrekking die geldt voor commissarissen. Door een beleidsbesluit kunnen commissarissen en hun inhoudingsplichtige al vanaf 1 mei 2016 op het afschaffen van de fictieve dienstbetrekking vooruitlopen. Per 1 januari 2017 wordt de fictieve dienstbetrekking voor commissarissen ook uit de wet verwijderd. Voor de werknemersverzekeringen geldt ook nu al geen fictieve dienstbetrekking voor commissarissen.Tip:
Commissarissen die geen ondernemer zijn, kunnen onder de loonbelasting vallen door met hun beoogde inhoudingsplichtige gebruik te maken van de zogenoemde opting-inregeling. Met name commissarissen die hiermee een fiscaal voordeel (bijvoorbeeld toepassing van de 30%-regeling) kunnen behalen zullen gebruik maken van deze mogelijkheid.Afschaffing jaarloonuitvraag
De Belastingdienst kan bij ontbrekende of onjuiste aangiftegegevens in haar polisadministratie na afloop van het kalenderjaar de jaarloongegevens van werknemers opvragen bij de inhoudingsplichtige. Door verbeteringen in de loonaangifteketen, is de jaarloonuitvraag inmiddels niet meer nodig. Daarom wordt voorgesteld deze af te schaffen per 1 januari 2017. Dit betekent dat over het belastingjaar 2016 al geen jaarloonuitvraag kan worden gedaan.Verlegging inhoudingsplicht buitenlands concernonderdeel uitgebreid
Op dit moment is het al mogelijk om de inhoudingsplicht van een buitenlands concernonderdeel te verleggen naar een in Nederland gevestigd concernonderdeel. Voorwaarde hiervoor is dat het buitenlands concernonderdeel bemiddelt bij de tewerkstelling van een werknemer in Nederland. Deze voorwaarde komt vanaf 2017 te vervallen. Dit betekent dat elk buitenlands concernonderdeel dat inhoudingsplichtig is in Nederland, deze inhoudingsplicht vanaf 2017 kan verleggen naar een in Nederland gevestigd concernonderdeel.Let op!
Voorwaarde is wel dat het Nederlandse concernonderdeel bereid is de inhoudingsplicht over te nemen. Daarom is een gezamenlijk verzoek van beide concernonderdelen nodig voor de verlegging.Eindheffingsloon uitgesloten van loonbegrip S&O-afdrachtvermindering
Eindheffingsloon is loon waarover de werkgever in plaats van de werknemer de belasting betaalt. In de praktijk werd dit eindheffingsloon als niet tot het loonbegrip voor de S&O-afdrachtvermindering gerekend. Deze praktijk wordt vanaf 1 januari 2017 in wettelijke bepalingen vastgelegd.
Woningeigenaren
Wettelijk verankeren eerdere goedkeuringenTermijn opleggen aanslag schenkbelasting eigen woning van drie naar vijf jaar
Bij de aanname van het Belastingplan 2016 is vorig jaar al de verruiming van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning aangenomen. De verruiming gaat in per 2017, is structureel en betreft: een verhoging van de vrijstelling naar € 100.000, het kunnen spreiden van de schenkingsvrijstelling over drie jaren en het vervallen van de eis dat de schenking moet plaatsvinden tussen ouder en kind.Tip:
Vanwege het spreiden van de vrijstelling over drie jaren wordt voorgesteld om vanaf 1 januari 2017 de termijn voor het opleggen van een aanslag schenkbelasting te verlengen van drie naar vijf jaar wanneer in de aangifte schenkbelasting een beroep op de vrijstelling eigen woning wordt gedaan.Toerekening vruchtgebruik krachtens erfrecht wettelijk geregeld
In een beleidsbesluit van 21 februari 2014 was al goedgekeurd dat bij een vruchtgebruik dat krachtens erfrecht gevestigd is, de vruchtgebruiker de rente en kosten die hij betaalt op een schuld die de overledene is aangegaan en waarvan de eigendom bij de blooteigenaar ligt, in aftrek kan brengen als kosten voor de eigen woning. Met ingang van 1 januari 2017 zal deze goedkeuring in wettelijke bepalingen worden opgenomen.Rentemiddeling wettelijk geregeld
Bij rentemiddeling wordt de boeterente vanwege vervroegde aflossing uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode door een opslag op de reguliere rente. In de fiscale wetgeving wordt boeterente niet aangemerkt als rente maar als kosten van geldleningen. Dit heeft als gevolg dat bij rentemiddeling niet voldaan wordt aan de fiscale aflossingseis met alle gevolgen van dien. Met ingang van 8 december 2015 is dit probleem al opgelost door beleid van de staatssecretaris van Financiën. Vanaf 1 januari 2017 zal dit ook in wettelijke bepalingen worden opgenomen.Definitie woning in aanbouw wettelijk uitgebreid
Op basis van jurisprudentie is sprake van een woning in aanbouw vanaf het moment dat sprake is van een bouwsel (er is bijvoorbeeld begonnen met heien of de fundering). Bij beleidsbesluit van 26 november 2014 is het begrip woning in aanbouw nog breder gemaakt door een woning in aanbouw te achten als concrete stappen zijn gezet voor het in gang zetten van de bouwkundige werkzaamheden. Hiervan is ingevolge het besluit in ieder geval sprake zes maanden voorafgaande aan de feitelijke start van de bouwwerkzaamheden. Vanaf 1 januari 2017 zal deze aanname ook in wettelijke bepalingen worden opgenomen.Let op!
De kwalificatie ‘woning in aanbouw’ is van belang voor de hypotheekrenteaftrek. Ook meer dan zes maanden voorafgaande aan de feitelijke start van de bouwwerkzaamheden kan al sprake zijn van een woning in aanbouw. Aangetoond zal dan wel moeten worden dat voldoende concrete stappen zijn genomen voor het in gang zetten van de bouwkundige werkzaamheden.Overigens geldt ook voor de bouwkavel die als woning in aanbouw wordt aangemerkt, dat aannemelijk moet worden gemaakt dat de op die bouwkavel te realiseren woning uitsluitend bestemd is om in het kalenderjaar of in één van de daaropvolgende drie jaren de belastingplichtige als eigen woning ter beschikking staat.Vervallen tijdsvoorwaarden kapitaalverzekering eigen woning
Een voorwaarde voor de vrijstelling voor een uitkering van een kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, beleggingsrecht eigen woning of een kapitaalverzekering van voor de Wet IB2001, is dat ten minste 15 of 20 jaar jaarlijks premies/bedragen zijn voldaan. In een beleidsbesluit van 17 december 2014 waren al een aantal goedkeuringen opgenomen waaronder deze tijdsvoorwaarden niet golden. Vanaf 1 januari 2017 worden deze goedkeuringen in wettelijke bepalingen opgenomen. Opgenomen wordt dat de tijdsvoorwaarden van 15 of 20 jaar niet gelden bij:
- het beëindigen van het fiscaal partnerschap (bijvoorbeeld bij echtscheiding),
- het geboden krijgen van schuldhulpverlening,
- het vervreemden van de eigen woning waarbij direct daarna nog steeds of opnieuw een eigen woning ter beschikking staat,
- het vaststellen door de minister van Financiën dat de belastingplichtige financiële problemen heeft en daarom zijn lasten met betrekking tot de eigen woning niet meer kan voldoen of binnen afzienbare tijd niet meer zal kunnen voldoen.
Let op!
De wettelijke bepalingen zijn uitgebreider dan de eerdere goedkeuring. De laatste twee situaties waren niet opgenomen in het beleidsbesluit. Hierop kan daarom pas vanaf 2017 een beroep gedaan worden. Daarentegen kan op grond van de goedkeuring uit het beleidsbesluit nu al wel een beroep worden gedaan als de verkoopprijs van de vorige woning onvoldoende is om de desbetreffende eigenwoningschuld volledig af te lossen.
Geen verlies vrijstelling bij afkoop kapitaalverzekering eigen woning na goedkoper wonen
In een beleidsbesluit van 6 december 2014 was al goedgekeurd dat de vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning niet gedeeltelijk verloren gaat bij afkoop nadat iemand goedkoper is gaan wonen. Vanaf 1 januari 2017 wordt deze goedkeuring in minder complexe vorm in wettelijke bepalingen opgenomen.
Let op!
Van de bepaling kan alleen gebruik worden gemaakt als de kapitaalverzekering uiterlijk binnen zes maanden na de vervreemding van de woning tot uitkering komt.
Heeft u verder nog vragen over bovenstaande maatregelen en hoe deze uitpakken voor uw onderneming, dan kunt u ons natuurlijk altijd bellen.
December 2015 – Special Eindejaarstips 2015
Tips voor alle belastingplichtigen
1. Voorlopige aanslag 2016 een tegenvaller?
Volgend jaar wordt de derde schijf in de inkomstenbelasting langer. Dat wil zeggen dat u pas bij een inkomen boven de € 66.000 in de vierde schijf terechtkomt en 52% inkomstenbelasting gaat betalen. Dit klinkt aantrekkelijk, maar heeft ook een keerzijde indien u bijvoorbeeld hypotheekrenteaftrek claimt. Aftrekposten worden namelijk ook minder waard.Let op! De inkomstenbelasting gaat naar beneden, maar helaas uw teruggaaf ook. Het oprekken van de derde schijf volgend jaar tot € 66.000 kan u minder teruggaaf opleveren. Alleen als uw inkomen – ook na de renteaftrek – in het hoogste tarief zit, merkt u er niets van.2. Breng uw lijfrentepremie in aftrek
Koop dit jaar nog een lijfrente of stort op uw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De premies die u voor een lijfrenteverzekering betaalt of de stortingen die u doet op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht, kunt u in aftrek brengen op uw inkomen in box 1 in de aangifte inkomstenbelasting. Let er wel op dat u voldoet aan de voorwaarden. Zo moet u zelf de premies hebben betaald of gestort en moet er sprake zijn van onvoldoende pensioenopbouw. Onze adviseurs kunnen u nader informeren over de voorwaarden en de hoogte van uw maximale premie berekenen.Let op! De premies zijn alleen aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting 2015 als u de premies ook daadwerkelijk betaald heeft in 2015.3. Profiteer van de nieuwe regels voor tussentijds afkopen van uw lijfrente
Het tussentijds afkopen van een lijfrente is fiscaal niet toegestaan. Over de afkoopsom moet u belasting betalen en mogelijk ook revisierente. Voorheen was de belasting verschuldigd over minimaal de betaalde premies. Dit noemde men de minimumwaarderingsregel. Als het bedrag van de betaalde premies echter hoger was dan de afkoopwaarde van de lijfrente, kon dit heel vervelend uitpakken. Het kon zelfs zo zijn dat de afkoopsom die u zou ontvangen lager was dan het bedrag dat u aan belasting kwijt zou zijn. Deze regel is nu afgeschaft. Voortaan betaalt u alleen belasting (en mogelijk revisierente) over de afkoopwaarde van de lijfrente.Tip: Heeft u in het verleden uw lijfrente niet afgekocht vanwege de afrekening over minimaal de betaalde premies, dan kunt u dat nu alsnog doen. U rekent dan af over de afkoopwaarde.4. Vraag alsnog te veel betaalde belasting over afgekochte lijfrente terug
Heeft u in 2010 of latere jaren uw lijfrente afgekocht? En heeft u daarbij afgerekend over de betaalde premies in plaats van over de lagere afkoopwaarde? Dan kunt u nu ook profiteren van afschaffing van de minimumwaarderingsregel. Voor het jaar 2010 moet u wel enige vaart maken: dit kan nog tot het einde van 2015. Vraag onze adviseurs naar uw mogelijkheden.5. Bespaar op de vermogensrendementsheffing
Op 1 januari 2016 wordt de waarde van uw vermogen voor box 3 bepaald. Wilt u de belastingheffing op uw vermogen beperken, onderneem dan vóór die datum actie door uw vermogen te verminderen. Beleg bijvoorbeeld uw vermogen groen.Tip: U kunt op de vermogensrendementsheffing besparen door uw vermogen te beleggen in bijvoorbeeld groene beleggingen of niet ter belegging gehouden kunst en antiek. Hiervoor geldt namelijk een vrijstelling in box 3. Daarnaast bestaat nog een aantal alternatieven om de heffing op uw vermogen te reduceren. Overleg deze met uw adviseur over uw mogelijkheden.6. Nieuw uiterlijk voor box 3 in 2017
Houd rekening met een nieuwe vorm van belastingheffing in box 3 vanaf 2017. De Tweede en Eerste Kamer zijn er nog niet uit, maar de plannen liggen klaar. Als de plannen doorgaan, sluit vanaf 1 januari 2017 de vermogensrendementsheffing beter aan bij de werkelijk behaalde rendementen op uw gespaard vermogen in box 3. U krijgt te maken met een vermogensmix en drie schijven met ieder een eigen forfaitair rendementspercentage. Het belastingtarief in box 3 blijft 30% en het heffingsvrij vermogen gaat naar € 25.000 per persoon. Het forfaitair rendement wordt vastgesteld op basis van de werkelijk behaalde rendementen over spaargelden en beleggingen. Het forfaitair rendement van 4% wordt vervangen door een staffel van jaarlijks veranderende rendementen. Voor het jaar 2017 geldt tot een belastbaar vermogen van € 100.000 (per belastingplichtige) een forfaitair rendement van 2,9%, tussen € 100.000 en € 1 miljoen geldt een percentage van 4,7% en daarboven van 5,5%.Tip: Overleg met uw adviseur wat de gevolgen van de nieuwe plannen zijn voor uw vermogen in box 3 en laat u informeren over uw mogelijkheden.7. Einde ouderentoeslag nabij
U kunt nog voor de laatste keer een beroep doen op de ouderentoeslag in de aangifte inkomstenbelasting 2015. Daarna komt de ouderentoeslag te vervallen. De ouderentoeslag is een verhoging van het heffingsvrij vermogen. Dit is het bedrag waarover u in box 3 geen belasting hoeft te betalen.Let op! U heeft alleen recht op de ouderentoeslag wanneer u aan het eind van het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt en uw inkomen uit werk en woning (box 1) niet meer is dan € 20.075 (2015). Bovendien mag uw vermogen na aftrek van het heffingsvrij vermogen (grondslag sparen en beleggen) en vóór toepassing van de ouderentoeslag niet meer bedragen dan € 282.226 (€ 564.451 voor fiscale partners (2015)).8. Laatste kans op voordelige afkoop levenslooptegoed
U krijgt tot 31 december 2015 de kans om fiscaal voordelig uw levenslooptegoed in één keer op te nemen. Slechts 80% van de waarde van uw levenslooptegoed op 31 december 2013 wordt dan belast. Is uw saldo op het moment van opname hoger dan op 31 december 2013, dan wordt het verschil wel voor 100% van de waarde belast.
Let op! Of een opname in één keer in 2015 voor u een voordelig alternatief is, is volledig afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden. Denk hierbij aan het belastingtarief dat voor u van toepassing is, uw (overig) vermogen in box 3 en bijvoorbeeld uw oorspronkelijke bestedingsdoel. Onze adviseurs kunnen u nader informeren en adviseren over een keuze hierin. U bent niet verplicht om gebruik te maken van de 80%-regeling. U mag ook nog tot en met het jaar 2021 blijven deelnemen aan de levensloopregeling. Neemt u het tegoed in 2016 of later op, dan is dit nog steeds bestedingsvrij, maar wel volledig belast.
9. Breng kinderalimentatieverplichtingen in aftrek in box 3
Vanaf 2017 kunnen kinderalimentatieverplichtingen niet meer als schuld in box 3 worden opgevoerd. Bij het vervallen van de aftrek van kinderalimentatie in box 1 (aftrek uitgaven levensonderhoud kinderen) per 1 januari 2015 is over het hoofd gezien dat hiermee de verplichting als schuld in box 3 in aanmerking kan worden genomen. Dit schept nog kansen.
Tip: U kunt de waarde van de kinderalimentatieverplichting in uw aangifte inkomstenbelasting over 2015 en 2016 opvoeren als schuld in box 3.
10. Wisselende inkomsten?
Middeling biedt uitkomst Heeft u te maken met ‘schommelende’ inkomsten? Dan kan middeling uitkomst bieden. Ga na of u de afgelopen jaren sterk wisselende inkomsten in box 1 van de inkomstenbelasting heeft gehad. U heeft dan waarschijnlijk meer belasting betaald dan wanneer de inkomsten gelijkmatig waren geweest. Door over een periode van drie aaneengesloten kalenderjaren uit te gaan van de gemiddelde inkomsten, kan middeling in een aantal gevallen leiden tot een teruggaaf van te veel betaalde belasting. Er geldt een drempel van € 545.
Let op! U moet zelf een schriftelijk verzoek om middeling indienen bij de Belastingdienst. Ook moet u hierbij een berekening van de middelingsteruggaaf meesturen.
Tips voor ondernemers en rechtspersonen
Houd rekening met wijziging in de RDA
Per 1 januari 2016 wordt de Research & Developmentaftrek (RDA) hoogstwaarschijnlijk samengevoegd met de WBSO. Die samenvoeging heeft tot gevolg dat voor beide innovatieregelingen dezelfde voordeelpercentages gaan gelden en dat het plafond vervalt. Door deze wijzigingen kan het verstandig zijn om nog snel kosten te maken voor de RDA of dit juist uit te stellen.Let op! Heeft u in de afgelopen jaren een RDA-beschikking gehad voor een 20%-deel van S&O-uitgaven van € 1 miljoen of meer, dan geldt een overgangsregeling. Deze resterende 20%-delen mag u in de komende kalenderjaren nog opvoeren onder de nieuwe samengevoegde regeling.Let op wijzigingen S&O-afdrachtvermindering
In verband met de geplande samenvoeging van de RDA en de WBSO per 1 januari 2016, wordt de S&O-afdrachtvermindering aangepast. Enkele wijzigingen op een rij:
• Het schijventarief en de schijfgrenzen worden aangepast.
• Het starterspercentage in de eerste schijf gaat van 50% naar 40%.
• Het plafond in de S&O-afdrachtvermindering vervalt.
• Er wordt een forfait in de S&O-afdrachtvermindering geïntroduceerd.
• Publieke kennisinstellingen worden uitgesloten van de regeling.
• Er zijn enkele wijzigingen in subsidiabele werkzaamheden.Let op! Vraag uw WBSO voor 2016 uiterlijk 30 november 2015 aan. Komt uw aanvraag later binnen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), dan gaat de WBSO ook later dan 1 januari 2016 in! Voor zelfstandig ondernemers geldt dat zij nog tot en met 1 januari 2016 de tijd hebben om hun WBSO-aanvraag in te dienen voor innovatiewerkzaamheden die op die datum starten. Tip: RVO.nl heeft een handleiding opgesteld voor de WBSO 2016. Deze is terug te vinden op de site van RVO.nl onder publicaties.Kans op krediet vergroot
Heeft uw onderneming geld nodig? Kijk dan of u in aanmerking komt voor een MKB-krediet. Er komt bijna een miljard aan extra financiering beschikbaar. Een MKB-krediet is een zakelijke lening voor een kredietbehoefte van minimaal € 50.000 en maximaal € 250.000 voor startende en bestaande ondernemers in het MKB. Ook zijn er nieuwe kredietmogelijkheden voor het MKB gelanceerd. Wilt u bijvoorbeeld een bedrijfspand kopen, een verbouwing financieren, investeren in inventaris of vervoersmiddelen of een bedrijf overnemen, dan kan het MKB-krediet uitkomst bieden.Tip: Op www.nationalefinancieringswijzer.nl kunt u nadere informatie vinden.Maak gebruik van de investeringsaftrek
Heeft u in 2015 geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen? Kijk dan of u in aanmerking komt voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. U dient wel investeringen te hebben gedaan tussen de € 2.300 en € 309.693. Komt u onder de drempel van € 2.300? Dan kan het misschien aantrekkelijk zijn om nog voor het eind van het jaar een investering te doen. Dreigt u het maximum van € 309.693 te overschrijden, dan kan het wellicht aantrekkelijk zijn om uw investeringen uit te stellen naar 2016.Tip: Het kan ook lonen om grote investeringen te spreiden over meerdere jaren. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek neemt namelijk af naarmate het totale investeringsbedrag groter wordt. Voldoet u aan alle voorwaarden? Doe in de aangifte 2015 dan een beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Heeft u in het verleden ook investeringen gedaan zonder beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, dan kunt u alsnog binnen vijf jaar de Belastingdienst verzoeken om toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.Let op! Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de investeringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.Houd rekening met de desinvesteringsbijtelling
Heeft u in de afgelopen vijf jaar gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of stoot u het bedrijfsmiddel af, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer terug moet betalen. Houd hier dus rekening mee. Door de vijfjaarsgrens kan het handig zijn om een desinvestering nog even uit te stellen.Zoek uit voor welke investeringsregelingen u in aanmerking kunt komen
Wanneer u milieuvriendelijk of energiezuinig investeert, zijn er diverse interessante fiscale investeringsfaciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) of de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (VAMIL). Toets of u in aanmerking komt voor de EIA, MIA of VAMIL.Let op! Voor EIA en MIA/VAMIL moet u de investering melden bij RVO.nl, binnen drie maanden nadat u de investeringsverplichting bent aangegaan. Bent u te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de aftrek!Tip: U kunt naast de EIA of de MIA/VAMIL ook gebruikmaken van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Voor toepassing van de EIA en de MIA/VAMIL moet u investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen. Tweedehands bedrijfsmiddelen komen dus niet in aanmerking. Voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek hoeft een bedrijfsmiddel niet nieuw te zijn.
Beoordeel uw voorlopige aanslag en voorkom hoge belastingrente
De regels omtrent de rente bij de Belastingdienst zijn de afgelopen jaren drastisch gewijzigd. Zo is de rente zeer hoog, zeker in vergelijking met het huidige rendement op een spaarrekening. Daarnaast behoort sparen bij de Belastingdienst tot het verleden, omdat in principe geen rente meer vergoed wordt. Gelukkig kunt u de hoge belastingrente voorkomen door tijdig een juiste voorlopige aanslag aan te vragen.
Tip: De Belastingdienst berekent pas rente vanaf 1 juli na afloop van het belastingjaar. Voor het belastingjaar 2015 wordt dus vanaf 1 juli 2016 belastingrente in rekening gebracht. Heeft u een gebroken boekjaar, dan moet u nu al opletten. Bij een gebroken boekjaar wordt namelijk vanaf de zevende maand na afloop van het boekjaar rente berekend. Eindigt uw boekjaar bijvoorbeeld op 1 juli 2015, dan bent u vanaf 1 januari 2016 rente verschuldigd. De belastingrente bedraagt momenteel voor de vennootschapsbelasting 8,05%. Voorkom deze hoge rente en zorg dat uw voorlopige aanslag overeenstemt met de werkelijkheid. Dit geldt niet alleen voor de vennootschapsbelasting. Voor andere belastingen (waaronder de inkomstenbelasting) is de rente misschien minder hoog, maar met 4% nog steeds fors.
Let op! Is uw aangifte 2014 nog niet ingediend en is de gerealiseerde winst anders dan waarmee in uw voorlopige aanslag(en) rekening is gehouden? Zorg dan zo snel mogelijk voor een nadere voorlopige aanslag en voorkom dat de hoge rente langer doorloopt dan nodig is.
Pas ook uw te hoge voorlopige aanslag aan
Sparen bij de Belastingdienst is al een tijdje niet meer mogelijk. Heeft u een bedrag van de Belastingdienst tegoed, bijvoorbeeld omdat uw voorlopige aanslag te hoog is, dan krijgt u over het algemeen geen rente vergoed.
Tip: Is uw voorlopige aanslag te hoog, verzoek dan om een lagere voorlopige aanslag. Laat u het geld bij de Belastingdienst staan, dan krijgt u hierover geen rente vergoed.
Beoordeel uw winst
Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 20%. Of komt u in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief? Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering over 2016 naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Tip: Wijkt uw winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente of, bij een teruggave, voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.
Vraag uitstel van betaling aan
Kunt u uw belastingschulden (tijdelijk) niet op tijd voldoen? Vraag dan kort telefonisch uitstel van betaling aan de Belastingdienst. De Belastingdienst verleent maximaal vier maanden uitstel van betaling. De Belastingdienst verleent alleen kort telefonisch uitstel als:
• uw totale openstaande belastingschuld minder dan € 20.000 bedraagt,
• u nog geen dwangbevel heeft gekregen voor de openstaande belastingschuld,
• in de openstaande belastingschuld geen onbetaalde vergrijpboete is begrepen,
• u voor de openstaande belastingschuld niet eerder uitstel van betaling kreeg en
• er geen sprake is van een aangifteverzuim, oftewel u heeft altijd tijdig aangifte gedaan.
Let op! Een belastingschuld waarvoor u uitstel van betaling heeft in verband met een bezwaarschrift telt niet mee voor de grens van € 20.000. Houd er ook rekening mee dat de Belastingdienst u wel invorderingsrente in rekening brengt.
Tip: Denkt u dat u uw openstaande belastingschulden niet binnen maximaal vier maanden kunt betalen? Vraag dan meteen schriftelijk uitstel van betaling aan voor een langere periode. De Belastingdienst verleent namelijk geen uitstel van betaling voor aanslagen waarvoor al eerder kort telefonisch uitstel van betaling is verleend.
Bedrijfsmiddel verkocht?
Vorm een herinvesteringsreserve Ga na of u dit jaar een bedrijfsmiddel verkocht heeft en daarbij boekwinst heeft behaald. U kunt dan de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. U moet dan wel een vervangingsvoornemen hebben en houden. De herinvesteringstermijn bedraagt maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel? Dan kunt u de herinvesteringsreserve afboeken op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel.
Tip: Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.
Laat uw herinvesteringstermijn niet verlopen
Heeft u in het verleden al een herinvesteringsreserve gevormd? Kijk dan of uw herinvesteringstermijn niet is verlopen. Dit betekent dat u de herinvesteringsreserve die u in 2012 gevormd heeft, nog vóór 31 december 2015 moet benutten. Zo niet, dan komt de herinvesteringsreserve vrij te vallen en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!
Let op! Gaat u de herinvesteringstermijn niet halen? U kunt dan in bijzondere omstandigheden en onder strikte voorwaarden de herinvesteringstermijn laten verlengen. Dit kan alleen met toestemming van de Belastingdienst.
Maak gebruik van uw ondernemingsverlies
Heeft u ondernemingsverlies geleden in het verleden, kijk dan of u deze op tijd kunt verrekenen met uw ondernemingswinsten. U kunt namelijk uw verlies in de vennootschapsbelasting verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende negen jaar (carry-forward). Uw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen in box 1 met positieve inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.
Tip: Loopt u het risico dat uw verlies verloren gaat vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.
Let op! Heeft u in 2009, 2010 of 2011 gebruikgemaakt van de verruimde verliesverrekening, dan bedraagt uw voorwaartse verliesverrekening maximaal zes in plaats van negen jaar. Een openstaand verlies uit 2009 kan dan alleen nog met een winst in 2015 verrekend worden en zal daarna verloren gaan.
Vraag een voorlopige verliesverrekening aan
Heeft u in 2014 een winst behaald, maar sluit u 2015 vermoedelijk af met een verlies? Dan kunt u de Belastingdienst na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2015 verzoeken om een voorlopige verliesverrekening. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2014. Let op! Voorlopige verliesverrekening levert u een liquiditeitsvoordeel op, want u kunt sneller beschikken over een deel van het nog terug te verwachten belastinggeld. De voorlopige verliesverrekening wordt naderhand verrekend met de definitieve verliesverrekening.
Tip: Heeft u in 2013 een winst behaald en heeft u 2014 met een verlies afgesloten? Vraag dan na indiening van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2014 om voorlopige verliesverrekening. Ook in dit geval zal de Belastingdienst dan alvast 80% van dit verlies 2014 verrekenen met de winst van 2013.
Houd rekening met wijziging van VAR naar modelovereenkomsten
De Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) verdwijnt en wordt vervangen door modelovereenkomsten. De Eerste Kamer moet nog instemmen, maar de plannen zijn bekend. Het was de bedoeling dat de VAR vanaf 1 januari 2016 zou worden afgeschaft, maar onlangs is bekend geworden dat dit is uitgesteld tot 1 april 2016.
Tip: Tot 1 april 2016 kunt u zich als opdrachtgever in ieder geval beroepen op de vrijwarende werking van de VAR. Als de VAR definitief is afgeschaft, kunt u alleen nog vrijwaring krijgen als u werkt volgens door de Belastingdienst beoordeelde en goedgekeurde modelovereenkomsten. Het is overigens niet verplicht om volgens zo’n overeenkomst te werken, maar u krijgt dan niet de gewenste vrijwaring. Op de website van de Belastingdienst is al een aantal beoordeelde en goedgekeurde modelovereenkomsten te vinden. U kunt bovendien uw eigen overeenkomst aan de Belastingdienst voorleggen ter goedkeuring.
Overleg met uw uitlener/onderaannemer over een G-rekening
Het is per 1 januari 2016 niet meer mogelijk om rechtstreeks te storten naar de Belastingdienst. De zogenoemde WKA-depotrekeningen worden per die datum opgeheven. Voor inleners en aannemers betekent dit dat een rechtstreekse storting hen niet meer vrijwaart van de inleners- en ketenaansprakelijkheid voor de loonheffingen en de btw. Vanaf 1 januari 2016 kan alleen een storting op een G-rekening van de uitlener of de onderaannemer nog vrijwaring opleveren.
Vraag btw over facturen van niet-betalende debiteuren terug
U kunt btw die u al heeft afgedragen maar niet (meer) van de debiteur kunt innen, terugvragen bij de Belastingdienst. Dit moet u doen in een apart verzoek. U kunt deze btw niet terugvragen op een suppletieformulier of in de normale btw-aangifte. Vraag de btw op tijd terug. Op dit tijd wil zeggen binnen één maand na afloop van het aangiftetijdvak waarin is gebleken dat de debiteur niet zal betalen.
Tip: Stuur de factuur mee.
Meld verbreken fiscale eenheid voor de btw zo snel mogelijk
Indien u niet langer voldoet aan de voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid voor de btw, loopt de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-schulden voor alle ondernemingen binnen de fiscale eenheid door tot het moment de Belastingdienst schriftelijk op de hoogte is gesteld van het verbreken van de fiscale eenheid. De fiscale eenheid wordt niet met terugwerkende kracht beëindigd. Meld daarom het verbreken van de fiscale eenheid btw zo snel mogelijk schriftelijk bij de Belastingdienst en voorkom dat de aansprakelijkheid langer dan noodzakelijk blijft bestaan.
Pas de KOR toe
Indien u op jaarbasis maximaal € 1.883 aan btw (na aftrek van voorbelasting) bent verschuldigd, komt u in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval hoeft u een deel van de btw niet hoeft te voldoen. Er geldt zelfs een vermindering van 100% indien u op jaarbasis niet meer dan € 1.345 aan btw bent verschuldigd. Ga na of u de KOR kunt toepassen.
Let op! De KOR kan alleen worden toegepast door natuurlijke personen.
Houd de herzieningstermijn in de gaten
Heeft u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het aanschafjaar en de negen opvolgende jaren wordt gecorrigeerd als die onroerende zaak meer of minder wordt gebruikt voor btw-belaste prestaties en btw-vrijgestelde prestaties. Als de verhouding van het gebruik btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf, dan moet u meer of minder btw betalen. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Uw adviseur kan u hierover meer vertellen.
Let op! Ook voor roerende zaken waarop wordt afgeschreven of waarop kan worden afgeschreven geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter vijf jaar.
Verricht uw huurder nog voldoende btw-belaste prestaties?
Verhuurt u een onroerende zaak en heeft u met uw huurder gekozen voor btw-belaste verhuur? Let er dan op dat uw verhuurder ten minste 90% (sommige situaties 70%) btw-belaste prestaties verricht. Doet hij dat niet meer, dan mag u niet langer btw-belast verhuren aan deze huurder, maar moet u vrijgesteld verhuren. Dit heeft gevolgen voor uw inkoop-btw – bijvoorbeeld op onderhoud –, die dan niet langer aftrekbaar is. Bovendien loopt u binnen de herzieningstermijn aan tegen gedeeltelijke herziening van de btw op de aanschaf van de onroerende zaak. Uw huurder is verplicht om u binnen vier weken na afloop van het boekjaar te informeren als hij de onroerende zaak niet ten minste 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt.
Let op! Als de huurder in een jaar niet voldoet aan de voorwaarde dat hij de onroerende zaak voor ten minste 90% btw-belast gebruikt, hoeft u niet in alle gevallen de btw-belaste verhuur met terugwerkende kracht te corrigeren naar vrijgestelde verhuur. Onze adviseurs kunnen u hierover nader informeren.
Tip: Vraag uw huurder om binnen vier weken na afloop van het boekjaar schriftelijk aan u te verklaren of hij de onroerende zaak ten minste 90% zakelijk gebruikt.
Verricht uw koper nog voldoende btw-belaste prestaties?
Heeft u een onroerende zaak verkocht en met de koper geopteerd voor btw-belaste verkoop? Dan geldt het jaar van levering en het daarop volgende jaar als referentieperiode. De koper moet binnen vier weken na afloop van die referentieperiode verklaren of hij de onroerende zaak voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Heeft hij de onroerende zaak voor minder dan 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt, dan wordt de levering van de onroerende zaak met terugwerkende kracht een btw-vrijgestelde levering. Dit heeft btw-gevolgen voor de verkoper en koper. Onze adviseurs kunnen u hierover meer vertellen.
Tip: Vraag de koper van de met btw geleverde onroerende zaak om binnen vier weken na de referentieperiode te verklaren of het btw-belaste gebruik ten minste 90% is.
Denk aan privégebruik auto in uw laatste btw-aangifte
Gebruikt u als ondernemer de auto van de zaak ook privé, dan moet u voor de btw met dit privégebruik rekening houden. De eventueel verschuldigde btw geeft u aan en betaalt u bij de laatste btw-aangifte van het jaar. De btw op de aanschaf, eventuele leasekosten, het onderhoud en het gebruik van een zakelijke auto kunt u aftrekken voor zover u de auto gebruikt voor belaste omzet. Als u deze auto ook privé gebruikt, moet u over het privégebruik btw betalen. U kunt daarvoor gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Voor de btw-heffing over het privégebruik gaat u dan uit van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.
Tip: Voor de auto die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) in de onderneming is gebruikt en tot uw bedrijfsvermogen hoort, geldt een lager forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik eveneens uitgaan van 1,5%.
Let op! U hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. U mag namelijk ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn dan de forfaitaire regeling. U moet dan wel een kilometeradministratie bijhouden.
Let op verlaagde drempel opgaaf ICL
Levert u aan ondernemers in andere EU-lidstaten? Dan moet u vanaf 1 januari 2016 uw opgaaf intracommunautaire leveringen (ICL) per maand doen indien het totaalbedrag van deze leveringen hoger is dan € 50.000 per kwartaal. Tot nu toe bedroeg deze drempel € 100.000.
Tip: Houd rekening met de verlaging van de drempel van € 100.000 naar € 50.000 en beoordeel of u vanaf 1 januari 2016 maandelijks ICP-opgaaf moet gaan doen. Zorg dat u tijdig opgaaf doet. Als de opgaaf ICP niet of niet tijdig wordt ingediend, kan de Belastingdienst verzuimboetes opleggen.
Tips voor de ondernemer en de inkomstenbelasting
Wilt u profiteren van een aantal aantrekkelijke ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek voor beginnende ondernemers en de meewerkaftrek, dan zult u moeten voldoen aan het urencriterium. Oftewel, u moet elk jaar minimaal 1.225 uren werken aan, in en voor uw onderneming. Bent u niet alleen ondernemer maar bijvoorbeeld ook werknemer, dan zit er een addertje onder het gras. U moet namelijk meer dan de helft van uw totale werktijd aan uw bedrijf besteden. Vergeet dus niet uw uren te administreren. Zo kunt u bij vragen of controle van de Belastingdienst in ieder geval aantonen dat u aan het urencriterium voldoet.Maak gebruik van de mkb-winstvrijstelling
Niet genoeg uren? Maak dan wel gebruik van de mkb-winstvrijstelling. Deze vrijstelling kunt u als ondernemer zonder meer toepassen en vermindert uw belastbare winst uit onderneming na ondernemersaftrek (zoals de zelfstandigenaftrek) met 14%. U bent zo minder belasting verschuldigd.Let op! Lijdt u verlies? Dan verkleint de mkb-winstvrijstelling dit verlies. De vrijstelling is in dat geval nadelig.Denk aan uw pensioen
U kunt als ondernemer geld opzijzetten binnen uw onderneming voor uw oude dag. Dit geld reserveert u in de oudedagsreserve. Voldoet u aan het urencriterium en had u aan het begin van dit jaar de AOW-leeftijd nog niet bereikt, dan mag u bij voldoende eigen vermogen een deel van de winst toevoegen aan uw oudedagsreserve. Over dit deel betaalt u dan nog geen inkomstenbelasting. Dit jaar bedraagt de toevoeging 9,8% van de winst. Het maximumbedrag bedraagt € 8.631.Let op! De oudedagsreserve zorgt voor uitstel van belastingheffing, maar niet voor afstel. Op de opgebouwde reserve rust nog een belastingclaim. Op enig moment, vaak als u stopt met uw onderneming, zult u moeten afrekenen. Overleg daarom met onze adviseurs of toevoegen aan de oudedagsreserve in uw geval aantrekkelijk is.Pensioen buiten uw onderneming
U kunt ook uw pensioen buiten uw onderneming regelen. Als ondernemer bepaalt u zelf of u naast de AOW nog een aanvullende oudedagsvoorziening wilt. Dat kan ook buiten de onderneming om, bijvoorbeeld met een lijfrente via een verzekeraar.Let op! Pensioenopbouw wordt beter beschermd. Zo hoeft u niet in te teren op reeds opgebouwd pensioen als u een beroep moet doen op de bijstand. Ook krijgen beginnende zzp’ers per 1 januari 2016 langer de tijd om te beslissen of zij willen blijven deelnemen aan het pensioenfonds van hun voormalige werkgever.Einde VAR in zicht
Het einde van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) komt steeds dichterbij. De Eerste Kamer moet nog instemmen, maar waarschijnlijk krijgt u vanaf 1 april 2016 te maken met het systeem van modelovereenkomsten. Als uw werk of de omstandigheden en voorwaarden waaronder u werkt niet veranderen, hoeft u voor 2016 geen nieuwe VAR aan te vragen. De VAR voor 2014 of 2015 blijft dan geldig totdat het werken met modelovereenkomsten wordt ingevoerd.Tip: Bent u een nieuwe ondernemer of veranderen de werkzaamheden of omstandigheden, dan kunt u voor het restant van 2015 en voor 2016 gewoon een nieuwe VAR aanvragen. Deze VAR blijft geldig tot het moment dat de modelovereenkomsten definitief worden ingevoerd. De verwachting is dat dit vanaf 1 april 2016 het geval is.Uw onderneming in een nieuw jasje?
Ga na of de bv-vorm wel of niet aantrekkelijk voor u is. De oprichting van een bv is eenvoudiger geworden. Ook is meer maatwerk mogelijk. Bij oprichting van de bv hoeft u niet langer een minimumkapitaal te storten van € 18.000. Wel kunt u als bestuurder of aandeelhouder eerder aansprakelijk gesteld worden voor schulden van de bv.
Tips voor de bv en de dga
Nieuwe gebruikelijk loonregels toegepast?
Ga na of u de nieuwe aangescherpte regels voor het gebruikelijk loon heeft toegepast. Uw loon bedraagt het hoogste van de volgende bedragen:• 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
• het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);
• € 44.000.Onder voorwaarden is het mogelijk om uw loon lager vast te stellen. Onze adviseurs kunnen u hierover meer vertellen.Emigreren kan duurder worden
Denkt u er als aanmerkelijk belanghouder over na om te emigreren? Houd er dan rekening mee dat dit sinds 15 september 2015 fiscaal duurder kan zijn. De Belastingdienst legde bij emigratie haar claim altijd al vast in een conserverende aanslag. Vanaf 15 september 2015 zijn de voorwaarden echter strenger geworden. Zo leiden winstuitdelingen na emigratie in alle gevallen tot belastingheffing en vervalt de conserverende aanslag niet meer na tien jaar.Tip: Bent u voor 15 september 2015 geëmigreerd, dan gelden de nieuwe regels niet voor u. Bent u van plan om te emigreren, neem dan contact op met uw adviseur. Onder omstandigheden zien wij ingeval van emigratie nog steeds mogelijkheden om de belastingpositie van u als aanmerkelijk belanghouder te optimaliseren.Geld geleend van uw bv voor uw eigen woning?
U heeft een informatieplicht Heeft u geld geleend van uw bv voor uw eigen woning? Dan moet u verplicht bepaalde gegevens doorgeven aan de Belastingdienst. Deze informatieplicht geldt alleen voor eigenwoningleningen waarvoor vanaf 1 januari 2013 de aflossingsverplichtingen gelden. Vergeet niet te voldoen aan deze informatieplicht, anders verliest u uw recht op renteaftrek in box 1. De verplichting houdt in dat u van een afgesloten lening in 2015 de gegevens uiterlijk verstrekt bij uw aangifte inkomstenbelasting 2015, maar uiterlijk op 31 december 2016. Is de lening al eerder afgesloten maar zijn er wijzigingen in 2015, dan moet u uiterlijk voor 1 februari 2016 deze gegevens verstrekken.Tip: Voor het verstrekken heeft de Belastingdienst een modelformulier “opgaaf lening eigen woning”. Vanaf de aangifte inkomstenbelasting 2016 wijzigt de informatieverstrekking en verstrekt u de gegevens in uw aangifte inkomstenbelasting.Tip: Onlangs is aangekondigd dat de termijn voor informatieplicht met betrekking tot de wijzigingen in de lening wordt opgerekt van 1 februari 2016 naar 31 december 2016. U kunt zich echter pas met zekerheid op deze aankondiging beroepen als deze nader is uitgewerkt in een aangekondigd beleidsbesluit.Controleer de leningsovereenkomsten met uw bv
De leningsovereenkomsten die u sluit met uw bv moeten zakelijk zijn. Een lening is zakelijk als ook een onafhankelijke derde een dergelijke lening zou aangaan of verstrekken. Dit betekent dat de lening zakelijke voorwaarden moet bevatten. Controleer daarom uw bestaande leningsovereenkomsten. Waar moet u op letten? Of een leningsovereenkomst zakelijk is, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden en is geheel afhankelijk van de individuele feiten en omstandigheden. Een aantal aandachtspunten dat in ieder geval van belang is: schriftelijke vastlegging van de leningsovereenkomst met daarin een aflossingsschema, een terugbetalingsverplichting, zakelijke afspraken over de gevolgen wanneer u of de bv zich niet aan de afspraken houdt of kan houden en last but not least een zakelijke rente. Bovendien moeten er ook zekerheden zijn gesteld.Tip: Overleg met onze adviseurs of uw leningsovereenkomsten zakelijk zijn en wat de fiscale gevolgen kunnen zijn.Onduidelijkheid pensioen eigen beheer duurt voort
Als dga kunt u pensioen in uw eigen bv opbouwen (pensioen in eigen beheer). De laatste jaren is veel gesproken over de problemen met het pensioen in eigen beheer, zoals onder meer de problemen die ontstaan door het verschil in fiscale en commerciële waardering en de schijnbare onmogelijkheid om nog dividend te kunnen uitkeren bij aanwezigheid van een pensioen in eigen beheer. Op dit moment is er nog geen oplossing, maar heeft de staatssecretaris van Financiën wel een aantal ‘oplossingsrichtingen’ aangegeven:• volledige afschaffing van de mogelijkheid om pensioen in eigen beheer op te bouwen, eventueel in combinatie met een afkoopmogelijkheid voor de huidige pensioenen in eigen beheer;
• pensioen in eigen beheer via een oudedagsbestemmingsreserve;
• pensioen in eigen beheer via oudedagssparen in eigen beheer.Of een van deze oplossingsrichtingen gekozen gaat worden, is nog onduidelijk. Eind 2015 wordt een concreter voorstel van de staatssecretaris verwacht. De verwachting is dat eventuele veranderingen voor het pensioen in eigen beheer nog op zich laten wachten tot 1 januari 2017.Laat als dga uw verzekeringsplicht herbeoordelen
Per 1 januari 2016 wijzigen de regels voor de verzekeringsplicht van de dga. Mogelijk zorgen deze gewijzigde regels ervoor dat u vanaf 1 januari 2016 ineens wel verzekerd bent voor de werknemersverzekeringen, terwijl u dat voor die tijd niet was. Of andersom. Met name bij complexe structuren zouden zich wijzigingen kunnen voordoen. Let op! De beoordeling of sprake is van verzekeringsplicht of niet is complex. Daarbij komt dat de uitwerking van de jurisprudentie nog niet in alle gevallen duidelijk is. Onze adviseurs kunnen u hierover nader informeren.
Tip: Laat nu al beoordelen hoe de nieuwe regels voor verzekeringsplicht voor u uitwerken vanaf 1 januari 2016. Op die manier kunt u tijdig anticiperen op mogelijke veranderingen.
Tips voor de werkgevers
Benut uw vrije ruimte optimaal
Vanaf 1 januari 2015 past u verplicht de werkkostenregeling toe. Binnen de werkkostenregeling zijn aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet belast tot 1,2% van de totale fiscale loonsom (de vrije ruimte). Daarboven betaalt u 80% belasting. Heeft u nog voldoende vrije ruimte over, benut deze dan voor het einde van het jaar optimaal voor belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemers.Tip: Het is niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2015 over is door te schuiven naar 2016. Maar als u vrije ruimte over heeft, kunt u wel uw werknemers dit jaar nog een aantal belastingvrije vergoedingen of verstrekkingen geven.Houd rekening met het gebruikelijkheidscriterium
Het gebruikelijkheidscriterium legt een beperking op aan de vergoedingen en verstrekkingen die u onder kunt brengen in de vrije ruimte. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed of verstrekt wordt. Gelukkig heeft de Belastingdienst een doelmatigheidsmarge gegeven: vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per persoon per jaar beschouwt de Belastingdienst in ieder geval als gebruikelijk. Blijft u binnen deze marge, dan kunt u dus zonder problemen binnen het resterende deel van uw vrije ruimte een onbelaste vergoeding of verstrekking geven.Tip: Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400. U krijgt dan geen discussie met de Belastingdienst over de gebruikelijkheid.Let op! Het gebruikelijkheidscriterium wordt waarschijnlijk volgend jaar aangescherpt. Dat geldt niet voor de doelmatigheidsmarge.Vier kerst dit jaar eens anders met uw personeel
Door slim te schuiven met uw vergoedingen en verstrekkingen kunt u optimaal gebruikmaken van uw vrije ruimte. Zo kunt u bijvoorbeeld bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket besluiten om een nieuwjaarsgeschenk te geven. Of de kerstborrel buiten de deur vervangen door een nieuwjaarsborrel buiten de deur. En het bedrijfsfeestje is misschien begin 2016 net zo gezellig als eind 2015. Omdat deze verstrekkingen dan in 2016 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2016.Let op! Bedenk wel dat schuiven alleen zin heeft als u ook in 2016 niet met dezelfde dreigende overschrijding van de vrije ruimte te maken krijgt. Daarnaast kunt u bepaalde vergoedingen of verstrekkingen wellicht anders inrichten. De kerstborrel buiten de deur is met wat aankleding misschien wel net zo gezellig in uw bedrijfspand. En het scheelt u straks misschien wel 80% belastingheffing. Buiten de deur komt de kerstborrel bij aanwijzing immers ten laste van de vrije ruimte, terwijl de borrel binnenshuis op nihil is gewaardeerd.Let op! Gaat de borrel binnenshuis gepaard met een maaltijd, dan komt voor de maaltijd wel het forfaitaire bedrag van € 3,20 per werknemer ten laste van de vrije ruimte. Dit is echter altijd beduidend minder dan de werkelijke waarde van een maaltijd buiten de deur die anders ten laste van uw vrije ruimte was gekomen.Maak gebruik van de concernregeling
Bij overschrijding van de vrije ruimte biedt de concernregeling mogelijk een oplossing voor bv’s, nv’s en stichtingen. Door de concernregeling ontstaat een collectieve vrije ruimte. Dit heeft als voordeel dat een tekort in vrije ruimte bij het ene concernonderdeel gecompenseerd kan worden door een overschot bij een ander concernonderdeel.Let op! De concernregeling kan alleen worden toegepast bij een belang van minimaal 95%.Wijs uw vergoedingen en verstrekkingen vooraf aan
De werkkostenregeling brengt ook bepaalde administratieve verplichtingen met zich mee. Niet voldoen aan deze verplichtingen kan leiden tot onverwachte belastinggevolgen. Om gebruik te kunnen maken van uw vrije ruimte, moet u de vergoedingen en verstrekkingen bijvoorbeeld vooraf aanwijzen als eindheffingsbestanddeel in deze vrije ruimte. Doet u dat niet, dan worden deze vergoedingen en verstrekkingen individueel belast bij uw werknemers. De te betalen belasting is dan afhankelijk van de hoogte van het loon van de werknemer en kan oplopen tot 108,30% als u de belasting niet verhaalt op de werknemer.Let op! Ook gerichte vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen moet u aanwijzen als eindheffingsbestanddeel. Doet u dit niet, dan loopt u de kans om in plaats van 0% belasting tot 108,30% te moeten betalen. De manier van aanwijzen is niet wettelijk voorgeschreven. Aanwijzen kan bijvoorbeeld blijken uit de cao, een personeelsreglement, een arbeidsovereenkomst of anderszins. De Belastingdienst gaat er gedurende het kalenderjaar van uit dat sprake is van een aanwijzing in de vrije ruimte als u een vergoeding of verstrekking niet individueel heeft belast bij uw werknemer.Let op! Dit geldt niet als de Belastingdienst meent dat u door een vergissing de vergoeding of verstrekking niet individueel heeft belast of als niet voldaan wordt aan het gebruikelijkheidscriterium.Zorg dat uw administratie WKR-proof is
Aan het eind van het jaar moet uw administratie tonen welke vergoedingen en verstrekkingen zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de vrije ruimte. De wijze van verwerking is wettelijk niet voorgeschreven. Dat betekent dat u dit intracomptabel (in uw financiële administratie), maar ook extracomptabel (bijvoorbeeld in een apart Excelbestand) kunt doen. Niet verwerken is echter geen optie. De kans bestaat dat de Belastingdienst in dat geval de vergoedingen en verstrekkingen, ook als sprake is van een gerichte vrijstelling, individueel belast bij uw werknemers.
Beoordeel de mogelijkheden van uw vaste onkostenvergoedingen
Binnen de werkkostenregeling (WKR) kunt u nog steeds vaste onkostenvergoedingen toekennen aan uw werknemers. Als u deze vaste onkostenvergoeding aanwijst als eindheffingsbestanddeel in de vrije ruimte kan dit zelfs onbelast, zolang het totaal aan vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen de vrije ruimte niet overschrijdt. Overschrijdt u deze vrije ruimte wel, dan is het verstandig om de vaste onkostenvergoedingen tegen het licht te houden. Dit helpt u misschien niet met terugwerkende kracht, maar kan u in de toekomst wel 80% belastingheffing besparen.
Let op! U moet de vaste onkostenvergoeding wel aanwijzen als eindheffingsbestanddeel in de vrije ruimte. Verzuimt u dit, dan wordt de vaste onkostenvergoeding individueel belast bij uw werknemer. Door het aanwijzen van de volledige vaste onkostenvergoeding in de vrije ruimte wordt wellicht een groot gedeelte van deze vrije ruimte al gebruikt. En dat is jammer, omdat wellicht een aantal gerichte vrijgestelde vergoedingen of vergoedingen voor intermediaire kosten mogelijk is binnen de vaste onkostenvergoedingen.
Tip: Als (een deel van) uw vaste onkostenvergoeding gericht vrijgesteld is of als intermediaire kosten niet tot het loon behoort, houdt u meer vrije ruimte over om onbelast vergoedingen en verstrekkingen te doen. Beoordeel daarom of binnen uw vaste onkostenvergoeding nog mogelijkheden zijn voor gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten. Denk bijvoorbeeld aan:
• een vergoeding voor woon-werkverkeer à € 0,19 per kilometer (gerichte vrijstelling);
• een vergoeding voor het wassen van de auto van de zaak (intermediaire kosten);
• een vergoeding voor het internetgebruik thuis (gerichte vrijstelling: noodzakelijkheidscriterium);
• een vergoeding voor een mobiele telefoon (gerichte vrijstelling: noodzakelijkheidscriterium).
Heeft u mogelijkheden, dan is het goed om te weten dat er nog een aantal nadere voorwaarden geldt. Een van de belangrijkste is dat u vooraf een onderzoek moet doen naar de werkelijk gemaakte kosten (een steekproef). Onze adviseurs kunnen u hierover nader informeren.
Neem oudere werknemers in dienst
Doordat een aantal drempels wordt weggehaald per 1 januari 2016, wordt het voor u aantrekkelijker en gemakkelijker om een AOW-gerechtigde werknemer in dienst te houden of te nemen. Zo gaan per 1 januari 2016 onder meer de volgende regels gelden:
• De opzegtermijn bij het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met de AOW-gerechtigde werknemer is beperkt tot één maand. Voor andere werknemers geldt – afhankelijk van de duur van het dienstverband – een opzegtermijn van één tot vier maanden.
• Bij ziekte geldt een loondoorbetalingsplicht van dertien weken in plaats van maximaal twee jaar. Mogelijk gaat deze loondoorbetalingsplicht bij ziekte van de AOW-gerechtigde werknemer in de toekomst verder terug naar zes weken.
• Er gelden voor u minder re-integratieverplichtingen bij ziekte van de doorwerkende AOW’er.
• Het aantal tijdelijke contracten met een AOW-gerechtigde werknemer wordt verruimd. Bij cao kan worden bepaald dat na maximaal zes contracten of na maximaal 48 maanden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.
• U hoeft niet in te gaan op een verzoek van de AOW-gerechtigde werknemer voor uitbreiding (of vermindering) van zijn aantal te werken uren.
Let op! U krijgt ook te maken met nieuwe verplichtingen. Zo heeft de doorwerkende AOW’er recht op minimaal het minimumloon of een hoger loon als dit bij cao is bepaald. Bij reorganisatie bent u verplicht eerst uw AOW-gerechtigde werknemer te ontslaan. Dit gold al in de private sector, maar gaat nu ook gelden in de publieke sector.
Houd rekening met transitiekosten
Per 1 juli 2015 heeft u te maken met de transitievergoeding. Kort gezegd heeft iedere werknemer die twee jaar of langer bij u heeft gewerkt en waarbij u het initiatief heeft genomen tot het beëindigen dan wel niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, recht op deze vergoeding. De hoogte van de transitievergoeding hangt af van het aantal jaren dat de werknemer bij u in dienst is geweest en bedraagt maximaal € 75.000 bruto dan wel een jaarsalaris als uw werknemer meer dan € 75.000 bruto verdiende.
Tip: De transitievergoeding geldt ook voor de tijdelijke werknemer die minstens twee jaar bij u heeft gewerkt en van wie het contract op uw initiatief niet wordt voortgezet. Inventariseer daarom alle tijdelijke contracten, zodat u goed in beeld heeft aan welke werknemers u straks eventueel een transitievergoeding verschuldigd bent. Gezien de transitievergoeding is het aangaan van tijdelijke contracten met een totale duur van minimaal twee jaar wellicht ongewenst.
Let op! Bepaalde kosten mag u van de transitievergoeding aftrekken. Het gaat om zogenoemde transitie- en inzetbaarheidskosten. Uw werknemer moet nog wel voordat transitie- of inzetbaarheidskosten worden gemaakt, schriftelijk instemmen met het in mindering brengen van dergelijke kosten op de transitievergoeding. Zorg ervoor dat u dit nu al regelt door dit bijvoorbeeld vast te leggen in een studieovereenkomst. Schriftelijke instemming is niet nodig als over de aftrekbaarheid van kosten afspraken zijn gemaakt met vakbonden of met de ondernemingsraad en u hieraan gebonden bent.
Loonadministratie op orde?
Door de invoering van de WAS (Wet Aanpak Schijnconstructies) moet u vanaf 1 januari 2016 rekening houden met nieuwe maatregelen. Bent u daar al op voorbereid?
• Op de loonstrook moet u ook kostenvergoedingen specificeren die onderdeel zijn van het loon. Uit de specificatie moet duidelijk zijn waarvoor de kostenvergoeding is bedoeld.
• Het minimumloon moet giraal worden uitbetaald. Het meerdere mag contant worden uitbetaald.
• Verrekeningen met en inhoudingen op het wettelijk minimumloon zijn niet meer toegestaan, tenzij het een voorschot betreft en dit van tevoren is afgestemd met de werknemer.
Controleer de gedifferentieerde premie Wkh
Heeft u personeel in dienst dat is verzekerd voor de werknemersverzekeringen? Dan ontvangt u binnenkort een brief van de Belastingdienst met daarin uw percentage voor de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk). Controleer of deze gegevens juist zijn. Het percentage voor de gedifferentieerde premie Whk heeft u nodig voor uw aangifte loonheffingen.
Veranderingen op komst in personeelslening eigen woning
Verstrekt u aan uw werknemers een personeelslening eigen woning, houd dan rekening met veranderingen. Nu geldt nog een nihilwaardering voor een eventueel rentevoordeel dat ontstaat bij een dergelijke lening, omdat uw werknemer u minder rente betaalt dan dat hij kwijt zou zijn bij een andere kredietverlener. Die nihilwaardering van het rentevoordeel van de personeelslening eigen woning wordt afgeschaft per 1 januari 2016. In plaats daarvan wordt het rentevoordeel dan tot het belastbaar loon van uw werknemer gerekend. Dit voordeel is ‘loon in natura’ waarover u loonheffingen moet berekenen. Uw werknemer kan het belastbare rentevoordeel vervolgens in aftrek brengen binnen de eigenwoningregeling in de inkomstenbelasting.
Let op! U mag het eigenwoningrentevoordeel volgend jaar ook niet aanwijzen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling.
Tips voor de automobilist
Wilt u in een milieuvriendelijke nieuwe auto van de zaak gaan rijden? Schaf deze auto dan dit jaar nog aan. Auto’s met een CO2-uitstoot tot en met 50 gr/km hebben dan nog 60 maanden 7% bijtelling. Schaft u dezelfde auto aan in 2016, dan bedraagt de bijtelling gedurende 60 maanden 15%. Maar ook de iets minder zuinige auto met een CO2-uitstoot van 51 gr/km tot en met 82 gr/km zijn aantrekkelijker om in 2015 nog nieuw aan te schaffen. Bij aanschaf in 2015 geldt een bijtelling van 14% gedurende 60 maanden, terwijl bij aanschaf in 2016 de bijtelling 21% bedraagt gedurende 60 maanden. Heeft u een auto op het oog met een CO2-uitstoot van 83 gr/km tot en met 106 gr/km, dan zijn de verschillen minder groot: 20% bijtelling bij aanschaf in 2015 tegenover 21% bijtelling in 2016.Tip: Plan de aanschaf van uw auto van de zaak slim. Aanschaf in december 2015 kan u een flinke bijtelling schelen ten opzichte van aanschaf in januari 2016.Koop de auto met een CO2-uitstoot van 107 gr/km tot en met 110 gr/km in 2015 of 2017
Een nieuwe auto van de zaak met een CO2-uitstoot van 107 gr/km tot en met 110 gr/km valt bij aanschaf in 2015 gedurende 60 maanden in een bijtelling van 20%. Schaft u dezelfde auto in 2016 aan, dan bedraagt de bijtelling 25% gedurende 60 maanden, maar wacht u tot 2017, dan daalt de bijtelling weer naar 22% gedurende 60 maanden. Kunt u het nog volgen? Eén ding lijkt duidelijk. Aanschaf in 2016 lijkt voor uw bijtelling in ieder geval een onverstandige keus! Tip: Koop uw nieuwe auto van de zaak met een CO2-uitstoot van 107 gr/km tot en met 110 gr/km in 2015 of stel de aankoop uit naar 2017.Vergeet geen milieu-investeringsaftrek aan te vragen voor uw milieuvriendelijke auto
Schaft u nog in 2015 een milieuvriendelijke auto aan, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt voor (semi)-elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gr/km. Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.

Rijdt u in een zuinige auto, dan betaalt u nu mogelijk geen motorrijtuigenbelasting. Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gr/km geldt in 2015 een vrijstelling motorrijtuigenbelasting. Dit gaat in 2016 veranderen. Alleen voor personenauto’s zonder CO2-uitstoot geldt dan nog een vrijstelling motorrijtuigenbelasting. Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van 1 tot en met 50 gram geldt in 2016 een halve vrijstelling motorrijtuigenbelasting.Vooruitzichten voor de bijtelling auto van de zaak
Vanaf 2017 gaat het aantal bijtellingscategorieën omlaag. Het algemene bijtellingspercentage gaat in 2017 omlaag van 25 naar 22%. Voor de nulemissieauto (CO2-uitstoot 0) blijft een bijtelling gelden van 4% vanaf 2017. Vanaf 2019 geldt de 4%-bijtelling alleen voor de eerste € 50.000 van de cataloguswaarde; daarboven geldt een bijtelling van 22%. Schematisch ziet dit er als volgt uit:

Tips voor de woningeigenaar
Verkoop uw eigen woning slim rondom de jaarwisseling
Heeft u uw eigen woning verkocht en staat de overdracht gepland rondom de jaarwisseling? Plan de overdracht bij de notaris dan fiscaal slim. Verkoopt u uw eigen woning en behaalt u daarbij een winst? Dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris voor 1 januari plaatsvindt. Als u de winst dan niet direct gebruikt voor de aankoop van een nieuwe eigen woning, valt deze winst namelijk per 1 januari 2016 in de heffing van box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 4 januari 2016. Tip: Plan de overdracht van uw eigen woning net na de jaarwisseling. U bespaart daar mogelijk box 3-heffing mee. Draagt u uw eigen woning bij de notaris over voor 1 januari en wendt u de winst nog voor 1 januari aan voor de koop van een nieuwe eigen woning bij de notaris? Dan valt de winst op de verkoop van de eigen woning niet in box 3.Koop uw eigen woning slim rondom de jaarwisseling
Heeft u een eigen woning gekocht en staat de overdracht gepland rondom de jaarwisseling? Plan de overdracht bij de notaris dan fiscaal slim. Koopt u een eigen woning en betaalt u deze aankoop (gedeeltelijk) met eigen geld? Dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris na 1 januari plaatsvindt. Het eigen geld behoort dan namelijk per 1 januari 2016 nog tot uw vermogen in box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 30 december 2015.Let op! Het schuiven met de datum is niet altijd eenvoudig omdat uw koper (of bij koop uw verkoper) een ander belang kan hebben.Wacht met schenken voor de eigen woning
Wilt u uw zoon, dochter of iemand anders een bedrag schenken voor de eigen woning, wacht dan nog even. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen, maar de plannen zijn er al. Vanaf 2017 kunt u gebruikmaken van de verhoogde en verruimde vrijstelling voor een eenmalige schenking voor de eigen woning. De vrijstelling wordt dan structureel verhoogd van € 53.016 (bedrag 2016) naar € 100.000. Daarnaast komt de beperking te vervallen dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind, waardoor er ook buiten de gezinssituatie gebruik kan worden gemaakt van de vrijstelling. Wel blijft de beperking van kracht dat de begunstigde tussen 18 en 40 jaar moet zijn.Let op! De verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is eenmalig. De verkrijger kan hier eenmaal per schenker gebruik van maken. Heeft u als schenker ten aanzien van dezelfde verkrijger in 2013 of 2014 al gebruikgemaakt van de toenmalige vrijstelling van € 100.000, dan is dit vanaf 2017 niet meer mogelijk. Schenkt u aan uw zoon of dochter in 2015 of 2016 eenmalig een bedrag voor de eigen woning (maximaal € 52.752 respectievelijk € 53.016), dan mag u dit bedrag in 2017 of 2018 nog aanvullen tot € 100.000.Tip: Degene die de schenking ontvangt, moet deze gebruiken voor de eigen woning. Het gaat om de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning en de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld na verkoop van de eigen woning.Breng uw rente op restschuld in aftrek
Verkoopt u uw woning en blijft u met een restschuld zitten? Dan kunt u de rente op de restschuld in aftrek blijven brengen. Deze regeling geldt voor rente die u betaalt op een restschuld die is ontstaan tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017. De maximale periode voor aftrek van rente op restschulden bedraagt vijftien jaar.Tip: Ontvangt u een schenking voor de eigen woning, dan mag u dit bedrag ook gebruiken om de restschuld mee af te lossen.Dubbele woonlasten?
Maak gebruik van de verhuisregelingen Staat uw voormalige, leegstaande woning te koop of bent u nog niet verhuisd, maar heeft u al wel een nieuwe woning aangeschaft, dan heeft u gedurende het jaar waarin de woning leeg kwam te staan en de drie jaren daarna renteaftrek voor beide woningen. Staat uw voormalige eigen woning na de verhuur weer leeg, dan heeft u wederom recht op hypotheekrenteaftrek tot het einde van dezelfde driejaarstermijn van de verhuisregeling.Let op! Eindigt de verhuurperiode van uw woning na deze driejaarstermijn, dan gaat uw woning bij aanvang van de verhuurperiode definitief over naar box 3.Los een kleine hypotheek af
Heeft u nog maar een lage hypotheekschuld, dan kan het verstandig zijn om de hypotheek af te lossen. U hoeft namelijk geen eigenwoningforfait in aanmerking te nemen als u geen hypotheekrente in aftrek brengt. Vanaf het moment dat uw hypotheekrente net zo hoog of lager is dan uw eigenwoningforfait, lijkt aflossen daarom gunstig.Let op! Als u uw vermogen in box 3 gebruikt voor aflossing van uw eigenwoningschuld, houd dan wel rekening met de vermindering van uw box 3 vermogen. Dit is uiteraard gunstig voor de te betalen belasting in box 3, maar kan vervelend uitpakken als u op een later moment andere bestedingsdoelen zou hebben voor dit vermogen.Betaal uw hypotheekrente vooruit
Valt uw inkomen in 2016 in een lager tarief dan in 2015, dan is het mogelijk financieel aantrekkelijk om in 2015 uw hypotheekrente vooruit te betalen. Uw hypotheekrente wordt in 2015 dan nog afgetrokken tegen het hogere tarief. Let op! U mag maximaal de in 2015 vooruitbetaalde hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2016 in 2015 in aftrek brengen.Tweeverdieners krijgen meer hypotheekruimte
Bent u van plan een huis te kopen en heeft u de financiering nog niet in orde? Dan is het misschien verstandig om nog even te wachten. Met ingang van 1 januari 2016 krijgen tweeverdieners namelijk de mogelijkheid om meer geld te lenen voor de aankoop van een huis. Het tweede salaris gaat dan voor 50% (in plaats van nu 33%) meetellen.
Tip: Ook in 2016 blijft het mogelijk tot € 9.000 meer te lenen voor de aankoop van een energiebesparende woning met energielabel A++. Voor een volkomen energieneutraal huis kan zelfs maximaal € 27.000 extra geleend worden.
September 2015 – Prinsjesdag 2015
Het belastingplan 2016 staat nu eens een keer in het teken van belastingverlaging. Deze verlaging komt vooral werknemers en werkgevers ten goede. De tarieven in de tweede en derde belastingschijf gaan omlaag en de arbeidskorting stijgt fors. Werknemers met een gezin profiteren daarnaast nog van een verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting en van de kinderopvangtoeslag.Kleine spaarders
Ook ‘kleine spaarders’ worden in het zonnetje gezet. Zo krijgt sparen meer zin met een verhoging van de vrijstelling in box 3 van € 21.330 naar € 25.000. Daarnaast wordt het rendement op het vermogen voor kleine spaarders verlaagd door het forfaitaire rendement meer aan te passen aan de omvang van het gespaarde vermogen. 5 Wetsvoorstellen
Het belastingpakket van Prinsjesdag 2015 bevat vijf wetsvoorstellen: het Belastingplan 2016, Overige fiscale maatregelen 2016, Wet tegemoetkoming loondomein, Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds en Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015. In deze nieuwsbrief staan de belangrijkste fiscale maatregelen van Prinsjesdag 2015. Let wel: deze aangekondigde maatregelen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Dat betekent dat er nog wijzigingen kunnen worden aangebracht of dat bepaalde voorstellen toch geen doorgang vinden.MEER INFORMATIE OVER
* Alle belastingplichtigen
* Ondernemers
* Dga en bv
* Werkgevers
* Woningeigenaren
* Automobilisten
* Overige maatregelenWilt u de nieuwsbrief van Londen & Van Holland ontvangen? Als u onderstaand formulier invult, sturen wij u deze periodiek toe.Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
Maart 2015
Personeelsfeest toch belast
Personeelsfeest op externe locatie toch belast
De Belastingdienst is op 17 maart teruggekomen op een eerdere uitspraak met betrekking tot vrijstelling van personeelsfeesten onder de werkkostenregeling. Dit betekent dat het hapje, het lopende buffet, de drankjes, de reiskosten en eventuele overnachtingskosten over het algemeen toch niet buiten de heffing zullen blijven.
Eerdere uitspraken Belastingdienst
De Belastingdienst gaf in februari aan dat een personeelsfeest op een externe locatie dat plaatsvindt aansluitend op een studiedag, onder de vrijstelling kon vallen met betrekking tot de reis- en verblijfkosten. Alleen een eventueel optreden van een artiest zou loon vormen. Hier is de Belastingdienst nu op terug gekomen, via de veel gestelde vragen op haar website.
Personeelsfeest aansluitend op studiedag toch belast
Als u een studiedag op een externe locatie organiseert met aansluitend een personeelsfeest dan geldt volgens de Belastingdienst het volgende: de invulling van het programma is doorslaggevend bij de beoordeling van het karakter en of u dit onbelast kunt doen. Studiedagen zijn gericht vrijgesteld. De lunch en de reiskosten maken daarvan deel uit en kunt u daarom ook onbelast verstrekken.
Het personeelsfeest is zonder meer een aparte activiteit en heeft vooral een consumptief karakter. De kosten van dit feest zijn loon voor uw werknemers. U kunt dit loon ook aanwijzen in de vrije ruimte. Het gaat hierbij om de kosten voor het lopende buffet, het optreden van de beroemde artiest en eventuele andere consumpties.
Evenementen met vooral een zakelijk karakter wel vrijgesteld
>Uit de vragen en antwoorden van de Belastingdienst kan worden opgemaakt dat de Belastingdienst van mening is dat personeelsevenementen over het algemeen vooral een consumptief karakter hebben en daarom belast zijn. Een personeelsreis om het bedrijfsjubileum te vieren, een skivakantie om de samenwerking tussen uw werknemers te bevorderen, een teamuitje met partners van de werknemers, een middagje paintballen en een nieuwjaarsbijeenkomst vormen allemaal belast loon dat u naar keuze kunt aanwijzen in de vrije ruimte.
Tip:
Het personeelsevenement is wel vrijgesteld als het zakelijke karakter overheerst. Denk hierbij aan een zakelijk evenement voor uw zakenrelaties waaraan ook uw werknemers deelnemen of een seminar dat wordt afgesloten met een hapje en een drankje. Ook een ontbijtsessie voor uw werknemers op een externe locatie is gericht vrijgesteld als deze vooral een zakelijke karakter heeft.
Tip:
Helaas kan een personeelsfeest na een studiedag op een externe locatie over het algemeen dus toch niet onder een gerichte vrijstelling vallen. Dit is anders als u het personeelsfeest op uw eigen locatie organiseert. In dat geval kan dit personeelsfeest onbelast plaatsvinden. Nuttigen uw personeelsleden echter tijdens het feest ook een maaltij
Hogere transitievergoeding voor 50-plusser
Hogere transitievergoeding voor 50-plusser
Per 1 juli 2015 zal de huidige ontslagvergoeding plaatsmaken voor de transitievergoeding. Voor de werknemer van die op ontslagdatum 50 jaar of ouder is en minstens 10 jaar bij u in dienst is, geldt een overgangsregeling op basis waarvan zij (tot 2020) een hogere transitievergoeding ontvangen.
Let op!
De overgangsregeling is tijdelijk en geldt tot 2020. De overgangsregeling geldt bovendien alleen wanneer u in het laatste halfjaar voorafgaand aan het jaar waarin u de 50-plusser ontslaat, minimaal 25 werknemers in dienst heeft.
Hoe hoog is de transitievergoeding?
De transitievergoeding bedraagt kort gezegd voor een werknemer die na twee jaar wordt ontslagen 1/6 maandsalaris per periode van 6 maanden (1/3 maandsalaris per volledig dienstjaar). Na 10 jaar wordt de vergoeding opgehoogd naar 1/4 maandsalaris per periode van 6 maanden (1/2 maandsalaris per dienstjaar). Vanaf 50 jaar bedraagt de vergoeding 1/2 maandsalaris per periode van 6 maanden (1 maandsalaris per dienstjaar).
Rekenvoorbeeld
Stel u ontslaat op 31 december 2015 een werknemer die op dat moment 15 jaar bij u in dienst is. Het dienstverband is begonnen op 1 januari 2001. Op 1 april 2011 is deze werknemer 50 geworden. Hij was toen 10 jaar en drie maanden bij u in dienst. U berekent de transitievergoeding nu als volgt:
- periode 2001-2010: 1/6 maandsalaris x 20 halve dienstjaren = 3 + 1/3 maandsalaris
- januari 2011-juni 2011: 1/4 maandsalaris x 1 half dienstjaar = 1/4 maandsalaris
- juli 2011- december 2015: 1/2 maandsalaris x 9 halve dienstjaren = 4 + 1/2 maandsalaris
De totale transitievergoeding bedraagt dus 8 maandsalarissen + 1/12 maandsalaris.
Enig voorbehoud
Bovenstaand rekenvoorbeeld komt van Rijksoverheid.nl, de overheidssite waarop onder andere het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitleg geeft over diverse regels. In het voorbeeld wordt er van uitgegaan dat de verhoging naar 1/2 maandsalaris ingaat vanaf de eerste volledige periode van 6 maanden nadat iemand 50 jaar is geworden. Daar bestaat in de praktijk echter wat onduidelijkheid over. Kijkt men namelijk naar de letterlijke wettekst dan zou de periode van 6 maanden moeten gaan tellen vanaf de dag dat iemand 50 jaar wordt. De regel is dus niet helemaal duidelijk. Wellicht dat de rechter hier uiteindelijk het laatste woord over moet geven.
Let op!
Ook voor de 50-plusser kan de transitievergoeding niet meer bedragen dan maximaal € 75.000, of maximaal een jaarsalaris als iemand meer verdient dan € 75.000 per jaar.
Wijziging regels zorgverlof
Wijziging regels kort- en langdurend zorgverlof
Per 1 juli 2015 veranderen de regels voor kortdurend en langdurend zorgverlof. Wat moet u weten?
Kortdurend zorgverlof
Kortdurend zorgverlof is er om enkele dagen noodzakelijke zorg te geven aan inwonende (pleeg- of adoptie)kinderen, de partner of ouders. Deze groep wordt vanaf 1 juli 2015 verruimd (zie hierna). Als werkgever betaalt u minstens 70% van het salaris door, maar niet minder dan het minimumloon. Tijdens het zorgverlof bouwt uw werknemer vakantiedagen op.
Uw werknemer kan meerdere keren per jaar kortdurend zorgverlof opnemen. Er geldt wel een maximum aantal uren. Dit is twee keer het aantal uren dat uw werknemer per week werkt in een periode van 12 maanden. De periode van 12 maanden gaat in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten.
Voorbeeld: Als uw werknemer 36 uur per week werkt, kan uw werknemer per 12 maanden in totaal 72 uur kortdurend zorgverlof opnemen.
Tip:
Pas de regeling voor kortdurend zorgverlof in uw arbeidsvoorwaarden per 1 juli 2015 aan.
Langdurend zorgverlof
Langdurend zorgverlof is er om voor langere tijd voor een ernstig zieke partner, kind of ouder te zorgen. U als werkgever hoeft het salaris tijdens het verlof niet door te betalen, maar uw werknemer bouwt tijdens het verlof wel vakantiedagen op.
Uw werknemer kan per 12 maanden maximaal 6 keer het aantal uren dat uw werknemer per week werkt opnemen. U kunt met uw werknemer afspreken dat het verlof over maximaal 18 weken wordt verdeeld. In overleg kunt u met uw werknemer andere afspraken maken.
Let op!
Langdurend verlof moet uw werknemer schriftelijk aanvragen, minstens twee weken voordat het verlof ingaat.
Uitbreiding kort- en langdurend zorgverlof
Vanaf 1 juli 2015 kunnen werknemers ook kort- en langdurend zorgverlof opnemen voor de noodzakelijke zorg aan:
- grootouders, kleinkinderen, broers en zussen (tweedegraads bloedverwanten),
- andere huisgenoten dan de kinderen of partner (bijvoorbeeld een inwonende tante),
- mensen met wie uw werknemer een sociale relatie heeft (bijvoorbeeld een buurvrouw of vriend) en die van de hulp van uw werknemer afhankelijk zijn.
Geen kort- en langdurend zorgverlof bij ernstige problemen voor werkgever
Als werkgever kunt u het verlof alleen weigeren als het bedrijf hierdoor in ernstige problemen komt. De wet heeft het over een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Als het zorgverlof is begonnen, mag u dit als werkgever niet meer stoppen. Wel mag u achteraf vragen naar bijvoorbeeld een doktersrekening of een afspraakbevestiging voor een medisch onderzoek.
Let op!
In de cao of regeling met de ondernemingsraad kunnen andere afspraken staan. Als dit zo is, gelden die afspraken.
Wijzigingen in de 30%-regeling per 2015
Wijzigingen in de 30%-regeling voor de buitenlandse werknemer per 2015
Met ingang van 1 januari 2015 is de 30%-regeling voor buitenlandse werknemers op twee punten aangepast. Allereerst is inkomensnorm is geïndexeerd en ten tweede is de doelgroep waarvoor de 30%-regeling geldt, verduidelijkt.
30%-regeling
Met de 30%-regeling mag u kort gezegd onder voorwaarden en zonder nader bewijs maximaal 30% van het loon, inclusief de vergoeding, onbelast vergoeden aan de werknemer die u in het buitenland heeft geworven. Het moet gaan om een werknemer met specifieke deskundigheid die in Nederland schaars is.
Inkomensnorm
Om te beoordelen of een werknemer over specifieke deskundigheid beschikt, geldt een inkomensnorm. Deze norm is per 2015 geïndexeerd. Het belastbaar loon dat buitenlandse werknemers in 2015 minimaal op jaarbasis moeten ontvangen (exclusief de onbelaste vergoeding) bedraagt:
- Voor werknemers jonger dan 30 jaar met een mastertitel: € 27.901;
- Voor overige werknemers: € 36.705.
Werknemers die wetenschappelijk onderzoek doen bij bepaalde instellingen en artsen in opleiding tot specialist, hoeven niet aan een inkomensnorm te voldoen.
Verduidelijking doelgroep
Per 2015 is ook het begrip mastertitel verduidelijkt. Onder mastertitel wordt begrepen een Nederlandse mastertitel in het wetenschappelijk onderwijs of een gelijkwaardige buitenlandse titel.
Doe de Waadi-check
Doe de Waadi-check
Voor intermediairs (uitleners) die personeel ter beschikking stellen aan inleners, geldt sinds 1 januari 2012 een registratieplicht bij de Kamer van Koophandel op grond van de Wet Allocatie Arbeidskrachten voor Intermediairs (Waadi).
Registratieplicht
De registratieplicht geldt voor alle werkgevers die arbeidskrachten tegen een vergoeding beschikbaar stellen aan anderen en is dus niet alleen van toepassing op uitzendbureaus, maar ook op gewone ondernemingen. Dit betekent dus dat ook niet-bedrijfsmatige uitleners in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel moeten vermelden dat ze (al dan niet incidenteel) arbeidskrachten ter beschikking stellen.
Huurt u arbeidskrachten in? Doe de Waadi-check!
De Waadi is ook van belang voor ondernemingen die arbeidskrachten inlenen. Inleners mogen namelijk geen gebruik maken van de diensten van uitleners die niet goed geregistreerd staan. Inleners kunnen dit controleren op www.kvk.nl/waadi.
Let op!
Zowel de uitlener als de inlener kunnen een boete kunnen krijgen wanneer de uitlener niet goed geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel. Deze boete bedraagt in beginsel € 12.000 per werknemer en kan thans oplopen tot maximaal € 48.000 .
Ook registratieplicht voor de DGA en zzp’er!
De registratieplicht kan ook gelden voor zelfstandigen/ondernemers en directeur-grootaandeelhouders (DGA’s). Of dit het geval is verschilt per situatie. Volgens Rijksoverheid.nl zijn er drie constructies waarbij de registratieplicht Waadi mogelijk van toepassing is. Dit is het geval als:
- u als DGA werkzaamheden voor derden verricht door uzelf uit te lenen via uw BV. In dit geval bent u in loondienst van uw BV, waardoor u als arbeidskracht kwalificeert.
- u zelf arbeidskrachten ter beschikking stelt, bijvoorbeeld omdat u als uitzendbureau of payroller werkt.
- u andere zelfstandigen inhuurt voor een opdracht van een opdrachtgever. Te denken valt aan de situatie dat u als (hoofduitvoerder) een opdracht heeft aangenomen van een opdrachtgever. Voor het uitvoeren van die opdracht heeft u als hoofduitvoerder één of meerdere andere zelfstandigen aangetrokken die niet door de opdrachtgever, maar door u worden uitbetaald.
Let op!
DGA’s die zich ten onrechte niet hebben geregistreerd, maar die 90% of meer van de aandelen in hun BV houden, krijgen op grond van het huidige beleid geen boete opgelegd. Voor DGA’s met minder dan 90% van de aandelen geldt wel gewoon een boeterisico.
Wilt u meer informatie over de mogelijke gevolgen van de Waadi voor uw onderneming, neemt u dan contact met ons op. Uiteraard zijn wij u ook graag van dienst bij het verzorgen van de eventuele registratie bij de Kamer van Koophandel.
Brengt u de juiste btw in rekening?
Brengt u de juiste btw in rekening aan particulieren?
Verkoopt u vanuit Nederland binnen de EU goederen aan particulieren of organisaties die niet btw-plichtig zijn? En gaat het niet om nieuwe of bijna nieuwe vervoermiddelen? Dan moet u Nederlandse btw in rekening brengen.
Maar let op, want er geldt een drempelbedrag dat per land verschillend is. Levert u in een jaar voor meer dan het drempelbedrag, dan moet u voor de leveringen boven het drempelbedrag de btw van dat land op uw factuur vermelden. Dit geldt voor de rest van dat betreffende jaar, maar ook voor het daaropvolgende jaar. Ook moet u zich dan aanmelden bij de belastingdienst van het betreffende land om daar de btw aan te kunnen geven.
Let op!
Heeft u in een jaar buitenlandse btw in rekening moeten brengen wegens overschrijding van de drempel? Dan moet u het daaropvolgende jaar over alle leveringen (ofwel afstandsverkopen) aan dat land ook buitenlandse btw in rekening brengen. Ook als u in dat jaar onder het drempelbedrag blijft.
Voorbeeld
Tot en met 4 september 2015 levert u voor € 99.500 goederen aan Franse particulieren. U brengt hierover Nederlandse btw in rekening en deze geeft deze btw in Nederland aan. Op 5 september 2015 verkoopt u voor € 700 goederen aan een Franse particulier. U overschrijdt daarmee het Franse drempelbedrag van € 100.000. U brengt over die levering en alle volgende leveringen in 2015 en 2016 Franse btw in rekening. Die btw draagt u af aan de Franse belastingdienst. U moet zich dan ook in Frankrijk laten registreren als ondernemer.
Let op!
- Houd per land bij of uw afnemers aftrekgerechtigd zijn en een btw-identificatienummer hebben.
- Houd per land bij of u met uw leveringen onder het drempelbedrag blijft. op de site van de Belastingdienst treft u een overzicht aan van de drempelbedragen per EU-land.
- Breng vanaf de levering waarmee het drempelbedrag wordt overschreden buitenlandse btw in rekening.
- Reik facturen uit aan alle afnemers aan wie u buitenlandse btw in rekening brengt, dus ook aan particulieren.
U kunt er per land ook voor kiezen om het drempelbedrag niet toe te passen en altijd buitenlandse btw in rekening te brengen. Hiermee kunt u in landen met een lager btw-tarief alle leveringen doen tegen het buitenlandse btw-tarief. Bovendien hoeft u dan niet ieder jaar het drempelbedrag in de gaten te houden. Dien daarvoor een verzoek in bij uw belastingkantoor. Na twee kalenderjaren kunt u er weer voor kiezen om de drempelbedragen wel weer toe te passen. U moet dit dan schriftelijk melden bij uw belastingkantoor.
Bewaar de administratie goed
Brengt u buitenlandse btw in rekening? Dan moet u kunnen aantonen dat dat juist is. Bewaar daarom alle relevante documentatie over de leveringen. Denk hierbij aan kopiefacturen, vrachtbrieven, pakbonnen, betalingsbewijzen, ‘voor ontvangst’ getekende kopiefacturen en vervoersverklaringen.
Het verkopen van uw onderneming
Het verkopen van uw onderneming: hoe bereik ik een optimaal resultaat?
De Nederlandse economie groeit weer voorzichtig. Het consumentenvertrouwen, alhoewel broos, neemt toe. In de fusie- en overnamemarkt wordt weer een toename verwacht van het aantal ondernemers dat hun onderneming wil verkopen. Vaak betreft het ondernemers die vanwege de economische omstandigheden in de afgelopen jaren gewacht hebben. Nu zijn zij echter op een leeftijd gekomen waarop overdracht van hun onderneming weer op de agenda gezet wordt. Echter, hoe begint u daar mee? Wat is belangrijk?
In de praktijk worden wij meer dan eens geconfronteerd met ondernemingen en ondernemers die graag willen verkopen, maar waarbij zij zelf of hun onderneming niet klaar is voor een verkoop. Soms komt men hier pas achter gedurende het verkoopproces. In dat geval zijn nadelige consequenties voor de uiteindelijke overnamesom niet ondenkbeeldig, of sterker nog, een transactie wordt uitgesteld of zelfs afgeblazen. In de huidige transactiemarkt zijn kopers uiterst voorzichtig. Ten opzichte van een aantal jaar geleden zijn potentiële kopers selectiever en meer risicomijdend.
Hoe kunt u nu als ondernemer het risico voor een potentiële koper minimaliseren en daarmee de slagingskans voor een succesvolle overname verhogen? Een eerste stap daar toe is het analyseren van uw onderneming en uw persoonlijke situatie. Met een mooie term noemen we dit het ‘verkoopklaar’ maken van uw onderneming. Met verkoopklaar maken bedoelen we duidelijk niet het oppoetsen van de cijfers zodat de winst van de onderneming hoger lijkt. Verkoopklaar maken houdt in onze beleving in dat een onderneming op moment van verkoop in een optimale conditie is om overgenomen te worden. Die optimale conditie heeft duidelijk niet alleen een financiële component, maar ook betrekking op: juridisch, fiscaal, organisatorisch, administratief en operationeel.
Daarnaast spelen timing en proces ook een belangrijke rol. Verrassingen en toeval dienen zoveel mogelijk te worden uitgesloten. Kopers hebben een hekel aan verrassingen. Dat schaadt het vertrouwen en vergroot het risicogevoel bij een koper, met een nadelige impact op prijs en proces tot gevolg.
Maar hoe pakt u een dergelijk proces nu aan? Hoe weet u of uw onderneming verkoopklaar is? Het is raadzaam om een dergelijk proces ruim voor een mogelijke verkoop op te starten. Indien er zaken zijn die veranderd moeten worden, kan dit soms wat tijd in beslag nemen. Denk hierbij aan het veranderen van de fiscale structuur of aan het professionaliseren van de administratie. Tien tips die u als ondernemer kunnen helpen in dit proces:
- Start tijdig met het identificeren van de belangrijkste waardebepalende factoren (value drivers) voor uw onderneming en stuur op deze variabelen. Hoe realiseert u uw omzet? Waarom komen klanten naar u toe? Heb ik inzicht in mijn kostenstructuur? Met welke producten maak ik de meeste marge? Waarom? Zijn de benodigde (vervangings)investeringen gedaan?
- Laat met enige regelmaat een waardering van uw onderneming uitvoeren. Welke inzicht heeft u in de factoren die de waarde van uw onderneming verhogen? Of verlagen? Welke invloed heeft u op deze factoren?
- Bepaal hoe afhankelijk is uw onderneming van u? Hoe kan u deze afhankelijkheid verminderen? Zijn er in uw onderneming mensen die u belangrijker wil maken? Of moet u extern management aantrekken?
- Zorg dat de administratieve processen accuraat zijn. Komen de maandcijfers tijdig binnen? Wat is de kwaliteit van uw managementinformatie? Kan u sturen op de informatie? Is uw administratie up to date?
- Zorg voor een goed gedocumenteerde klantadministratie. Zijn er met alle klanten goede afspraken gemaakt? Waar liggen deze vast?
- Zorg voor een juiste juridische en fiscale structuur. Zijn privé en zakelijk goed gescheiden middels verschillende vennootschappen? Kunnen de aandelen vrij worden overgedragen?
- Zorg dat u goed beeld heeft van de financierbaarheid van een transactie. Liggen prijsverwachting en financierbaarheid op één lijn? Hoe kijkt een bank tegen een mogelijke transactie aan? Zou u kunnen leven met een verkoop in delen? Of met een earn-out constructie? Welke opbrengst heeft u minimaal nodig om in uw levensonderhoud na de transactie te kunnen voorzien? Is die opbrengst realistisch?
- Zorg dat u op de hoogte bent van de ontwikkelingen in uw markt zodat timing optimaal is. Is uw grootste concurrent onlangs overgenomen? Wat betekent dat voor uw onderneming?
- Denk vroegtijdig na over uw mogelijkheden tot verkoop. Heeft u zicht op mogelijke kopers voor uw onderneming? Levert u een uniek product of dienst? Welke buitenlandse partijen zouden in uw onderneming geïnteresseerd kunnen zijn?
- En ten slotte: zorg dat u tijdig start met de analyse. Een te late start zorgt onherroepelijk voor problemen tijdens een cruciaal proces: het overdragen van uw onderneming. U kunt uw onderneming maar één keer verkopen!
Wanneer u vragen heeft over het verkoopklaar maken van uw onderneming of andere transactie-gerelateerde vragen heeft, kunt u altijd contact opnemen met Werner Leermakers (06 11 745 645). Werner is een transactieadviseur met meer dan 14 jaar ervaring en heeft tientallen transacties begeleid. Hij werkt als partner bij LVH Corporate Finance.
NIEUWSBERICHTEN
1. Definitieve streep door depotstelsel
Op 16 maart 2015 heeft de Belastingdienst bevestigd dat het depotstelsel definitief niet doorgaat. Het systeem van g-rekeningen blijft bestaan en wordt toekomstbestendig gemaakt.
Dit betekent voor het bedrijfsleven dat vrijwaring door storting op de g-rekening niet verandert. Ook de doelgroepen blijven hetzelfde. Tot slot gaat de verplichte g-rekening voor niet-gecertificeerde uitzendondernemingen voorlopig niet door en wordt de mogelijkheid voor zzp’ers om een g-rekening te openen niet verder verkend. Wel wordt het g-rekeningenstelsel toekomstbestendig gemaakt.
2. Subsidie praktijkleren: gratis voorlichtingsbijeenkomsten
Wilt u als werkgever meer weten over de Subsidieregeling praktijkleren? Met deze subsidieregeling kunt u compensatie krijgen voor de kosten die u maakt voor begeleiding van bepaalde studenten/deelnemers/leerlingen binnen uw bedrijf. Om werkgevers te informeren over deze subsidieregeling organiseert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) gratis voorlichtingsbijeenkomsten op verschillende data en locaties.
U kunt de Subsidieregeling praktijkleren voor het studiejaar 2014-2015 aanvragen vanaf 2 juni 2015 tot en met 15 september 2015 (17.00 uur). U kunt zich aanmelden voor een voorlichtingsbijeenkomst via de site van RVO.nl.
3. Speerpunten aangifte inkomstenbelasting 2014
Bij de aangifte inkomstenbelasting 2014 zal de Belastingdienst extra aandacht besteden aan de volgende service- en controlethema’s:
- Specifieke zorgkosten zoals dieetkosten, gezinshulp en medicijnen. Voor de aftrek van zorgkosten moet u aan bepaalde voorwaarden voldoen en er geldt een drempelbedrag. Alleen het deel van de kosten dat uitkomt boven een bepaalde drempel, is aftrekbaar.
- Kosten voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar. Deze aftrekpost is met ingang van 2015 komen te vervallen. In uw aangifte 2014 kunt u – als u voldoet aan de voorwaarden – nog wel een vast bedrag in aftrek brengen.
- Buitenlandse pensioenen.
- Buitenlands vermogen.
- Aftrek van kosten voor een Rijksmonumentenpand.
Ontvangt u straks een te betalen aanslag inkomstenbelasting en/of een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over 2014, dan krijgt u eenmalig automatisch vier maanden extra de tijd om het bedrag op de aanslag te betalen. Dit komt bovenop de standaard betalingstermijn van zes weken. Deze extra ruime betalingstermijn geldt voor aanslagen die worden opgelegd vanaf 1 mei 2015 tot en met 30 juni 2016.
4. Tweede Kamer stemt in met aanpak schijnconstructies
De Tweede Kamer heeft op dinsdag 3 maart 2015 ingestemd met de Wet Aanpak Schijnconstructies. Dat is goed nieuws voor werkgevers die veel last hebben van oneerlijke concurrentie van ‘malafide’ werkgevers die met constructies werknemers uit bijvoorbeeld het buitenland goedkoop in Nederland laten werken. Als ook de Eerste Kamer op tijd akkoord gaat, dan treedt de wet in werking per 1 juli 2015. De belangrijkste maatregelen uit de Wet Aanpak Schijnconstructies zijn:
- Opdrachtgevers die (behoren te) weten dat een werknemer wordt onderbetaald, kunnen hiervoor aansprakelijk worden gesteld. Bij ernstige onderbetaling kan een werknemer na zes maanden de hoofdopdrachtgever aansprakelijk stellen.
- Werkgevers mogen niet langer bedragen op het minimumloon inhouden of een deel van het minimumloon als onkostenvergoeding uitbetalen.
- De Inspectie SZW gaat de namen bekend maken van bijvoorbeeld bedrijven die werknemers onderbetalen.
- Minimumloon mag niet meer contant worden uitbetaald en loonstroken moeten transparanter.
- Werkgevers-en werknemersorganisaties en de Inspectie SZW gaan onderling informatie uitwisselen als het vermoeden bestaat dat een werkgever de cao-afspraken niet nakomt.
5. Handige factsheets over de Wet werk en zekerheid
Met de invoering van de Wet werk en zekerheid veranderen de regels voor het verlengen en het beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dit heeft grote impact voor uitzendkrachten, oproepkrachten en payrollmedewerkers. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft onderstaande factsheets beschikbaar gesteld:
Februari 2015
Elektrische auto belastingvriendelijk opladen
De (semi-) elektrische auto is in opkomst en niet in de laatste plaats omdat het bijtellingspercentage voor het privégebruik van een dergelijke auto veel lager is dan voor een andere zakelijke auto. Nu moet zo’n elektrische auto wel regelmatig worden opgeladen. Hoe werkt dat fiscaal?
In de praktijk bestond onduidelijkheid over de fiscale aspecten van een oplaadvoorziening (laadpaal) in of bij de woning van de werknemer voor de (semi-)elektrische auto die de werkgever ter beschikking stelt. Aan die onduidelijkheid maakte staatssecretaris Wiebes van Financiën onlangs een einde.
Het verstrekken en het plaatsen van een laadpaal voor de (semi-) elektrische zakelijke auto in of bij de woning van uw werknemer, mag onbelast plaatsvinden. Dit geldt ook als u de kosten (voor het plaatsen) van de laadpaal aan uw werknemer vergoedt.
Dit geldt echter niet voor de benodigde elektriciteit. Wel keurt de staatssecretaris goed dat u samen met uw werknemer overeenkomt dat uw werknemer de verbruikte elektriciteit voor de auto tegen kostprijs aan u doorlevert. U kunt deze kostprijs dan toch onbelast aan uw werknemer betalen.
Tip:
Tot die kostprijs behoren dan ook de kosten van een meter om het feitelijk gebruik te kunnen vaststellen.
En wat voor de werkgever/werknemer geldt, geldt ook voor de ondernemer met een zakelijke (semi-) elektrische auto. De kosten van (het plaatsen van) de laadpaal zijn aftrekbaar van de winst en de laadpaal leidt niet tot een hoger bijtellingsbedrag.
Let op!
Voor werknemers of ondernemers die met een eigen auto zakelijke kilometers rijden, gelden andere regels. Hier kan slechts € 0,19 per zakelijke kilometer onbelast vergoed worden. De kosten van een laadpaal of de kosten voor benodigde elektriciteit worden geacht te zijn begrepen in de € 0,19 per kilometer en kunnen dus niet daarnaast onbelast vergoed worden.
Doe de gebruikelijklooncheck!
De gebruikelijkloonregeling voor de directeur-grootaandeelhouder (dga) is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Check aan de hand van twee voorbeelden of u in 2015 nog steeds het correcte loon geniet.
Gebruikelijkloonregeling anno 2015
Met ingang van dit jaar moet uw loon volgens de hoofdregel worden vastgesteld op het hoogste van de volgende bedragen:
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking,
- het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of de daarmee verbonden vennootschappen (lichamen),
- € 44.000.
Afwijkende regel
Wanneer uw bv als inhoudingsplichtige aannemelijk kan maken dat het loon dat volgens de bovenstaande hoofdregel is berekend, hoger is dan 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, dan mag uw loon worden vastgesteld op:
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, maar
- minimaal op € 44.000 of – als het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 44.000 – op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
Twee voorbeelden
De gewijzigde gebruikelijkloonregeling blinkt niet uit in eenvoud. Daarom twee voorbeelden ter verduidelijking.
Voorbeeld 1:
Hoogste loon van een van de overige werknemers van de bv: € 120.000
Loon meest vergelijkbare dienstbetrekking: € 150.000
Hoofdregel: uw gebruikelijk loon dient het hoogste te zijn van € 120.000, € 112.500 (75% van € 150.000) en € 44.000. In casu dus € 120.000. Uw bv kan aannemelijk maken dat € 120.000 hoger is dan 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Dan geldt het volgende: € 120.000 is hoger dan € 112.500 (75% van € 150.000). Uw gebruikelijk loon kan worden vastgesteld op € 112.500.
Voorbeeld 2:
Hoogste loon van een van de overige werknemers van de bv: € 45.000
Loon meest vergelijkbare dienstbetrekking: € 50.000
Hoofdregel: uw gebruikelijk loon dient het hoogste te zijn van € 45.000, € 37.500 (75% van € 50.000) en € 44.000. In casu dus € 45.000. Uw bv kan aannemelijk maken dat € 45.000 hoger is dan 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Dan geldt het volgende: € 45.000 is hoger dan € 37.500 (75% van € 50.000). Uw gebruikelijk loon bedraagt nu € 44.000. Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking is immers € 50.000 en dat is niet lager dan € 44.000.
Let op!
Is uw gebruikelijk loon hoger dan € 44.000 en heeft u hierover afspraken gemaakt met de Belastingdienst, dan is deze afspraak per 1 januari 2015 komen te vervallen. Zolang de Belastingdienst geen contact met u heeft opgenomen voor een nieuwe gebruikelijkloonafspraak, mag u de afspraak nog blijven toepassen, mits u uw gebruikelijk loon verhoogt tot 75/70e van uw loon uit 2014.
Dubbele betaling ontslagvergoeding uitgesloten?
Vanaf 1 juli 2015 vervangt de transitievergoeding de huidige ontslagvergoeding: iedere werknemer die twee jaar of langer bij u heeft gewerkt (ook tijdelijke werknemers!) heeft recht op deze vergoeding als u de arbeidsovereenkomst wilt beëindigen dan wel niet wilt voortzetten.
Nu kan het zijn dat u op 1 juli 2015 nog gebonden bent aan een cao of bijvoorbeeld aan een individuele afspraak over een ontslagvergoeding of voorziening, zoals outplacement of aanvulling op de ww-uitkering. Het is niet de bedoeling dat u dan dubbel moet betalen. Daarom komt er een overgangsregeling.
Overgangsregeling
Details volgen nog, maar de hoofdlijnen zijn al wel geschetst. De overgangsregeling geldt wanneer afspraken over ontslagvergoedingen en voorzieningen definitief zijn aangegaan vóór 1 juli 2015 en de werknemer bij beëindiging van zijn dienstverband hieraan op of na 1 juli 2015 rechten kan ontlenen.
Lopende afspraken in een cao en/of sociaal plan, waarbij geen rekening is gehouden met de transitievergoeding, gaan voor op de transitievergoeding. Dit geldt totdat deze afspraken worden verlengd of gewijzigd, maar uiterlijk tot 1 juli 2016. Op deze hoofdregel zijn enkele uitzonderingen mogelijk. Zo is de overgangsregeling ook van toepassing wanneer een cao nawerking heeft of stilzwijgend wordt verlengd. Zolang u gebonden bent aan de ontslagafspraken in de cao bent u geen transitievergoeding verschuldigd!
Individuele afspraken
Heeft u in de lopende individuele arbeidsovereenkomst van uw werknemer een afspraak staan over ontslagvergoeding/voorziening, dan moet de werknemer bij ontslag kiezen tussen de transitievergoeding of de ontslagvergoeding/voorziening. Dit geldt zolang de werknemer zich kan beroepen op deze afspraak. De einddatum van 1 juli 2016 is hier niet van toepassing. U dient de werknemer wel adequaat te informeren over de hoogte van beide bedragen zodat hij een bewuste keuze kan maken.
Laag btw-tarief op woningonderhoud vóór de zomervakantie
Bent u van plan uw huis te verbouwen? Of is uw huis of tuin aan onderhoud toe? Profiteer nu nog van het lage btw-tarief op ‘renovatie en herstel van woningen’. Het verlaagde tarief geldt alleen voor de arbeidskosten. De klus moet zijn geklaard vóór 1 juli 2015, anders betaalt u toch nog 21% btw over alle kosten.
Stel, u laat een uitbouw plaatsen. Tegelijkertijd laat u de tuin opnieuw inrichten. Dat kost € 25.000, exclusief btw. Zonder verlaagd tarief betaalt u € 5250 btw. Rond u dit project af voor 1 juli 2015, dan bespaart u 15% op de arbeidskosten. Stel dat de arbeidskosten € 10.000 exclusief btw zijn. Dan bespaart u daarmee € 1500.
Woningen ouder dan 2 jaar
Niet alle woningen vallen onder de regeling. De woning moet al langer dan 2 jaar bewoond zijn. Ook schuren bij de woning, woonboten en woonwagens vallen onder de regeling. Woningen zonder permanente woonbestemming, zoals de meeste vakantiehuizen, vallen er niet onder.
1 juli 2015 harde deadline
Het 6%-tarief geldt alleen voor verbouwings- en herstelwerkzaamheden die worden afgerond in de periode 1 maart 2013 tot 1 juli 2015. Loopt de klus uit tot na deze periode, dan moet de aannemer u alsnog de eerder bespaarde btw in rekening brengen. Door de klus in deelprojecten te verdelen die elk afzonderlijk worden opgeleverd, kan het verlaagde tarief worden toegepast op de deelprojecten die vóór 1 juli 2015 worden opgeleverd. Zijn de verschillende deelprojecten niet los van elkaar te zien, dan moet de gehele klus vóór 1 juli 2015 worden opgeleverd.
Allerlei soorten werkzaamheden
Het btw-voordeel geldt voor het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden van (delen van) de woning. Bijvoorbeeld: verbouwingen, uitbouwen, onderhoud aan de cv-ketel, bouwtekeningen van architecten die de verbouwing begeleiden, tuinonderhoud door hoveniers en het laten maken en plaatsen van inbouwkasten en dakkapellen.
Tip:
Bespreek met de aannemer of het onderhoudsbedrijf dat de klus vóór 1 juli 2015 wordt afgerond. Verdeel de klus eventueel onder in deelprojecten, zodat het verlaagde tarief kan worden toegepast op de deelprojecten die vóór 1 juli 2015 worden opgeleverd. Let hierbij op de samenhang tussen de verschillende klussen.
Nieuwsberichten
1. Premiekorting werklozen voor kleine werkgevers
Wist u dat u als werkgever een premiekorting kunt krijgen als u een werkloze jongere, een oudere of een arbeidsgehandicapte in dienst neemt? Die premiekorting kan in voorkomende situaties oplopen tot € 7.000 per jaar per relevante werknemer. Kleine werkgevers kunnen nu echter niet optimaal profiteren van de premiekortingen. Daarom komt het kabinet met een uitvoeringsaanpassing zodat vanaf 2016 iedere werkgever (groot of klein) in gelijke mate van de premiekortingen gebruik kan maken. Meer details volgen in de loop van 2015.
2. Streep door constructie met tijdelijke arbeidscontracten
Werkt u met flexwerkers (tijdelijke werknemers) dan mag u met een werknemer maximaal drie arbeidscontracten voor bepaalde tijd sluiten, mits de gezamenlijke duur van deze drie overeenkomsten niet langer is dan drie jaar. Deze keten van arbeidscontracten start opnieuw na een tussenliggende periode van meer dan drie maanden. Overschrijdt u het aantal tijdelijke arbeidscontracten of de maximale duur dan ontstaat automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de praktijk gebeurt het wel eens dat na het maximale aantal arbeidscontracten voor bepaalde tijd er met een werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt gesloten tegelijkertijd met een vaststellingsovereenkomst. In deze vaststellingsovereenkomst is dan opgenomen op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt. De bedoeling is om zo de ketenregeling te omzeilen met het in feite toch creëren van een vierde contract voor bepaalde tijd. De Hoge Raad heeft echter recent een streep gezet door deze constructie. De ketenregeling kan dus niet worden omzeild.
Let op!
Vanaf 1 juli 2015 wijzigt de ketenregeling. U kunt dan nog steeds met de werknemer drie tijdelijke arbeidscontracten sluiten, maar de gezamenlijke duur wordt teruggebracht van drie naar twee jaar. Bovendien start de keten pas opnieuw na een tussenliggende periode van zes in plaats van drie maanden.
3. Subsidie voor een schone bedrijfswagen
Er komt een speciale regeling om ondernemers te stimuleren om hun vervuilende bestelauto te vervangen door een schoner exemplaar. Dat heeft staatssecretaris Mansveld van Milieu aangekondigd. Het gaat om een subsidie voor ondernemers met vervuilende bestelauto’s in gemeenten rond steden die een milieuzone voor bestelauto’s willen invoeren.
Afhankelijk van hoe schoon de nieuwe of gebruikte bestelauto is, kunnen ondernemers in de randgemeenten aanspraak maken op een subsidiebedrag tussen de € 500 en € 2.200. Wanneer de subsidieregeling wordt opengesteld is nog niet bekend. Een aantal grote steden heeft inmiddels een milieuzone ingevoerd voor vrachtauto’s. Dit is een gebied in de binnenstad waar alleen nog ‘schone’ vrachtwagens worden toegelaten. Binnen afzienbare tijd zullen enkele grote steden ook overgaan tot een milieuzone voor bestelauto’s. De gemeente Utrecht kent met ingang van dit jaar al een dergelijke milieuzone. De gemeente Amsterdam wil volgen vanaf 1 januari 2017.
4. Schenking ontvangen? Vergeet de aangifte niet!
Heeft u in 2014 schenkingen ontvangen, dan moet u wellicht aangifte schenkbelasting doen. Heeft u dat nog niet gedaan, doe dit dan alsnog vóór 1 maart 2015. Een aangifte schenkbelasting is niet nodig als de ontvangen bedragen onder de ‘normale’ vrijstelling voor de schenkbelasting vallen. Heeft u bijvoorbeeld van uw ouders in 2014 meerdere schenkingen ontvangen, maar is dit in totaal niet meer geweest dan € 5.229, dan hoeft u dus geen aangifte te doen. De aangifte moet vóór 1 maart 2015 bij de Belastingdienst binnen zijn. Bent u te laat, of vergeet u de aangifte schenkbelasting te doen, dan kan er een boete worden opgelegd.
5.Afdrachtvermindering onderwijs ook bij deelkwalificaties?
Per 1 januari 2014 is de afdrachtvermindering onderwijs afgeschaft en vervangen door de Subsidieregeling Praktijkleren. De Belastingdienst blijft echter voorlopig controleren of bedrijven de afdrachtvermindering onderwijs wel juist hebben toegepast, met als belangrijk standpunt dat deze afdrachtvermindering niet van toepassing is bij deelkwalificaties. Dit standpunt staat echter op losse schroeven nu hof Arnhem-Leeuwarden onlangs anders heeft beslist. Volgens het hof komen deelkwalificaties wel in aanmerking voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs. Staatssecretaris Wiebes van Financiën laat nu weten tegen deze uitspraak in cassatie te gaan. Het is dus afwachten op het eindoordeel van de Hoge Raad in deze kwestie.
Heeft u in het verleden de afdrachtvermindering onderwijs toegepast op deelkwalificaties of heeft er inmiddels een controle plaatsgevonden van de Belastingdienst, neem dan zo snel mogelijk contact met ons op. Het kan verstandig zijn om tijdig in bezwaar te gaan tegen aangebrachte correcties met een verzoek om het bezwaar aan te houden in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad.
6. Jaarlijkse informatieplicht voor de voormalig ANBI
Is de ANBI-status van uw instelling op of na 1 januari 2013 beëindigd? Had uw instelling op dat moment een ANBI-vermogen van meer dan 25.000? Indien beide vragen met ja zijn te beantwoorden, dan bent u verplicht de Belastingdienst jaarlijks te informeren over schenkingen en het vermogensverloop van uw instelling na beëindiging van de ANBI-status. De opgaaf van vermogen en schenkingen in 2013 van uw voormalige ANBI-instelling moet vóór 1 mei 2015 bij de Belastingdienst binnen zijn. Gegevens over het boekjaar 2014 moeten vóór 1 september 2015 zijn ingediend.
Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
Januari 2015
Auto 2015: wacht niet te lang met de aanschaf
Overweegt u de aanschaf van een nieuwe auto van de zaak, hou dan rekening met een aanscherping van de CO2-grenzen. Hoe milieuvriendelijker immers, hoe lager de bijtelling wanneer u de zakelijke auto voor meer dan 500 kilometer per jaar privé gebruikt.
Wordt uw nieuwe auto dit jaar voor het eerst op naam gesteld, dan gelden afhankelijk van de CO2-uitstootgrenzen de onderstaande bijtellingspercentages. Het maakt voortaan niet meer uit of het gaat om een diesel dan wel een benzineauto.
Soort auto | Bijtelling | CO2-uitstoot alle brandstofsoorten |
Nulemissie | 4% | 0 |
Vrijwel nulemissie | 7% | 1 t/m 50 |
Zeer zuinig | 14% | 51 t/m 82 |
Zuinig | 20% | 83 t/m 110 |
Overig | 25% | Vanaf 111 |
Let op!
Het aanscherpen van de CO2-grenzen heeft niet tot gevolg dat u elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage wordt geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft namelijk gedurende 60 maanden geldig. Pas na deze periode wordt het percentage opnieuw vastgesteld.
Tip:
Wacht niet te lang met de aanschaf van een nieuwe zakelijke auto. Per 2016 worden de CO2-grenzen verder aangescherpt en wijzigt er het nodige in de bijtellingspercentages. Dan verdwijnt ook de 7%-bijtellingscategorie. Grote hervormingen in de autobelastingen zijn te verwachten vanaf 2017.
Aanzegplicht 2015
Heeft u werknemers in dienst met een tijdelijk contract en een looptijd van minimaal 6 maanden, dat eindigt op of na 1 februari? Let dan op! U moet uiterlijk een maand voor het aflopen van het contract aan de werknemer schriftelijk laten weten of u het contract wenst voort te zetten en zo ja, tegen welke voorwaarden. Doet u dit niet of te laat dan bent u een aanzegvergoeding verschuldigd. Maar hoe hoog is deze sanctie? Hoogte aanzegvergoeding
Wanneer u niet voldoet aan de aanzegplicht dan heeft de werknemer recht op een bruto maandsalaris. Bent u te laat met aanzeggen dan bent u een vergoeding naar rato verschuldigd.Voor de berekening van de aanzegvergoeding dient het bruto uurloon als basis. Is in het tijdelijk arbeidscontract een vaste arbeidsduur afgesproken dan vermenigvuldigt u het bruto uurloon met de arbeidsduur per maand. De uitkomst is het bruto maandsalaris.Is geen vaste arbeidsduur afgesproken, bijvoorbeeld in geval van een oproepcontract of een min-maxcontract, dan wordt het bruto maandsalaris gevonden door het bruto uurloon te vermenigvuldigden met de gemiddelde arbeidsduur. Deze gemiddelde arbeidsduur per maand berekent u door te kijken hoeveel uren de werknemer in de twaalf maanden voor het einde van het contract heeft gewerkt. Om te komen tot een arbeidsduur per maand deelt u dit door twaalf, of naar verhouding bij een korter durende arbeidsovereenkomst.Bestaat het loon uit provisie of stukloon dan bedraagt het bruto maandsalaris voor de aanzegvergoeding het gemiddelde van hetgeen is ontvangen aan provisie of stukloon.
Let op!
De aanzegvergoeding kent een vervaltermijn. De werknemer zal binnen drie maanden na de dag waarop de aanzegverplichting is ontstaan een beroep moeten doen op het door u niet nakomen van deze verplichting. U betaalt geen vergoeding in geval van faillissement, surseance van betaling of bij toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
Voorkomen beter dan genezen
Laat u niet verrassen door een aanzegvergoeding. Zorg er daarom voor dat u op tijd aanzegt. Voorkomen is per slot van rekening altijd beter dan genezen!
Vrijwilligers en werkkostenregeling: een prima combinatie
Vanaf dit jaar is de werkkostenregeling voor iedere werkgever verplicht. Wat betekent dit nu als u in uw organisatie veel met vrijwilligers werkt? We kunnen u geruststellen, want de echte vrijwilliger wordt namelijk niet als werknemer beschouwd. De vrijwilligersvergoeding gaat dan ook niet ten koste van de vrije ruimte. Vrijwilligersregeling
Voor vrijwilligers geldt een bijzondere regeling. Een vrijwilliger is iemand die niet bij wijze van beroep werkzaamheden verricht voor:
- een niet vennootschapsbelastingplichtige of hiervan vrijgestelde organisatie,
- een sportvereniging of sportstichting,
- een ANBI.
Let op!
De vrijwilliger mag niet in dienst zijn bij de organisatie, sportvereniging, sportstichting of ANBI.
De vergoeding die de vrijwilliger krijgt voor zijn werkzaamheden is een vrijwilligersvergoeding, oftewel een vergoeding die zo laag is dat dit niet in verhouding staat tot de omvang en de tijd gemoeid met de werkzaamheden. De vrijwilligersvergoeding mag niet meer bedragen dan € 150 per maand met een maximum van € 1.500 per jaar. In dat geval wordt de vrijwilliger niet als werknemer beschouwd.
Werkkostenregeling en vrijwilligersvergoeding
Nu de vrijwilliger geacht wordt niet in dienstbetrekking te zijn en zijn vergoeding geen loon is, telt de vrijwilligersvergoeding dan ook niet mee voor de bepaling van de loonsom waarover de vrije ruimte wordt berekend. Zolang de vergoedingen en verstrekkingen aan een vrijwilliger binnen de grenzen van de vrijwilligersregeling blijven, hoeft u deze in de werkkostenregeling niet aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel.
Let op!
De waarde van een kerstpakket of bijvoorbeeld een bedrijfsuitje telt mee voor de maximumbedragen van de vrijwilligersregeling.
Top 10 veranderingen per 1 januari 2015 voor de werkgever
Traditioneel begint voor ondernemers een nieuw jaar altijd met de nodige veranderingen. Voor u zijn de wijzigingen deze keer omvangrijk. Daarom hebben wij een top 10 samengesteld van belangrijke veranderingen per 1 januari 2015.
- De werkkostenregeling is vanaf dit jaar voor iedere werkgever verplicht. U kunt maximaal 1,2% van het totale fiscale loon (de vrije ruimte) besteden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen voor uw personeel.
- Bij een tijdelijk contract van zes maanden of langer moet u uiterlijk een maand voor het aflopen van het contract schriftelijk aan de werknemer laten weten of u het contract voortzet en zo ja, onder welke voorwaarden.
- U mag geen proeftijd meer opnemen in een tijdelijk contract van zes maanden of korter. Wordt een tijdelijk contract verlengd dan mag in het nieuwe contract geen nieuwe proeftijd worden opgenomen.
- Een concurrentiebeding in een tijdelijk contract kan alleen nog als u kunt aantonen dat sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Dit moet u schriftelijk en overtuigend motiveren.
- Payrollmedewerkers genieten voortaan dezelfde ontslagbescherming als werknemers die rechtstreeks bij u in dienst zijn.
- De regels voor het gebruikelijk loon zijn aangescherpt. Dit kan een verplichte salarisverhoging betekenen voor de directeur-grootaandeelhouder.
- De regels rondom diverse verlofregelingen zijn gewijzigd. Zo krijgen ouders (vaders) naast twee dagen kraamverlof voortaan een onvoorwaardelijk recht op drie dagen opname van ouderschapsverlof. Voor bevallingsverlof geldt onder omstandigheden een verlenging en verlof kan voortaan flexibeler worden opgenomen.
- Het wettelijk minimumloon is weer omhoog gegaan en bedraagt bijvoorbeeld voor werknemers van 23 jaar en ouder nu € 1.501,80 per maand bij een volledig dienstverband.
- De AOW-gerechtigde leeftijd is verhoogd naar 65 jaar plus drie maanden. Dit betekent dat de verzekeringsplicht en de premieplicht voor de werknemersverzekeringen ook doorlopen tot en met de dag voorafgaand aan de AOW. Ook de betaling van de werkgeversheffing Zvw duurt drie maanden langer.
- Het maximumdagloon voor de werknemersverzekeringen en het maximumbijdrageloon voor de Zvw per dag bedraagt € 199,90. Het maximumpremieloon werknemersverzekeringen en maximumbijdrageloon Zvw op jaarbasis is € 51.976 (260 loondagen).
Let op!
Ook in de loop van 2015 kunt u nog de nodige wijzigingen verwachten. Dan wordt bijvoorbeeld kort- en langdurend zorgverlof uitgebreid, komt er mogelijk een vervanging van de huidige Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) en gaan er per 1 juli 2015 nieuwe ontslagregels gelden waaronder een voorgeschreven ontslagroute, een transitievergoeding in plaats van de huidige ontslagvergoeding en een bedenktijd voor de werknemer bij ontslag met wederzijds goedvinden.
Kort nieuws
1. Doelmatigheidsgrens voor voorlopige aanslag vennootschapsbelasting
De meeste bedrijven die vennootschapsbelasting moeten betalen, kunnen in januari een voorlopige aanslag van de Belastingdienst tegemoet zien. Daarbij houdt de Belastingdienst voortaan rekening met een doelmatigheidsgrens. Dat betekent dat een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting alleen wordt opgelegd als het te betalen of te ontvangen bedrag € 100 of meer is. De doelmatigheidsgrens geldt voor voorlopige aanslagen die lopende het jaar worden opgelegd. Overigens geldt de doelmatigheidsgrens niet als u zelf verzoekt om een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting.In de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2015 baseert de Belastingdienst zich op gegevens van vorige jaren. Nu kan uw bedrijfssituatie er dit jaar heel anders uitzien. Controleer daarom de voorlopige aanslag goed. Verwacht u een hogere of een lagere belastbare winst dan waar de Belastingdienst in de voorlopige aanslag vanuit gaat, neem dan contact met ons op. Wij kunnen samen met u bekijken of het verstandig is om de voorlopige aanslag te wijzigen.
Let op!
Vanaf 2014 is de belastingrente voor de vennootschapsbelasting verhoogd en geldt nu de wettelijke rente voor handelstransacties met een minimum van 8%. Voor aanslagen vennootschapsbelasting 2014 gaat deze rente lopen vanaf 1 juli 2015. Blijkt uw belastbare winst over 2014 hoger te zijn dan het bedrag waarvoor een voorlopige aanslag is opgelegd, neemt u dan voor 1 april aanstaande contact met ons op om te voorkomen dat u belastingrente moet betalen.
2. Hoe hoog is uw inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet?
Als directeur-grootaandeelhouder bent u meestal niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. U betaalt dan zelf de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Dat gebeurt door inhouding van de bijdrage op uw nettoloon.
Voor u geldt in 2015 een lage bijdrage van 4,85% (2014: 5,4%) over een maximumbijdrageloon van € 51.976 (2014: € 51.414). De inkomensafhankelijke bijdrage kan dus niet meer bedragen dan € 2.520.
Let op!
Uw bv mag u een vrijwillige vergoeding geven voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Dit is echter niet voordelig, want de vrijwillige vergoeding is een brutovergoeding. Dat betekent dat over de vergoeding loonheffing én zorgverzekeringspremie moeten worden betaald. De bv kan ook kiezen om de belastbare vergoeding te laten vallen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Dit gaat dan wel ten koste van andere vrije vergoedingen.
Bent u wel verzekerd voor de werknemersverzekeringen, dan is de bv als werkgever de werkgeversheffing Zvw verschuldigd. U betaalt dan zelf geen bijdrage over uw loon. Voor de werkgeversheffing Zvw geldt in 2015 het hoge percentage van 6,95% (2014: 7,5%) over een maximumbijdrageloon van € 51.976 (2014: € 51.414).
3. Innovatiebox steeds populairder
De innovatiebox wint aan populariteit. Het aantal bedrijven dat hier gebruik van maakt neemt jaarlijks toe met circa 400. Dit blijkt uit een brief van staatssecretaris Wiebes van Financiën aan de Tweede Kamer over het gebruik van de innovatiebox in de jaren 2010 tot en met 2012. Later dit jaar volgt nog een evaluatie.
In 2010 maakten 910 bedrijven gebruik van de innovatiebox in de vennootschapsbelasting. In 2011 is dit aantal opgelopen naar 1419 om naar verwachting in 2012 uit te komen op ruim 1800 gebruikers.
De innovatiebox is een fiscaal instrument in de vennootschapsbelasting om innovatie te stimuleren. Hiermee kunt u aanzienlijk belasting besparen, want op verzoek geldt een effectieve heffing van 5%. Om de innovatiebox toe te kunnen passen, moet u winst behalen met een door u zelf ontwikkeld immaterieel activum waarvoor u een octrooi (of kwekersrecht) of een S&O-verklaring heeft gekregen. De voorwaarden zijn streng en er geldt een boxdrempel. Deze drempel houdt in dat de voordelen pas laag belast zijn, wanneer u de voorbrengingskosten heeft ingelopen.
Kunt u de innovatiebox toepassen dan mag u sinds 2013 ook kiezen voor een wat meer gebruiksvriendelijke forfaitaire regeling. Deze houdt in dat u 25% van uw totale winst mag aanmerken als voordeel voor de innovatiebox, zonder rekening te houden met een boxdrempel. De forfaitaire regeling kent een maximum van € 25.000 per jaar en is maximaal drie jaar toepasbaar. Daarna kunt u nog wel op de normale wijze de innovatiebox gebruiken, waarbij alsnog een boxdrempel geldt. Indien u verwacht meer dan 25% van uw winst te behalen met innovatieve activiteiten of wanneer u verwacht een groter voordeel te behalen dan het maximale bedrag van € 25.000 per jaar, dan is de reguliere innovatiebox waarschijnlijk voordeliger dan de forfaitaire regeling.
4. Minder opbouw oudedagsreserve in 2015
Ondernemers in de inkomstenbelasting kunnen gebruik maken van een speciale fiscale faciliteit om te sparen voor de oude dag: de oudedagsreserve. Dit jaar kunt u iets minder van de door u behaalde winst toevoegen aan deze oudedagsreserve. Het percentage is namelijk omlaag gegaan van 10,9% naar 9,8%. Ook het maximumbedrag is verlaagd.
Voldoet u aan het urencriterium en heeft u aan het begin van het jaar de AOW-leeftijd nog niet bereikt, dan mag u een deel van de winst toevoegen aan de oudedagsreserve. U betaalt over dit deel dan nog geen inkomstenbelasting. Dit jaar bedraagt de toevoeging aan de oudedagsreserve 9,8% van de winst, met een maximum van € 8.631 (2014: € 9.542).
De oudedagsreserve mag in principe niet meer bedragen dan het ondernemingsvermogen en de toevoeging wordt verminderd met eventuele pensioenpremies (bij verplichte deelname aan een beroeps-of bedrijfstakpensioenregeling) die van de winst worden afgetrokken. U kunt overigens deze pensioenpremies alleen in aanmerking nemen bij het bepalen van de winst als de premies binnen de fiscale begrenzingen blijven.
Let op!
De oudedagsreserve zorgt voor uitstel van belastingheffing, maar niet voor afstel. Op enig moment, vaak als u stopt met de onderneming, moet u afrekenen. Toevoegen aan de oudedagsreserve is meestal alleen aantrekkelijk als u nu in de hoogste belastingschijf zit.
5. Mogelijk volgend jaar wijziging eigenbeheerpensioen
Er is nog steeds geen pasklare oplossing voor de problemen met het pensioen in eigen beheer. Inmiddels wordt hard gewerkt aan mogelijke oplossingsrichtingen. Binnen nu en enkele maanden volgt meer duidelijkheid. Het streven is om per 2016 het pensioen in eigen beheer te wijzigen.
Het pensioen in eigen beheer in zijn huidige vorm kent een aantal knelpunten, die grotendeels worden veroorzaakt door het verschil tussen de fiscale en commerciële waardering van de pensioenverplichtingen. Vanwege de vele problemen zijn er enkele oplossingsrichtingen geschetst die op dit moment nader worden uitgewerkt. Een van de oplossingen waar het kabinet aan denkt is het invoeren van een geheel nieuw systeem: een oudedagsbestemmingsreserve. Deze reserve dient dan als vervanging van het pensioen in eigen beheer. De komende maanden moet blijken naar welke oplossingsrichting de voorkeur uitgaat. Zodra die duidelijkheid er is, zal een wetsvoorstel volgen. Het streven is dat per 1 januari 2016 de wijziging van het pensioen in eigen beheer van start gaat. Of dit haalbaar is moet nog blijken, want zorgvuldigheid gaat voor snelheid.
6. Schenken in 2015
Over een schenking moet in de regel schenkbelasting worden betaald. Gelukkig zijn er ook vrijstellingen, bijvoorbeeld voor een schenking aan uw (klein)kinderen.
Dit jaar mag u een maximumbedrag van € 5.277 belastingvrij schenken aan uw kinderen. Is uw zoon/dochter of diens partner tussen de 18 en 40 jaar oud, dan mag u eenmalig belastingvrij een bedrag schenken van € 25.322. Deze eenmalig verhoogde vrijstelling kan nog verder worden verhoogd tot € 52.752 als uw kind het geld gebruikt voor een buitengesepwoon dure studie of voor de eigen woning. Indien al eerder gebruik is gemaakt van een verhoogde vrijstelling, dan komt dit bedrag in mindering op de vrijstellingen van € 25.322 en € 52.752. Opa en oma mogen hun kleinkinderen dit jaar verrassen met een belastingvrije schenking van maximaal € 2.111.
Bij overlijden kan vermogen bij de erfgenamen belast worden tegen een hoger tarief dan wanneer het vermogen jaarlijks al (gedeeltelijk) wordt geschonken. Indien gewenst kunnen wij een schenkingsplan voor u opstellen, waaruit blijkt welk voordeel u kunt behalen door tijdens leven al vermogen te schenken aan bijvoorbeeld uw kinderen en/of kleinkinderen. Ook voor de situatie dat u uw kinderen nog niet direct de beschikking wilt geven over het geld, is het mogelijk om schenkingen te doen en het tariefvoordeel te benutten. Wilt u weten welke schenkingsopties er zijn en of het voor uw familie voordelig kan zijn om schenkingen te doen, neemt u dan contact met ons op.
Let op!
De tijdelijk verruimde schenkingsvrijstelling van € 100.000 voor de eigen woning is per 1 januari 2015 beëindigd.
Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
Publicatie Eindejaarstips 2014Voor u liggen de eindejaarstips voor 2014. In deze tips hebben wij zo veel mogelijk rekening gehouden met de plannen van het kabinet voor volgend jaar. Een aantal van deze plannen is echter nog niet definitief omdat ze nog door de Tweede en Eerste Kamer moeten worden goedgekeurd.
De tips zijn onderverdeeld in zeven categorieën: